3.4.Bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2:
1. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2017258047 van 20 december 2017, in wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 1] , met bijlage, (doorgenummerde pagina’s 3 1 001 – 3 1 003).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 19 december 2017 heeft de vertrouwensarts van Veilig Thuis Amsterdam-Amstelland, aan het politiebureau Elandsgracht te Amsterdam, een melding gedaan van vermoedelijke mishandeling van [naam slachtoffer] .
Op 5 december 2017 (
de rechtbank begrijpt 6 december 2017) is [naam slachtoffer] opgenomen in het AMC te Amsterdam. Op dat moment was er een halfzijdige lichamelijke verlamming aan de rechterzijde. Afasie en daarnaast ook hematomen op zijn hele hoofd, aan een arm en aan een flank. [naam slachtoffer] is vervolgens opgenomen op de IC.
Na uitgebreide consultatie van het Leck: kinderneurologen, kinderradiologen, vertrouwensartsen, kinderartsen kindermishandeling en andere experts op het gebied van dit letsel bij kinderen en gesprekken met ouders concludeert de behandeld arts dat er geen medische verklaring en geen verklaring van een accidentele toedracht gevonden kan worden bij dit letsel.
2. Een geschrift, zijnde het rapport ‘Medisch-forensisch onderzoek naar aanleiding van een vermoeden van toegebracht letsel bij een minderjarige’, met zaaknummer 2018.01.11.093 van 16 mei 2018, opgesteld door W.A. Karst, forensisch arts KNMG, als deskundige verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut (doorgenummerde pagina’s 3 28 01 – 3 28 17).
Dit geschrift houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Bij [naam slachtoffer] werd op 6 december 2017 vastgesteld dat in de linker hersenhelft sprake was van gebieden van hersenschade met hersenweefselverlies als gevolg van zuurstoftekort (infarct). Er was sprake van dergelijke infarcten op meerdere locaties in de linker hersenhelft, met name van de grijze stof aan de buitenzijde (de hersenschors), aan zowel de voorzijde, de achterzijde en mogelijk ook meer in het midden van de zijkant. Daarbij was op het scheidingsvlak tussen de grote en kleine hersenen wat bloed onder het harde hersenvlies.
Het gevolg van de hersenschade waren verlammingsverschijnselen aan de rechter arm en het rechter been.
Voor het geconstateerde hersenletsel is geen andere oorzaak gevonden dan een forse krachtsinwerking op het hoofd. De benodigde kracht lijkt hierbij behoorlijk groot te moeten zijn geweest. De bloeduitstorting onder het harde hersenvlies is daarbij
iets waarschijnlijkerbij een niet-accidentele dan bij een accidentele oorzaak.
Bij [naam slachtoffer] werden bij de ziekenhuisopname op 6 december 2017 verschillende huidafwijkingen geconstateerd. In het gelaat vielen met name de bevindingen bij het linker oog, de linker wang en de onderrug op. Onderhuidse bloedingen ontstaan doorgaans door botsende en/of samendrukkende krachtinwerking van buitenaf.
De huidletsels zijn
waarschijnlijkerbij een niet-accidentele dan bij een accidentele oorzaak (waarbij een accidentele oorzaak voor het letsel aan de linker wang vrijwel onmogelijk is, als het een bijtwond betreft).
De beschreven verklaringen van [naam slachtoffer] en [naam zus slachtoffer] (hard slaan tegen het gezicht en de andere lichaamslocaties, het gooien van [naam slachtoffer] tegen de vloer en/of meubels en het bijten in de wang) vormen een passende verklaring voor het geheel aan bevindingen.
3. Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam slachtoffer] in kindvriendelijke studio met nummer 2017258047 van 8 mei 2018(verhoor afgenomen op 26 april 2018),in wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 2] (doorgenummerde pagina’s 4 30 01- 4 30 36).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [naam slachtoffer] ( [naam slachtoffer] ), zakelijk weergegeven:
I = Interviewer
G = Gehoorde
( [naam slachtoffer] )
I: Maar hoe gaat het nu met jou, nadat je hier geweest bent?
G: Nou… Niet echt.
I: Niet echt. En vertel ‘s, wat bedoel je daar precies mee?
G: Dat ik de vorige keer zei dat m’n vriend van m’n moeder toch lief was?
I: Ja.
G: Maar dat was niet zo.
I: Dat was niet zo.
G: Hij zei dat, maar hij deed het niet bij [naam zus slachtoffer] en niet bij m’n moeder. Maar bij, bij mij alleen. Hij ging me ook heel vaak gooien en slaan. (…).
I: Ja.
G: En hij ging me ’s nachts ook heel veel slaan.
I: Ja.
G: Toen werd ik wakker. En, en toen ging ik weer ha! En toen en, en toen deed ie zo snel eh houdt m’n mond dicht. En hij zei eh ’s avonds ga ik je mond twee keer met Duct tape je mond vastmaken. En daarvan eh maar hij deed het niet, maar… En hij ging slaan, maar m’n vader. Maar m’n vriend z’n moeder niet, Hoppetee op de grond. En hij zei en eh en ik en hij duwde me over eh iets heen en toen zei hij, niet daar tegenaan, terwijl hij het zelf… En toen ging ie ook nog giga lachen. En dat vond ik niet leuk.
(..)
G: Nou, ik denk dat die ongeluk door hem komt. Ik denk door die, dat die ongeluk door hem komt. Omdat hij me gewoon ging gooien en hij ging me keihard in m’n oog slaan.
I: Ja.
G: Toen deed het heel zeer. En toen was hij ook een beetje dicht.
I: Ja.
G: En toen moest ik er ijs op hebben.
(..)
I: Hmhm. En als ie dan ging gooien, wat deed ie dan met jou?
G: Hij ging me in elkaar rammelen.
I: En vertel daar ’s alles over, hoe ging dat dan precies?
G: Eh dat hij, dat ik op de vloer ging en toen ging ie een klap geven en toen ging ie me weer gooien. En hij ging me op één dag heel veel of eh heel vaak gooien.
I: O ja. Weet jij nog wat er op de vloer lag?
G: Nee. En toen was er allemaal bloed.
(..)
I: Hmhm. En je zegt en dan ging ie slaan. En waar ging ie jou, waar begon ie jou te slaan dan?
G: Eh m’n wangen, hier. En ook nog op m’n gezicht. Ja en in m’n buik. Ja en dat was het denk ik.
I: En waar sloeg hij mee?
G: Met z’n vuist en met z’n hand. (…)
(..)
I: En hoe kwam het dat je in het ziekenhuis lag dan?
G: Ja, ik denk dat het door hem komt. Door de vriend van m’n moeder.
I: Dat denk jij. En hoe komt het dat je dat denkt?
G: Ja, omdat ie me slaat. En omdat hij me gooit. Ja en eh > en hij gooit en hij slaat me heel hard in m’n buik. En dat ik bijna moest overgeven.
(..)
G: Dat komt niet door omdat ik misselijk ben maar dat komt door hem, dat hij me heel hard in m’n buik ging slaan.
(..)
I: Dat weet je nog. En hoe vaak sloeg hij je dan in je buik?
G: Vaak. En maar hij ging me wel elke dag slaan.
4. Een proces-verbaal van tweede studioverhoor [naam zus slachtoffer] met nummer 2017258047 van 3 augustus 2018(verhoor afgenomen op 26 april 2018), in wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 3] (doorgenummerde pagina’s 4 35 01- 4 35 40).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [naam zus slachtoffer] , zakelijk weergegeven:
I = Interviewer
G = Gehoorde
( [naam zus slachtoffer] )
G: Nou, hoe het is gebeurd dat mijn broertje een herseninfarct heeft gekregen.
I: Nou, vertel daar ’s alles over.
G: Nou, het gebeurde zo. Wij waren thuis. Wij gingen slapen. En eh toen eh werd ik ’s avond werd ik wakker, een beetje ’s nachts, ’s avonds was het. En toen keek ik opzij. Mijn broertje sliep, die heet [naam slachtoffer] , trouwens. En die eh die sliep niet. Die was gewoon staand op de grond. En mama’s vriend die was ‘m aan het slaan. En dat gebeurde de hele nacht. Niet de hele nacht, elke dag bedoel ik. (…)
(..)
I: En dan heb ik ook nog vragen. Hè? Ja. Hé, vertel ’s van die ene keer dat je het zo heel goed weer, vertel daar nou ’s alles van. Hoe ging dat dan?
G: Nou, ik werd in brag geba… Bad gebracht wou ik zeggen, bed gebracht, bedoel ik. En eh > wij gingen toen slapen. En toen eh had ik heel erge dorst, ’s nachts. En eh toen eh keek ik of [naam slachtoffer] sliep. Maar in plaats van dat hij sliep, was ie gewoon aan het staan op de vloer. En dan eh stond er ook nog een tas, achter hem. En hij werd ook nog gegooid. Dus opgetild en gegooid. Met z’n hoofd op de grond. Met z’n hoofd tegen de muur en met z’n hoofd tegen keiharde bedleuning. (…)
I: Dat je zegt dat je het echt heel goed zelf hebt gezien hè.
G: Ja.
(..)
G: En toen eh toen gluurde ik zo een klein beetje. En toen zag ik mijn moeders vriend en zag ik [naam slachtoffer] . En toen zag ik mijn moeders vriend had dan [naam slachtoffer] vast en die sloeg hem dan met de, met z’n rechterhand.
(..)
G: Oké. Dan had ie ‘m zo met z’n linkerhand vast. En dan was, zijn rechterhand was gewoon vrij. En, en dit is mijn rechterhand. En toen sloe… Au. Toen sloeg ie zo op z’n gezicht, zo en … I: O. En wat zei, wat zei eh…
G: … pang op z’n buik, in z’n buik…
I: En maar…
G:… en op z’n rug.
(..)
G: Nou kijk, het gebeurde zo, het gebeurde nog, het gebeurde niet in januari. In januari kenden we hem nog niet. Maar in februari gebeurde het niet, in maart gebeurde het niet, maar in april, mei eh en de rest van de maand gebeurde het wel.
I: Hm, oké, oké.
G: En dat dikke oog komt ook eigenlijk niet door een mug.
I: O?
G: Die komt gewoon door een keiharde vuist in z’n oog.
(..)
I: Wat is dan het ergste wat je echt hebt gezien? Wat zeg je van nou, dat vond ik zo…
G: In z’n buik en in z’n oog. En op z’n rug.
I: En hoe deed ie dat dan op z’n rug?
G: Vuist.
I: O, met z’n vuist. Maar en hoe kan het dan er hier denk je een bloeding komt?
G: Ik denk door, door het gooien.
I: Door het gooien.
G: Ja, want hij werd elke dag werd ie gegooid.
5. Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam slachtoffer] in kindvriendelijke studio met nummer 2017258047 van 8 mei 2018, in wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 2] (doorgenummerde pagina’s 4 30 01- 4 30 36).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [naam slachtoffer] ( [naam slachtoffer] ), zakelijk weergegeven:
I = Interviewer
G = Gehoorde
( [naam slachtoffer] )
G: En toen, we gingen ook nog op een verjaardag van de vriend van m’n moeder z’n kant. Dat was wel leuk, maar toen dingen we daar ook douchen, dat mocht (…). En toen gingen we daar ook aankleden en toen ging ie in een kamer waar m’n neef slaapt, toen was [naam zus slachtoffer] stiekem effe aan het kijken. Dat vond ik wel eh goed van haar.
I: Ja.
G. En hij ging me ook klappen geven dan.
(..)
I: In de huiskamer ja. Weet je nog op welk adres dat is in Den Haag, waar dat gebeurd was? Hé en jij zegt van nou, toen ging eh [naam zus slachtoffer] met mama die gingen zich mooi aankleden en die gingen naar de kerk. En wat deed jij toen?
G: Toen kreeg ik eerst klappen en toen gingen we daar naar toe.
I: En hoe kwam het dat je klappen kreeg dan?
G: Ja, dat weet ik niet. En toen ging > hard en die bank was ook keihard. En toen ging hij keihard tegen die bank aangooien.
I: O. En waarmee kwam je tegen die bank aan dan?
G: Tegen, met m’n kop.
(..)
I: Hmhm. Ja. En welke verjaardag was dat, van die keer dat je daar ook ging douchen? Wie was er toen jarig?
G: M’n neef. Van eh een vriend van m’n moeder z’n kant.
I: O ja. En hoe heet die neef dan?
G. [naam neef] .
(..)
I: Oké, dus je ging naar de kamer van [naam neef] . En wat is daar gebeurd in die kamer van [naam neef] ?
G: Toen ging ik steeds achteruit, omdat ie me ging slaan.
(..)
I: O ja. Ja. Ja. En weet je ook waar dat huis is, in welke plaats?
G: Eindhoven.
6. Een proces-verbaal van tweede studioverhoor [naam zus slachtoffer] met nummer 2017258047 van 3 augustus 2018(verhoor afgenomen op 26 april 2018), in wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 3] (doorgenummerde pagina’s 4 35 01- 4 35 40).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [naam zus slachtoffer] , zakelijk weergegeven:
I = Interviewer
G = Gehoorde
( [naam zus slachtoffer] )
G: Nou, hij werd gekust. En eh op een gegeven moment zuigt hij ook, op een of andere manier. In plaats van zuigen was het bijten wat hij deed. En…
I: Hoe weet je dat?
G: Omdat ik, zelf toen ik thuiskwam zag ik een klein beetje een tandafdruk van eh hem. En toen eh vroeg ik aan [naam slachtoffer] wat is er gebeurd? En toen zei hij ik ben gebeten op m’n wang. (…)
(..)
I: En waar staat die mandir?
G: In Den Haag.
I: O, die staat helemaal in Den Haag.
G. Ja.
I: En waar bleven [naam slachtoffer] en de vriend…
G: Die, die kwamen wat later. Want [naam slachtoffer] was nog lekker aan het slapen.
(..)
I: Zijn d’r ook andere plekken waar het is gebeurd? Dat ie werd geslagen?
G: Dat slaan?
I: Ja.
G: En ja. Bij de zus van m’n moeders vriend gebeurt het ook wel ‘s. Maar dan gaan we daar logeren en dan wordt ie, dan wordt [naam slachtoffer] ook geslagen. En…
I: Waar woont die dan, die zus van de moeders vriend?
G: In Eindhoven.
(..)
I: Want je was ook bij Den Haag. Is het daar gebeurd?
G: Ja in Den Haag is het ook gebeurd.