Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 mei 2019 in de zaak tussen
[eiser] , te Meppen (Duitsland), eiser,
de raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 21 mei 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. De eiser, die zich heeft gemeld als gemachtigde voor de nalatenschap van een overledene, heeft geen machtiging ingediend om deze procedure te voeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overledene geen belanghebbende meer is in de zin van artikel 1:2, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De eiser heeft niet aangetoond dat hij de gezamenlijke erfgenamen vertegenwoordigt, noch heeft hij een machtiging van hen ingebracht. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat de eiser namens een belanghebbende optreedt.
De rechtbank heeft het beroep van de eiser niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb). De Svb had eerder het bezwaar van de eiser tegen een besluit niet-ontvankelijk verklaard. De eiser had op 25 maart 2018 bezwaar gemaakt, maar dit werd door de Svb afgewezen. De zitting vond plaats op 21 maart 2019, waarbij de eiser aanwezig was, maar de Svb niet. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat zonder de juiste machtiging van de overledene of de erfgenamen, de eiser niet kan optreden in deze procedure.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep. Tevens is er de mogelijkheid om een voorlopige maatregel te vragen indien de zaak spoedeisend is.