Op 26 april 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Hof van beroep Antwerpen in België. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 18 januari 2019. De opgeëiste persoon, die de Nederlandse nationaliteit heeft, was aanwezig bij de zitting op 12 april 2019, waar hij werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.H.M. Nijsten. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen over de overlevering.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. Volgens artikel 6, tweede lid, van de Overleveringswet (OLW) is overlevering van een Nederlander alleen toegestaan onder bepaalde voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden van toepassing zijn. De advocaat-generaal heeft een onvoorwaardelijke verzetgarantie gegeven, wat betekent dat de opgeëiste persoon de mogelijkheid heeft om verzet aan te tekenen tegen het vonnis in België.
De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, oplichting, zijn opgenomen in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overlevering kan plaatsvinden, omdat de opgeëiste persoon in België zal worden berecht en de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering toe te staan, waarbij de opgeëiste persoon wordt overgeleverd aan de Belgische autoriteiten.