ECLI:NL:RBAMS:2019:3635

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2019
Publicatiedatum
20 mei 2019
Zaaknummer
13/751050-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 Overleveringswet in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 april 2019 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Local Court of Cluj-Napoca in Roemenië. De vordering, ingediend door de officier van justitie, dateert van 4 februari 2019 en betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

Tijdens de zittingen op 15 maart en 12 april 2019 is de vordering behandeld. De officier van justitie, mr. M. Diependaal, en later mr. U.E.A. Weitzel, waren aanwezig, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. S. Guman. De rechtbank heeft de behandeling van de vordering geschorst om te wachten op antwoorden van de Roemeense autoriteiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de behandeling in hoger beroep in Roemenië, wat een belangrijke weigeringsgrond vormt volgens artikel 12 van de Overleveringswet (OLW).

De rechtbank concludeert dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW, omdat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de behandeling die tot het arrest heeft geleid. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen van de in artikel 12 OLW genoemde omstandigheden aanwezig zijn en dat de benodigde garanties niet zijn verstrekt. De beslissing om de overlevering te weigeren is genomen in het belang van een eerlijk proces en de rechten van de opgeëiste persoon.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751050-19
RK nummer: 19/838
Datum uitspraak: 26 april 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 4 februari 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 7 december 2018 door de
Local Court of Cluj-Napoca(Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1979,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit andere hoofde gedetineerd in de [plaats detentie] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 15 maart 2019
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 15 maart 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. Guman, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de antwoorden van de Roemeense autoriteiten op de gestelde vragen af te wachten.
Zitting 12 april 2019
De behandeling van de vordering is voortgezet op 12 april 2019. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel.
De opgeëiste persoon is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman, mr. S. Guman, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
Criminal Sentence No. 1663 from 03.10.2017 final on 11.10.2018 by the criminal decision No. 1136 from 10.10.2018 of the Court of Appeal of Cluj(Roemenië) en een
Prison Punishment Execution Mandate no. 1892/2017 from 11.10.2018 delivered in case no. 15284/211/2016 by the Local Court of Cluj-Napoca.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaar en 25 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog 1 jaar en 2 maanden. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
In onderdeel d) van het EAB is het volgende door de uitvaardigende justitiële autoriteit meegedeeld met betrekking tot de aanwezigheid ter terechtzitting van de opgeëiste persoon:

Yes, the person appeared in person at the trial resulting in the decision.
Vanwege onduidelijkheid over de aanwezigheid van de opgeëiste persoon in hoger beroep zijn door het Internationaal Rechtshulpcentrum aanvullende vragen gesteld.
Bij schrijven van 15 maart 2019 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit de volgende informatie verstrekt:

1. [opgeëiste persoon] was present at all the hearings in the first instance, being judged in a detention state in another case and was represented by an ex officio appointed solicitor.
2. At the appeal hearing, the said [opgeëiste persoon] had the right to participate and request the re-examination of the substance of the merits of the case, including the administration of new evidence.
The said [opgeëiste persoon] was not present at the appeal hearing, and only the ex officio appointed solicitor was present.
3. The said [opgeëiste persoon] was summoned at his home address, the notice was displayed, the mention according to which the addressee no longer lives at that address being ticked.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW.
De raadsman stemt in met het standpunt van de officier van justitie.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW.
Uit de voormelde informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit blijkt dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de behandeling in hoger beroep.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het arrest heeft geleid. Het arrest is verder gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, aanhef en onder a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin is de garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW verstrekt. Daarom moet de overlevering worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW.

4.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW zich voordoet, moet de overlevering worden geweigerd.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 5 en 12 OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Local Court of Cluj-Napoca(Roemenië).
STELT VASTdat de opgeschorte overleveringsdetentie is beëindigd.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. A.W.C.M. van Emmerik en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.G. Thijssen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 26 april 2019.
De jongste rechter is buiten staat mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.