Op 17 mei 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, een inwoner van Amsterdam, en de Belastingdienst Toeslagen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor kinderopvangtoeslag over het jaar 2018, maar deze aanvraag werd op 23 april 2018 afgewezen door de Belastingdienst. De afwijzing was gebaseerd op het ontbreken van noodzakelijke bewijsstukken, zoals bankafschriften en facturen, die nodig zijn om het recht op kinderopvangtoeslag vast te stellen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard in een besluit van 14 augustus 2018.
Tijdens de zitting op 9 mei 2019 was eiseres niet aanwezig, maar de Belastingdienst was vertegenwoordigd door een gemachtigde. Eiseres voerde aan dat zij wel degelijk had gereageerd op het verzoek om aanvullende informatie en dat zij alle gevraagde documenten had ingediend. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet alle benodigde informatie had aangeleverd, waardoor het recht op kinderopvangtoeslag niet kon worden vastgesteld. De rechtbank volgde het standpunt van de Belastingdienst dat er onvoldoende gegevens waren om de aanvraag te honoreren.
De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag om kinderopvangtoeslag terecht was en dat het beroep van eiseres ongegrond was. Eiseres kreeg geen gelijk en er werd geen proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 17 mei 2019, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.