ECLI:NL:RBAMS:2019:3589

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2019
Publicatiedatum
20 mei 2019
Zaaknummer
18/5765
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag kinderopvangtoeslag wegens onvoldoende gegevens

Op 17 mei 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, een inwoner van Amsterdam, en de Belastingdienst Toeslagen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor kinderopvangtoeslag over het jaar 2018, maar deze aanvraag werd op 23 april 2018 afgewezen door de Belastingdienst. De afwijzing was gebaseerd op het ontbreken van noodzakelijke bewijsstukken, zoals bankafschriften en facturen, die nodig zijn om het recht op kinderopvangtoeslag vast te stellen. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard in een besluit van 14 augustus 2018.

Tijdens de zitting op 9 mei 2019 was eiseres niet aanwezig, maar de Belastingdienst was vertegenwoordigd door een gemachtigde. Eiseres voerde aan dat zij wel degelijk had gereageerd op het verzoek om aanvullende informatie en dat zij alle gevraagde documenten had ingediend. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet alle benodigde informatie had aangeleverd, waardoor het recht op kinderopvangtoeslag niet kon worden vastgesteld. De rechtbank volgde het standpunt van de Belastingdienst dat er onvoldoende gegevens waren om de aanvraag te honoreren.

De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag om kinderopvangtoeslag terecht was en dat het beroep van eiseres ongegrond was. Eiseres kreeg geen gelijk en er werd geen proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 17 mei 2019, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/5765

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 mei 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres,

en

Belastingdienst Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: I.M. Genee).

Procesverloop

Bij besluit van 23 april 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om kinderopvangtoeslag over 2018 afgewezen.
Bij besluit van 14 augustus 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 mei 2019. Eiseres was niet aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Op 23 januari 2018 heeft eiseres een aanvraag om kinderopvangtoeslag voor het jaar 2018 ingediend. Verweerder heeft bij brief van 21 februari 2018 eiseres verzocht om informatie. Bij brief van 5 maart 2018, door verweerder ontvangen op 14 maart 2018, heeft eiseres gereageerd en bewijsstukken ingediend. Vervolgens heeft verweerder bij brief van 19 maart 2018 nogmaals om informatie gevraagd. Vervolgens heeft verweerder bij besluit van 23 april 2018 de aanvraag afgewezen.
1.2.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Daarbij geeft eiseres aan dat zij de papieren van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met de toestemming voor een re-integratietraject heeft en dat zij deze meestuurde (een Werkplan Wajong). De betaling van de kinderopvang zal aan het eind van de maand mei plaatsvinden, en zodra dit is gebeurd, zal zij deze nasturen.
1.3.
Bij brief van 9 juli 2018 heeft verweerder eiseres verzocht om informatie. Daarbij is dikgedrukt aangegeven dat eiseres een kopie van een door haar of door een eventuele toeslagpartner én door de kinderopvanginstelling ondertekende overeenkomst met het kindercentrum moet overleggen. Verder verzoekt verweerder om facturen van de kinderopvanginstelling, kopieën van bankafschriften waaruit blijkt dat zij de kinderopvangkosten heeft betaald en bewijsstukken van de gemeente of het Uwv dat zij vanaf 16 februari 2018 is gestart met een re-integratietraject.
2. Verweerder heeft bij het bestreden besluit het bezwaar ongegrond verklaard. Aan de afwijzing van het bezwaar is ten grondslag gelegd dat eiseres niet heeft gereageerd op de brief van 9 juli 2018 en dat er daarom niet voldoende informatie is om het recht op kinderopvangtoeslag van eiseres vast te stellen.
3. In beroep voert eiseres aan dat zij wel heeft gereageerd op het verzoek om toezending van stukken van 9 juli 2018. Zij voert aan dat zij alle gevraagde informatie heeft aangeleverd en dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende is gemotiveerd.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanvraag terecht is afgewezen. Nu eiseres niet alle facturen heeft overgelegd, kan het recht op kinderopvangtoeslag niet bepaald worden. Het is niet duidelijk wat het totaalbedrag aan gemaakte kosten in het jaar 2018 is. Eiseres heeft daarom niet voldaan aan de verplichting van artikel 18, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). Om die reden kan geen aanspraak worden gemaakt op een tegemoetkoming kinderopvangtoeslag 2018. Eiseres heeft kinderopvangtoeslag aangevraagd per 2 februari 2018. Uit de facturen blijkt dat de opvang is gestart per 16 februari 2018. Onduidelijk blijft of eiseres heel het jaar 2018 een traject via het Uwv volgde. Uit het overgelegde werkplan Wajong blijkt dat de startdatum van het re-integratietraject 9 mei 2018 is. Er zijn onvoldoende gegevens van eiseres om het recht op kinderopvangtoeslag in 2018 te berekenen.
Beoordeling van het beroep
5. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet alle door verweerder gevraagde informatie heeft aangeleverd. Er ontbreken bankafschriften en er zijn geen facturen overgelegd. Ook stelt de rechtbank vast dat eiseres de toeslag heeft aangevraagd per februari 2018, terwijl blijkens het re-integratieplan de startdatum van de re-integratie mei 2018 zou zijn. Dit betekent dat de rechtbank het standpunt van verweerder dat er onvoldoende gegevens zijn om het recht op kinderopvangtoeslag vast te stellen volgt. Verweerder heeft dan ook terecht de aanvraag om kinderopvangtoeslag afgewezen.
6. Het standpunt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende is gemotiveerd kan niet slagen. Eiseres heeft dit standpunt niet nader onderbouwd en de rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat sprake is van een onzorgvuldige totstandkoming of onvoldoende motivatie. Uit de beslissing op bezwaar blijkt duidelijk waarom de aanvraag om kinderopvangtoeslag is afgewezen.
7. Dit betekent dat het beroep ongegrond is. Eiseres krijgt geen gelijk. Bij deze uitkomst bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Oldekamp-Bakker, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Trommel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2019.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.