ECLI:NL:RBAMS:2019:3588

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 mei 2019
Publicatiedatum
17 mei 2019
Zaaknummer
13/751055-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van niet voldoen aan eisen van de Overleveringswet

Op 10 mei 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot overlevering van een persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd door de Sąd Okręgowy w Przemyśl in Polen. De vordering, ingediend door de officier van justitie op 24 januari 2019, betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van twee jaar. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of aan de voorwaarden voor overlevering is voldaan, met name de eisen van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). Tijdens de openbare zitting op 26 april 2019 was de officier van justitie aanwezig, evenals de raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. K.C.A.M. Oomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de behandeling van de zaak in Polen, wat een belangrijke voorwaarde is voor de overlevering. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vereiste verzetgarantie niet is verstrekt, zoals voorgeschreven in artikel 12 OLW. Hierdoor is de rechtbank van oordeel dat de overlevering niet kan plaatsvinden. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd en het geschorste bevel tot gevangenhouding opgeheven. De uitspraak is gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. M.T.C. de Vries en O.P.M. Fruytier, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. N. Wijkman. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751055-19
RK nummer: 19/655
Datum uitspraak: 10 mei 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 24 januari 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 november 2018 door de
Sąd Okręgowy w Przemyśl(Polen) en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 26 april 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. K.C.A.M. Oomen, advocaat te Tilburg en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
enforceable judgment issued by the District Court of Przemyśl of 6 March 2006, file reference number VII K 113/06 for offences under Article 226 §1 of the Penal Code and Article 190 §1 of the Penal Code, sentencing the convicted person to two years of deprivation of liberty conditionally suspended for a 4-year trial. By the decision of the District Court of Przemyśl of 16 November 2007, file reference number II Ko 1980/07, the execution of a penalty of 2 year deprivation of liberty was ordered towards the convicted person. The convicted person has not served the above detailed penalty, neither in full nor partially to date. By the decision of the District Court of Przemyśl of 6 October 2009, file reference number VII K 113/06, searches for the convicted person, [opgeëiste persoon] , were ordered by issuing an arrest warrant.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
3.1.1.
Inhoud van de stukken
Onderdeel d) van het EAB houdt onder meer het volgende in:
Indicate if the person appeared in person at the trial resulting in the decision.
(…)
No, the person did not appear in person at the trial resulting in the decision.
1. If you have indicated the answer “no”, please confirm the existence of one of the following:
a. the person was summoned in person on 23.02.2006 (day/month/year) and thereby informed of the scheduled date and place of the trial which resulted in the decision and was informed that a decision may be handed down if he or she does not appear for the trial;
(…)
Op verzoek van de officier van justitie heeft de rechtbank te Przemyśl bij brief van 19 april 2019 onder meer het volgende medegedeeld:
(…) in de zaak tegen [opgeëiste persoon] de veroordeelde [opgeëiste persoon] middels een oproeping, over de termijn van de zitting uitgereikt aan de volwassen huisgenoot [naam huisgenoot] , die op 28-02-2006 de ontvangstbevestiging heeft ondertekend en zich er toe heeft verplicht het bericht aan de geadresseerde te overhandigen, is ingelicht over de zittingsdag op welke het vonnis is gewezen in de zaak VII K 113/06, op 06-03-2006.
[opgeëiste persoon] heeft geen raadsman gevolmachtigd.
Een afschrift van het vonnis is toegezonden en uitgereikt op het woonadres van de veroordeelde. De in ontvangst name op 08-03-2006 is bevestigd door de zus van de veroordeelde, [naam zus] , die de ontvangstbevestiging heeft ondertekend en zich er toe heeft verplicht het bericht aan de geadresseerde te overhandigen.
(…)
3.1.2.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt – met de raadsvrouw en de officier van justitie – vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan indien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) dat het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Een dergelijke verklaring ontbreekt. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond van toepassing is.

4.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB niet voldoet aan de eisen van artikel 12 OLW dient de overlevering te worden geweigerd.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 12 OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Sąd Okręgowy w Przemyśl(Polen) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat;
HEFT OPhet geschorste bevel tot gevangenhouding.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en O.P.M. Fruytier, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Wijkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 10 mei 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.