ECLI:NL:RBAMS:2019:3582

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 april 2019
Publicatiedatum
17 mei 2019
Zaaknummer
13/698721-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewoonteheling van fietsen en gewoontewitwassen gedurende een langere periode

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van gewoonteheling van fietsen en gewoontewitwassen. De zaak kwam voor de rechtbank op 24 april 2019, na een terechtzitting op 10 april 2019. De verdachte werd ervan verdacht gedurende een periode van drie jaar samen met anderen een grote hoeveelheid fietsen te hebben gestolen in Amsterdam en deze vervolgens te hebben doorverkocht. De officier van justitie, mr. A.M. Lobregt, stelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen konden worden, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. W.E.R. Geurts, pleitte voor vrijspraak van de diefstal en het witwassen.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het medeplegen van diefstal, maar achtte de gewoonteheling en het witwassen wel bewezen. De verdachte had op grote schaal gestolen fietsen verkocht via Marktplaats en Facebook Marketplace, waarbij hij samenwerkte met medeverdachten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wist dat de fietsen van diefstal afkomstig waren, wat leidde tot de bewezenverklaring van gewoonteheling en gewoontewitwassen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/698721-18
Datum uitspraak: 24 april 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 april 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M. Lobregt en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. W.E.R. Geurts naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt ervan verdacht gedurende een periode van drie jaar samen met anderen een grote hoeveelheid fietsen te hebben gestolen in Amsterdam (ten laste gelegd als medeplegen diefstal, feit 1). Daarna zou hij de gestolen fietsen hebben doorverkocht (ten laste gelegd als medeplegen (gewoonte)heling, feit 2). Door het verkopen van deze fietsen wordt hij tevens verdacht van gewoontewitwassen (feit 3).
De volledige tekst van de tenlastelegging is in bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Zij heeft daartoe, kort en zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Feit 1, medeplegen diefstal
Verdachte heeft gestolen fietsen tegen lage prijzen aanbiedt op Marktplaats. Verdachte heeft medeverdachten, onder wie [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , opdracht gegeven en aangestuurd om fietsen te stelen. Door zijn coördinerende rol bij deze diefstallen heeft hij zich schuldig gemaakt aan medeplegen van diefstal.
Feit 2, (gewoonte)heling
Uit tapgesprekken volgt dat verdachte op grote schaal opzettelijk gestolen fietsen op een professionele wijze verkoopt en daarbij samenwerkt met medeverdachten, onder wie [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Op grond van de observaties, getuigenverklaringen en de verklaring van verdachte kan de gewoonteheling van alle in de tenlastelegging opgenomen fietsen worden bewezen.
Feit 3, (witwassen)
Verdachte heeft gestolen fietsen verworven en deze via Marktplaats omgezet en hierdoor inkomsten gegenereerd uit goederen met een criminele herkomst. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan witwassen.
Uit de tapgesprekken en observaties volgt dat dit alles heeft dit plaatsgevonden in de periode tussen 1 januari 2018 tot en met 1 januari 2019. Dat is een kortere periode dan is ten laste gelegd.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de diefstal en het witwassen zoals dat is ten laste gelegd onder 1 en 3. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Voor het in feit 1 tenlastegelegde (mede)plegen van fietsendiefstallen heeft te gelden dat verdachte geen fietsen heeft gestolen of opdracht daartoe heeft gegeven. Hij heeft alleen bij medeverdachten geïnformeerd of zij fietsen beschikbaar hadden. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (de medeverdachten) ontkennen ook dat zij fietsen voor verdachte hebben gestolen. Verdachte heeft geen uitvoeringshandelingen verricht en niet een zodanige rol gespeeld bij de diefstallen, dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met degenen die de fietsen hebben gestolen..
Voor de in feit 2 tenlastegelegde (gewoonte) heling is van belang dat van een groot aantal fietsen niet vaststaat dat deze van diefstal afkomstig zijn. Verdachte dient te worden vrij gesproken van heling van de niet als gestolen geregistreerde fietsen.
Wat betreft het in feit 3 ten laste gelegde witwassen blijkt uit het dossier niet dat de door verdachte op Marktplaats te koop aangeboden fietsen daadwerkelijk zijn verkocht. Ook kan niet worden vastgesteld dat deze fietsen van misdrijf afkomstig waren, dat verdachte dit wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden, waardoor de criminele herkomst van die fietsen niet kan worden vastgesteld.
33 Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
De rechtbank stelt de volgende feiten vast. Uit Meld Misdaad Anoniem meldingen op
2 juli en 14 december 2018 ontstaat het vermoeden dat verdachte vanuit zijn woning aan [adres 2] een handel drijft in gestolen fietsen. In de buurt worden regelmatig doorgeknipte fietssloten aangetroffen en buurtgenoten zien regelmatig ‘onverzorgde types’ fietsen langsbrengen bij verdachte. Uit politieobservaties en tapgesprekken blijkt dat verdachte via Marktplaats en Facebook Marketplace fietsen aanbiedt onder diverse gebruikersnamen zoals ‘FaillissementVerkoop’, waarmee hij de schijn wekt een bonafide en professionele partij te zijn. Het aanbod bestaat hoofdzakelijk uit omafietsen, zwart van kleur die niet van een (werkend) slot zijn voorzien. Deze fietsen verkrijgt verdachte via medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , maar ook van anderen. Uit tapgesprekken blijkt dat verdachte en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] regelmatig contact hebben over (de verkoop van) fietsen en dat verdachte vaak bij hen informeert naar hun aanbod in fietsen. De fietsen worden door verdachte voor een vaste prijs te koop aangeboden, variërend tussen de 30 en 50 euro, die het liefst contant moeten worden betaald. Er wordt contact gehouden met (potentiële) klanten via de telefoon of chat, waarbij verdachte telkens met hen afspreekt bij metrostation [naam station] te Amsterdam om de fietsen te verkopen en de koopprijs meestal cash en soms via de bank incasseert.
3.3.2
Vrijspraak
De rechtbank acht het medeplegen van diefstal (feit 1) niet bewezen zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Verdachte heeft geen wegnemingshandelingen verricht en er is onvoldoende bewijs dat verdachte een significante bijdrage zou hebben geleverd aan de diefstal van fietsen. In chatgesprekken wordt wel gesproken over het aanleveren en verkopen van fietsen maar niet over samenwerking bij de diefstal van fietsen.
3.3.3
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van (gewoonte) heling) het onder 2 primair ten laste gelegde
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich gedurende een lange periode – te weten van
1 januari 2018 tot en met 4 januari 2019 opzettelijk heeft beziggehouden met heling van fietsen. Verdachte verkocht op grote schaal fietsen. Hij plaatste daarvoor advertenties op Marktplaats onder adverteerdersnamen, waarbij zijn telefoonnummer werd genoemd. Er werd veelvuldig afgesproken met kopers bij metrostation [naam station] . Veel kopers herkennen verdachte na het zien van zijn foto als degene van wie zij een fiets hebben gekocht. Over de herkomst van de fietsen heeft verdachte op de terechtzitting onder meer verklaard dat hij niet wist waar de fietsen, die hij kreeg van medeverdachten, vandaan kwamen en dat het goed zou kunnen dat deze van diefstal afkomstig waren.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte, tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte 1] , getracht heeft een fiets te verkopen aan verbalisant [verbalisant] _ terwijl zij wisten dat deze fiets van diefstal afkomstig was. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat een onbekend gebleven koper, NNv8155, contact heeft opgenomen met verdachte om een fiets te kopen. Aan de telefoon heeft verdachte doorgegeven dat een collega met een Duitsachtig accent de fiets komt langsbrengen. Vervolgens heeft die collega via WhatsApp contact opgenomen met de koper. De collega heeft zichzelf voorgesteld als “ [naam] ”. De politie heeft de gesprekken ondervangen en heeft vervolgens contact opgenomen met de koper omdat de politie het vermoeden heeft dat de fiets van diefstal afkomstig is. Met de koper wordt afgesproken dat [verbalisant] mee gaat naar de afgesproken locatie voor de levering van de fiets. Diezelfde avond komt “ [naam] ” met een zwarte omafiets naar de afgesproken locatie. [verbalisant] heeft “ [naam] ” van vooraf bekeken politiefoto’s herkend als medeverdachte [medeverdachte 1] . Ook heeft [verbalisant] gehoord dat deze “ [naam] ” met een onmiskenbaar Duits accent spreekt. De stem van “ [naam] ”herkende hij ook als de stem van [medeverdachte 1] , omdat hij gesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 1] had beluisterd. Uit onderzoek van [verbalisant] naar de fiets bleek dat een gloednieuw beugelslot met reservesleutel op de fiets zat, terwijl de fiets zelf stoffig was en ouder oogde.
Dat niet alle fietsen op de tenlastelegging daadwerkelijk als gestolen geregistreerd stonden, staat niet aan een bewezenverklaring in de weg. Gelet op de staat waarin de fietsen zich bevonden toen deze werden verkocht - zwart gespoten en zonder slot - en de plek waar dit gewoonlijk plaatsvond - bij een metrostation - acht de rechtbank aannemelijk dat verdachte wist dat hij door misdrijf verkregen goederen voorhanden heeft gehad en/of heeft verhandeld.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Voor een veroordeling voor witwassen is vereist dat aannemelijk is dat het voorwerp waarop de verdenking van witwassen is gebaseerd, afkomstig is uit enig misdrijf. Verdachte heeft bij de politie over de herkomst van het voorwerp verklaard dat hij niet wist waar de fietsen vandaan kwamen en dat de kans aanwezig was dat de fietsen van diefstal afkomstig waren. Op de terechtzitting is de verdachte bij die verklaring gebleven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de fietsen van misdrijf afkomstig waren, omdat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de heling van de fietsen. Door deze fietsen over te dragen aan kopers en deze om te zetten in geld, maakt verdachte zich schuldig aan witwassen.
In het licht van het voorgaande concludeert de rechtbank ook dat verdachte bij elke beoogde of geslaagde verkoop van een fiets de bedoeling heeft gehad die fiets te helen, zodat sprake is van gewoonteheling. Hetzelfde geldt voor het witwassen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde:
in de periode van 1 januari 2018 tot en met 1 januari 2019 te Amsterdam een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft hij verdachte in voornoemde periode:
- fietsen, onder meer fietsen die hij, verdachte heeft verkocht of heeft getracht te verkopen aan de volgende personen:
- [persoon 1] en
- [persoon 2] en
- [persoon 3] en
- [persoon 4] en
- [persoon 5] en
- [persoon 6] en
- [persoon 7] en
- [persoon 8] en
- [persoon 9] en
- [persoon 10] en [persoon 11] en
- [persoon 12] en
- [persoon 13] en
- [persoon 14] en
- [persoon 15] en
- [persoon 16] en
- [persoon 17] en
- [persoon 18] en
- [persoon 19] en
- [persoon 20] en
- [persoon 21] en
- een of meer onbekend gebleven (potentiële) kopers,
- tezamen en in vereniging met een ander, een fiets die hij, verdachte en zijn mededader heeft getracht te verkopen aan verbalisant [verbalisant] verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door diefstal verkregen goed(eren) betrof;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
In de periode van 1 januari 2018 tot en met 1 januari 2019 te Amsterdam voorwerpen, te weten voor een bedrag op Markplaats aangeboden fietsen, heeft overgedragen en omgezet, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.

5.De strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf en maatregel

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor de door haar onder
1, 2 primair en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren.
De officier van justitie acht het opleggen van bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering in haar rapport van 27 maart 2019 geadviseerd, op zijn plaats.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest en de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals genoemd in de reclasseringsrapportage.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft gedurende een jaar op professionele wijze gehandeld in gestolen fietsen. Hierbij is hij geraffineerd en stelselmatig te werk gegaan. Ondanks het feit dat hij onder bewind en toezicht stond, heeft hij een fietsenhandel gedreven vanuit zijn begeleid wonen adres van [naam instelling] en hiermee winst behaald. Daarbij heeft hij gebruik gemaakt van medeverdachten en hun kwetsbare positie als verslaafde. Dit heeft gezorgd voor overlast in de buurt zoals blijkt uit de meldingen die zijn gedaan bij de politie. Ondanks het feit dat verdachte heeft uitgesproken dat hij schoon schip wil maken, heeft hij geen volledige openheid van zaken gegeven.
Uit het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 18 maart 2019 blijkt dat verdachte recent voor een vermogensdelict veroordeeld is. Dat weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het reclasseringsadvies van 27 maart 2019. Hieruit blijkt dat verdachte een verstandelijke beperking heeft en trekken van ADHD. Hierdoor is hij niet in staat om op zelfstandige en adequate wijze blijvende sturing en stabiliteit aan te brengen in zijn leven. Er zijn daarnaast problemen op diverse leefgebieden, zoals financiën, het sociale netwerk en de huisvesting. Het behouden van huisvesting en begeleiding speelt volgens de reclassering een grote rol in de resocialisatie van verdachte en vormt een beschermende factor. Dit is ook op de terechtzitting bevestigd door
de heer [persoon 22] , de toezichthouder van verdachte. Daarom heeft de reclassering als bijzondere voorwaarden geadviseerd: een meldplicht, een ambulante behandeling, verblijf in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan schuldhulpverlening en het geven van inzicht in zijn dagbesteding aan de persoonlijke begeleiders van [naam instelling] .
Omdat de rechtbank minder feiten bewezen acht dan de officier, komt zij tot een lagere straf dan geëist. Wel vindt de rechtbank vanwege de ernst van de strafbare feiten en de lange duur daarvan uitsluitend een vrijheidsbenemende straf op zijn plaats. Daarvan zal een deel in voorwaardelijke zin worden opgelegd met een daaraan verbonden proeftijd om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten. De door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden zullen om die reden ook aan dit voorwaardelijke deel worden gekoppeld.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 417, en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde:
gewoonteheling
en
medeplegen gewoonteheling
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
gewoontewitwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte van
5 (vijf) maandenvan deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de verdachte gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte zich meldt op afspraken bij Reclassering Nederland op het adres [adres 3] te Amsterdam, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
- dat verdachte zich laat behandelen door GGZ Inforsa Forensische Ambulante zorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling zal zich onder andere richten op de gebrekkige impulsregulatie van verdachte en het vergroten van zijn copingsvaardigheden. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- dat verdachte verblijft in [naam instelling] [adres 4] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijk opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- dat verdachte meewerkt aan het geven van inzicht in zijn financiën en aan de ondersteuning die hij daar in zal krijgen van [naam instelling] , [instelling] of vergelijkbare instelling mede door de reclassering te bepalen, ook als dit inhoudt dat verdacht moet meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijk personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
- dat verdachte dagelijks inzicht geeft in zijn dagbesteding aan de persoonlijke begeleiders van [naam instelling] .
De reclassering wordt opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager voorzitter,
mrs. W.H. van Benthem en C.A. van Dijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Onnink, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 april 2019.