Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
30 oktober 2018 in [plaats] ;
bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en als hier ingevoegd geldt.
3.Waardering van het bewijs
[medeverdachte 2] aangetroffen hennepplantage. Om die reden moet [verdachte] ook worden vrijgesproken van de met die hennepplantage samenhangende diefstal van elektriciteit.
2 mei 2018 tot en met 22 juli 2018 én de maand oktober 2018. Van de periode tussen
22 juli 2018 en de maand oktober 2018 en de periode vóór 2 mei 2018 moet verdachte worden vrijgesproken, omdat daarvoor hard bewijs in de vorm van tapgesprekken en observaties ontbreekt. Weliswaar kan uit het dossier worden opgemaakt dat met de door [verdachte] gebruikte telefoonnummers ook in de periode vóór mei 2018 drugs werden verkocht, maar ook staat vast dat die telefoonnummers door verschillende personen werden gebruikt. Voor het bewijs dat [verdachte] in die periode één van de gebruikers van de telefoonnummers was, kan – anders dan de officier van justitie stelt – niet slechts worden uitgegaan van de door afnemers afgelegde getuigenverklaringen.
(8,74 gram). Daarnaast is ook in de onderste lade van het nachtkastje cocaïne aangetroffen (2,10 gram). Gelet op de plaats in de woning waar de cocaïne is aangetroffen, de hoeveelheid daarvan en mede in aanmerking genomen dat [medeverdachte 2] bij de politie heeft verklaard dat hij dagelijks cocaïne gebruikt, gaat de rechtbank ervan uit dat deze cocaïne voor eigen gebruik van [medeverdachte 2] was bestemd. In ieder geval kan niet worden vastgesteld dat deze cocaïne de handelsvoorraad van [verdachte] en [medeverdachte 1] betrof. De rechtbank overweegt verder dat het dossier weliswaar tapgesprekken en observaties bevat op grond waarvan [verdachte] aan de woning van [medeverdachte 2] kan worden gelinkt, maar dat is onvoldoende voor het bewijs dat [verdachte] beschikkingsmacht heeft gehad over de in de woning van [medeverdachte 2] aangetroffen cocaïne en dat hij zich dus als medepleger aan het op opzettelijk aanwezig hebben daarvan heeft schuldig gemaakt. [verdachte] moet daarom van het onder feit 2 tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de getuigen [getuige 3] en [getuige 4] geldt tenslotte nog dat deze getuigen bij de rechter-commissaris zo anders hebben verklaard dan bij de politie dat de rechter-commissaris reden heeft gezien hen te beëdigen. De getuige [getuige 3] is bovendien bij vonnis van de politierechter van 25 april 2019 is veroordeeld voor meineed in deze zaak. De door [getuige 3] en [getuige 4] bij de rechter-commissaris afgelegde verklaringen zullen dan ook niet voor het bewijs worden gebruikt.
4.Bewezenverklaring
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen en de hiervoor in rubriek 3.4.1 opgenomen bewijsoverwegingen bewezen dat verdachte
5.De strafbaarheid van het feit
6.De strafbaarheid van verdachte
7.Motivering van de straf
De Waag. Ook heeft verdachte verklaard dat hij ervoor openstaat dat de reclassering een dagbesteding voor hem vindt, maar dat hij niet voornemens is om daarin zelf actie te ondernemen.
8.Beslag
(nr. 2 op de beslaglijst). Deze snorfiets zal worden verbeurd verklaard, aangezien het bewezenverklaarde met behulp van die snorfiets is begaan. Anders dan de raadsman heeft betoogd, leidt de omstandigheid dat de snorfiets niet is aangeschaft ten behoeve van het plegen van strafbare feiten of dat de snorfiets niet louter is gebruikt voor het plegen van strafbare feiten niet tot een ander oordeel.
9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van voornoemde voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf te gelasten.
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
gevangenisstrafvan
9 (negen) maanden.
nummers 1 tot en met 21 op de beslaglijstvermelde voorwerpen, die als
bijlage IIIaan dit vonnis is gehecht.
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.