ECLI:NL:RBAMS:2019:3566

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2019
Publicatiedatum
17 mei 2019
Zaaknummer
7329738 CV EXPL 18-24835
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Billijkheid van vergoeding voor freelance journalist in relatie tot exploitatierechten en marktverhoudingen

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 17 mei 2019, wordt de vraag behandeld of de vergoeding die een freelance journalist, [eiseres], heeft ontvangen van De Persgroep billijk is. De zaak betreft een vordering van [eiseres] tot betaling van een aanvullende billijke vergoeding, omdat zij van mening is dat het tarief van € 0,13 per woord niet in verhouding staat tot de waarde van haar werk. De Persgroep, als uitgever van regionale kranten, heeft de journalist in de periode van 3 november 2017 tot en met 19 december 2017 in totaal 9 artikelen laten schrijven, waarvoor zij een vergoeding ontving die volgens haar niet billijk is. De rechtbank stelt vast dat niet alle relevante gegevens zijn ingediend en dat partijen deze alsnog moeten aanleveren. De kantonrechter benadrukt dat de billijkheid van de vergoeding moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard en omvang van de exploitatiebevoegdheid, de marktverhoudingen en de gebruikelijke vergoedingen in de branche. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan totdat de ontbrekende informatie is overgelegd, en stelt een roldatum vast voor 14 juni 2019.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7329738 CV EXPL 18-24835
vonnis van: 17 mei 2019
fno.: 8622

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiseres]

wonende te [woonplaats]
eiseres in conventie, gedaagde in reconventie
nader te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. O.M.B.J. Volgenant
t e g e n

de besloten vennootschap De Persgroep Nederland B.V.

gevestigd te Amsterdam
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie
nader te noemen: De Persgroep
gemachtigde: mrs. D.J.G. Visser en P.J. Kreijger

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende processtukken bevinden zich in het dossier:
- de dagvaarding van 30 oktober 2018 met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie en van voorwaardelijke eis in reconventie met producties,
- de akte overlegging producties, tevens conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie,
- tussenvonnis en vervolgens dagbepaling comparitie.
De comparitie heeft plaats gevonden op 3 april 2019. [eiseres] is met de gemachtigde verschenen. Namens De Persgroep zijn verschenen mevrouw [gedaagden] en mevrouw [gedaagden] , alsmede de heren [gedaagden] en [gedaagden] , vergezeld door de gemachtigden. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht, de gemachtigden aan de hand van pleitaantekeningen en [eiseres] aan de hand van een op papier gestelde verklaring. Na verder debat is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
[eiseres] is freelance journaliste. De Persgroep is uitgever, onder meer van regionale kranten als de Twentsche Courant Tubantia. Partijen werkten samen vanaf 2000.
1.2.
In de periode 3 november 2017 tot en met 19 december 2017 leverde [eiseres] bij De Persgroep in totaal 9 artikelen aan. Voor deze artikelen kreeg zij betaald op basis van een tarief per woord van € 0,13. Deze artikelen bevatten tussen de 381 en 453 woorden. Per artikel betekent dat een vergoeding van gemiddeld
€ 55,25. De artikelen werden alle geplaatst in de Twentsche Courant Tubantia.
1.3.
Het tarief van € 0,13 per woord is met ingang van 1 april 2016 het basistarief van De Persgroep voor regionale bijdragen.
1.4.
In de tussen partijen overeengekomen algemene voorwaarden is kort gezegd bepaald dat het exploitatierecht voor onbepaalde tijd en niet beperkt in frequentie wordt overgedragen aan De Persgroep, waarbij de exclusiviteit is beperkt tot en met zeven dagen na publicatie.

vordering en verweer in conventie

2. [eiseres] vordert veroordeling van De Persgroep tot betaling van € 1.666,61 inclusief BTW, althans een in goede justitie vast te stellen aanvullende billijke vergoeding.
3. Aan de vordering legt zij kort gezegd ten grondslag dat de betaalde vergoeding van
€ 0,13 per woord niet billijk is. Op grond van artikel 25c en/of 25d Auteurswet dient alsnog een billijke vergoeding te worden betaald. [eiseres] acht een vergoeding op basis van € 0,49 per woord billijk en haar vordering is gebaseerd op het verschil tussen die vergoeding en de reeds betaalde vergoeding.
4. De Persgroep voert verweer tegen de vordering. Op dat verweer zal bij de beoordeling, voor zover van belang, worden ingegaan.

vordering en verweer in voorwaardelijke reconventie

5. In reconventie vordert De Persgroep, samengevat, voor het geval de vordering in conventie wordt toegewezen een verklaring voor recht dat [eiseres] geen recht heeft aanvullende vergoeding te eisen voor de periode van 1 juli 2015 tot de datum van het te wijzen vonnis.
6. [eiseres] voert verweer in reconventie. Daarop zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.

beoordeling in conventie en reconventie

bevoegdheid

7. Weliswaar beperkt [eiseres] haar vordering tot de periode van november-december 2017, de rechtsverhouding waarop deze vordering gebaseerd is strekt zich ook uit over de periode daarvoor en daarna. Zou ook voor die periode een hogere vergoeding gevorderd worden, dan gaat het in totaal om een bedrag van ruim € 51.000,00, zo heeft De Persgroep onbetwist aangevoerd. Dat bedrag ligt boven de competentiegrens van de kantonrechter en aangezien de rechtstitel wordt betwist, zou de zaak in beginsel verwezen moeten worden. [eiseres] is daarmee ter zitting geconfronteerd en heeft vervolgens afstand gedaan van een aanvullende billijke vergoeding, behoudens voor zover deze in onderhavige procedure is gevorderd.
8. Daarmee is de kantonrechter bevoegd. Voorts komt daarmee aan de vordering van De Persgroep in voorwaardelijke reconventie het belang te ontvallen.
billijke vergoeding
9. Gezien het feitencomplex waarop [eiseres] zich beroept komt alleen artikel 25c Auteurswet in aanmerking. Artikel 25d Auteurswet ziet kort gezegd immers op de situatie waarin de opbrengst van het werk – in dit geval dus een artikel – in ernstige mate onevenredig is met hetgeen voor het werk is betaald. Daarbij heeft de wetgever het oog gehad op de situatie waarin een werk vele malen meer opbrengt dan gebruikelijk – het wetsartikel wordt ook wel de bestsellerbepaling genoemd. Dat een dergelijke situatie zich hier voordoet is gesteld noch gebleken.
10. De te beantwoorden vraag is dan ook of de vergoeding die [eiseres] heeft ontvangen voor verlening aan De Persgroep van de exploitatiebevoegdheid van haar artikelen al dan niet billijk is als bedoeld in artikel 25c lid 1 Auteurswet. Daarbij is het aan [eiseres] voldoende feiten te stellen en zo nodig te bewijzen waaruit blijkt dat de overeengekomen en betaalde vergoeding niet billijk is. Uitgangspunt blijft immers dat het partijen vrij staat afspraken te maken en het is aan de partij die zich er op beroept dat die afspraken niet voldoen aan artikel 25c lid 1 Auteurswet dit feitelijk te onderbouwen. De wetgever heeft die bewijslastverdeling bij de totstandkoming van artikel 25c Auteurswet ook tot uitgangspunt genomen.
11. In de dagvaarding heeft [eiseres] er met name op gewezen dat zij met de ontvangen vergoeding een uurtarief realiseert waar zij niet van kan leven. Zij komt op een uurtarief van € 14,00 bruto exclusief BTW en dat staat in geen verhouding tot wat een journalist in loondienst volgens de toepasselijke CAO verdient. Bovendien is De Persgroep gezien haar bedrijfsresultaat zeer wel in staat een hogere vergoeding te betalen, aldus [eiseres] .
12. De Persgroep heeft aangevoerd dat niet relevant is wat [eiseres] per uur verdient, nu een vergoeding per woord (of eigenlijk per letter) is overeengekomen. Daarmee miskent De Persgroep dat de vraag of de overeengekomen vergoeding billijk is beantwoord moet worden aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Daarbij kan onder meer gedacht worden aan de aard en omvang van de overgedragen exploitatiebevoegdheid, de marktverhoudingen (de onderhandelingspositie van de maker) en de exploitatierisico’s. Voorts is van belang wat in de branche gebruikelijk is (dit alles komt terug in Kamerstukken II 2012/2013, 33308, nota naar aanleiding van het verslag). Wat een journalist per uur overhoudt op basis van de vergoeding per woord, is dan wel degelijk een relevant gezichtspunt. Eveneens relevant is hoe die vergoeding in verhouding staat tot wat een journalist in loondienst per uur verdient. Anders dan [eiseres] heeft bepleit is de verdienste van een journalist in loondienst echter niet maatgevend voor wat een billijke vergoeding is; het is één van de relevante gezichtspunten. De Persgroep heeft op dit punt inhoudelijk nog aangevoerd dat een regionale verslaggever in loondienst gemiddeld 165 woorden per uur produceert. Dat zou op basis van het voor [eiseres] gehanteerde tarief een bedrag van € 21,45 per uur opleveren.
13. Ander – zeker zo belangrijk – gezichtspunt is welke vergoedingen (andere) freelance journalisten bij De Persgroep en elders (in het bijzonder bij andere uitgevers) voor hun werk krijgen, nu en in het verleden. Op dit punt is pas ter zitting meer concreet stelling ingenomen. Zo heeft [eiseres] gesteld dat zij aanvankelijk een vast tarief ontving van
€ 55,00 per artikel, welk bedrag nooit is verhoogd. Ook heeft zij aangevoerd dat Mediahuis en Noordelijke Dagblad Combinatie hogere tarieven hanteren, waar ook tarieflijsten van beschikbaar zijn. Die zijn echter niet in het geding gebracht.
14. Anderzijds heeft De Persgroep aangevoerd dat zij voor regionale bijdragen verschillende tarieven hanteert van 13, 16, 18 en 21 cent per woord. Ook hierover is echter geen nadere informatie in het geding gebracht.
15. De kantonrechter zal partijen op de voet van artikel 22 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering opdragen alle hen ter beschikking staande stukken die op de hiervoor onder 13. en 14. genoemde informatie betrekking hebben alsnog in het geding te brengen. Tot die stukken behoren in ieder geval de beschikbare tarieflijsten en daarbij behorende toelichting.
16. De Persgroep heeft ook nog het landelijke basistarief van de Volkskrant genoemd. Dit tarief van € 0,43 per woord is door [eiseres] niet weersproken zodat op dit punt geen nadere stukken verstrekt hoeven worden.
17. Tenslotte is nog een relevant gezichtspunt wat de exploitatiewaarde van het werk is. Daarbij is relevant dat de Twentsche Courant Tubantia met al haar edities een oplage heeft van (door de week) 80.000 stuks, terwijl het bij landelijke dagbladen om honderdduizenden lezers gaat, zo heeft De Persgroep onbetwist aangevoerd. De totale netto winst van De Persgroep als geheel acht de kantonrechter geen relevant gezichtspunt. Het exploitatieresultaat en de exploitatierisico’s van de Twentsche Courant Tubantia zijn wel relevant, nu daarin onder meer de bijdragen van ingeschakelde freelance journalisten verwerkt moeten zijn. Van dat resultaat had De Persgroep ter zitting echter geen cijfers beschikbaar. Wel heeft zij onbetwist gesteld dat in verband met het oplageverschil de exploitatiewaarde voor een regionaal dagblad lager is dan voor een landelijk dagblad.
18. Beoordeling en weging van de verschillende gezichtspunten zal plaatsvinden als de hiervoor onder 15. genoemde informatie beschikbaar is. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

BESLISSING

De kantonrechter:
in conventie en reconventie
beveelt partijen de hiervoor onder 15 genoemde bescheiden over te leggen op de rol van 14 juni 2019;
stelt partijen vervolgens in de gelegenheid vier weken later op de door de andere partij in het geding gebrachte stukken te reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.