ECLI:NL:RBAMS:2019:3560

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 mei 2019
Publicatiedatum
16 mei 2019
Zaaknummer
13-751810-18 19-7
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Internationaal publiekrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake Europees Aanhoudingsbevel en kennisgeving van niet-verdere vervolging

Op 16 mei 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenbeschikking uitgesproken in een zaak die betrekking heeft op een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door Polen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1975, die wordt verdacht van drugshandel in de periode van 2004 tot 2006. De rechtbank heeft op 2 mei 2019 een openbare zitting gehouden waarin de vordering van de officier van justitie werd behandeld. De rechtbank heeft de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen, maar deze direct geschorst onder bepaalde voorwaarden. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om meer informatie te verkrijgen over een kennisgeving van niet-verdere vervolging die door de Poolse autoriteiten is afgegeven in 2009. Deze kennisgeving houdt in dat de officier van justitie in Polen heeft besloten om de opgeëiste persoon niet te vervolgen voor drugshandel. De raadsman heeft aangevoerd dat deze beslissing relevant is voor de vraag of de opgeëiste persoon een eerlijk proces kan verwachten in Polen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er meer informatie nodig is om te bepalen of de kennisgeving van niet-verdere vervolging invloed heeft op de overlevering. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om informatie in te winnen over de kennisgeving van niet-verdere vervolging.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751810-18
RK nummer: 19/7
Datum uitspraak: 16 mei 2019
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 16 november 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering is op 4 december 2018 gecorrigeerd met betrekking tot de achternaam van de opgeëiste persoon. De rechtbank leest de vordering voor zover het deze naam betreft, verbeterd.
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 november 2017 door
the Sąd Okręgowy w Konin [the Circuit Court in Konin], Polen, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen), op [geboortedag] 1975,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 2 mei 2019De vordering is behandeld op de openbare zitting van 2 mei 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Goede, die daarbij zijn kantoorgenoot mr. J.C. Sneep, advocaat te Breda, heeft waargenomen, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De rechtbank heeft de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen, maar deze detentie direct geschorst onder de voorwaarden zoals vermeld in het bevel. Hierna heeft zij het onderzoek gesloten en bepaald dat op 16 mei 2019 om 12:30 uur uitspraak zal worden gedaan.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht.
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel, te weten een Decision of the District Court in Ostrów Wielkopolski van 31 augustus 2016.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Pools recht strafbaar feit.
Dit feit is als volgt omschreven in onderdeel e) van het EAB:
on undetermined dates in the period from 2004 to 2006, in Konin, Kalisz and Łęczyca, acting at short intervals, with premeditated intent, against the provisions of the Act of 29th July 2005 on counteracting drug addiction, for the purpose of financial benefits and making it a permanent
source of income, he participated in trafficking in substantial quantities of intoxicating drugs and psychotropic substances in such a way that for the purpose of marketing it by selling it to other persons:
-at the turn of 2005/2006 he acted as a go-between in providing [persoon 1] with 0.5 kg of marihuana in transaction units of 250g, which intoxicant he previously received from [persoon 2] ,
-on undetermined dates in the period from the beginning of May 2005 to the end of June 2005, in Kalisz, against the provisions of the Act of 29th July 2005 on counteracting drug addiction, together with [persoon 1] and [persoon 3] , he provided [persoon 4] with no
less than two kilograms of marihuana at the price of 29,000.00 zlotys, which had been previously acquired in the quantity of 1 kilogram by the above named from [persoon 5] , alias [alias persoon 5] ,
-in the period from March to October 2005, he participated in trafficking in narcotic drugs and psychotropic substances, such as amphetamine, marihuana and ecstasy pills and facilitated the use of such drugs and substances by other persons.

4.Kennisgeving van niet-verdere vervolging.

De raadsman heeft bij brief van 29 april 2019 een productie in de Poolse taal in de procedure ingebracht, getiteld
‘postanowienie o umorzeniu śledztwa’en gedateerd 27 februari 2009 en meegedeeld dat dit stuk zich in de administratie van de opgeëiste persoon bevond. Er zou uit moeten blijken dat de officier van justitie (in Polen) besloten heeft om hem niet te vervolgen voor drugshandel in de periode maart tot en met oktober 2005.
Op 1 mei 2019 heeft de raadsman dezelfde productie in een door een beëdigd vertaler vervaardigde Nederlandse vertaling aan de rechtbank ter beschikking gesteld.
Deze vertaling draagt de kop ‘Kennisgeving niet-verdere vervolging’ (verder: knvv) en betreft een beslissing van de officier van justitie van het Openbaar Ministerie in Łęczyca van
27 februari 2009 om af te zien van de strafvervolging tegen de opgeëiste persoon, die ervan werd verdacht
‘in de periode van maart tot 16 oktober 2005 te Łęczyca in de provincie Łódzkie te hebben gehandeld in verdovende middelen (amfetamine, marihuana, ecstasy) met als doel het verkrijgen van financiële voordelen, bestaande uit het faciliteren van het gebruik van dergelijke middelen en stoffen door andere personen’.
Deze beslissing is genomen
‘in het licht van de bevinding dat de verdachte het strafbare feit dat hem werd ten laste gelegd, niet heeft gepleegd’.Voorts staat in de beslissing vermeld
: ‘uit de analyse van het in deze zaak verkregen bewijs, blijkt dat verdachte [opgeëiste persoon] het strafbare feit, waarvan hij werd verdacht, niet heeft begaan’.
Standpunt raadsman
Ter zitting heeft de raadsman aangevoerd dat de ‘sepotbeslissing’, zoals hij de knvv aanduidt, niet ziet op de in artikel 9, eerste lid, onder c OLW bedoelde weigeringsgrond maar dat het dient ter onderbouwing van de vrees van de opgeëiste person dat hem na overlevering in Polen geen eerlijk proces wacht.
Standpunt officier van justitieDe sepotbeslissing (
zoals ook de officier van justitie de knvv heeft aangeduid) heeft betrekking op een periode en op pleegplaatsen die niet, of slechts ten dele overeenkomen met de periode en de pleegplaatsen, genoemd in het EAB. Het EAB is ruimer. Alleen de plaats Łęczyca ligt in de provincie Łódzkie; de overige in het EAB genoemde plaatsen liggen buiten deze provincie. De knvv kan niet leiden tot een positief antwoord op de vraag of de opgeëiste persoon na overlevering moet vrezen dat hij in Polen geen eerlijk proces krijgt.
Oordeel rechtbankNaar het oordeel van de rechtbank heeft de knvv betrekking op een deel van de verdenking waarop ook het EAB ziet.
De rechtbank stelt allereerst vast dat door een knvv – anders dan door een sepotbeslissing – naar Nederlands recht een vervolging definitief wordt beëindigd (artikel 246, eerste lid Wetboek van Strafvordering).
Of dit naar Pools recht eveneens geldt kan de rechtbank niet beoordelen. Daarvoor heeft zij onvoldoende kennis van het Poolse Wetboek van Strafvordering.
Zij kan echter niet uitsluiten dat met deze knvv van de Poolse officier van justitie de zaak, voor zover deze betrekking heeft op de in de beslissing van 27 februari 2009 omschreven verdenking, definitief is geëindigd, mede gelet op de motivering van de beslissing.
Om te beoordelen welk gevolg deze vaststelling moet hebben voor de overlevering is meer informatie nodig. Het gevolg zou kunnen zijn dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder c, OLW aan de orde is ten aanzien van (een deel van) het in het EAB omschreven feitencomplex, maar ook valt niet uit te sluiten dat de opgeëiste persoon met het overleggen van deze knvv een geslaagd beroep doet op het in artikel 27, vierde lid OLW bedoelde onschuldverweer, althans voor zover het een deel van de in het EAB verwoorde verdenking betreft.
De raadsman heeft het verweer geplaatst in het kader van artikel 47 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (‘Handvest’) en dat betekent dat de rechtbank moet onderzoeken of er een reëel gevaar dreigt dat het grondrecht op een eerlijk proces in de kern wordt aangetast door de door structurele of fundamentele gebreken in gevaar gebrachte onafhankelijkheid van de rechterlijke instanties in Polen, nu er een EAB is uitgevaardigd dat deels ziet op strafbare feiten waar reeds in 2009 de vervolging voor is beëindigd. Gesteld is dat deze beslissing onherroepelijk is.
Na overleg in raadkamer ziet de rechtbank aanleiding om het onderzoek te heropenen en voor onbepaalde tijd te schorsen teneinde de officier van justitie de gelegenheid te geven informatie in te winnen met betrekking tot de knvv van 27 februari 2009 van de officier van justitie in Łęczyca, Polen, om af te zien van de strafvervolging tegen de opgeëiste persoon, die volgens de knvv ervan werd verdacht
‘in de periode van maart tot 16 oktober 2005 te Łęczyca in de provincie Łódzkie te hebben gehandeld in verdovende middelen (amfetamine. marihuana, ecstasy) met als doel het verkrijgen van financiële voordelen, bestaande uit het faciliteren van het gebruik van dergelijke middelen en stoffen door andere personen’en daarbij te betrekken de vermelding dat deze beslissing is genomen
‘in het licht van de bevinding dat de verdachte het strafbare feit dat hem werd ten laste gelegd, niet heeft gepleegd’en of, en zo ja in hoeverre dit mede betrekking heeft op de in het EAB opgenomen verdenking ter zake waarvan de overlevering wordt verzocht.

5.Beslissing

HEROPENT het onderzoek en schorst dit voor onbepaalde tijdteneinde de officier van justitie te verzoeken aan de uitvaardigende justitiële autoriteit deze kennisgeving van niet-verdere vervolging voor te leggen en deze autoriteit te vragen wat haar reactie op dit stuk is en of het inderdaad betekent dat de opgeëiste persoon niet meer kan en zal worden vervolgd ter zake van (een deel van) het feitencomplex dat bestreken wordt door de feitsomschrijving
in het EAB.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum, met tijdige kennisgeving aan zijn raadsman.
BEVEELTtevens de oproeping van een tolk in de Poolse taal.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 16 mei 2019.