ECLI:NL:RBAMS:2019:3553

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 mei 2019
Publicatiedatum
16 mei 2019
Zaaknummer
13/731021-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van geldbedrag van € 10.300,- door verdachte zonder vaste woon- of verblijfplaats

Op 16 mei 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 10.300,-. De verdachte, geboren in 1988 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van het (medeplegen van) (schuld)witwassen op 9 mei 2017 te Amsterdam. Tijdens een doorzoeking van een appartement, dat in verband werd gebracht met een onderzoek naar spookburgers, werd het geld aangetroffen in het beddengoed en de broekzak van de verdachte. De officier van justitie stelde dat het geld afkomstig was van een misdrijf, terwijl de verdediging aanvoerde dat de herkomst legitiem was, namelijk gewonnen bij een wedkantoor.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het medeplegen van het witwassen, maar dat er wel een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen bestond. De verdachte had geen verifieerbare verklaring voor de herkomst van het geld en de omstandigheden rondom de vondst gaven aanleiding tot het vermoeden dat het geld uit een misdrijf afkomstig was. De rechtbank verklaarde het feit bewezen en legde een geldboete op van € 1.500,-, met een vervangende hechtenis van 25 dagen. De rechtbank benadrukte de ernst van het witwassen en de impact op de legale economie. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/731021-18 (Promis)
Datum uitspraak: 16 mei 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1988,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Op de zitting van 2 mei 2019 is de zaak tegen verdachte inhoudelijk door de rechtbank behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. Z. Trokic en van wat de gemachtigd raadsman van verdachte, mr. M. van Stratum, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort samengevat – van beschuldigd dat hij zich op 9 mei 2017 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan het (medeplegen van) (schuld)witwassen van in totaal € 10.300,-.
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
In het kader van een onderzoek naar spookburgers is op 9 mei 2017 door verbalisanten aangebeld bij een appartement op de [adres] , omdat het pand naar voren kwam in een ander onderzoek waarin tijdens een observatie werd gezien dat er een levering van verdovende middelen plaatsvond. Bij de doorzoeking van het pand zijn onder meer geldbedragen in het beddengoed en in de broekzak van verdachte aangetroffen. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het feit bewezen kan worden. Bij de doorzoeking van de woning is in het beddengoed van verdachte € 8.500,- en in zijn broekzak € 1.800,- aangetroffen. Daarnaast zijn in de woning ook druggerelateerde voorwerpen aangetroffen, zoals een sealapparaat, latex handschoenen en tape. Verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats, heeft geen werk en hij heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen. Onder deze omstandigheden kan het niet anders dan dat het geldbedrag van enig misdrijf afkomstig is. Het opzettelijk voorhanden hebben van in totaal € 10.300,- kan dus bewezen worden.
Uit het dossier blijkt onvoldoende dat verdachte het feit samen met (een) ander(en) heeft gepleegd, verdachte moet dus worden vrijgesproken van het medeplegen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken. Niet kan worden gesteld dat sprake is van een witwasvermoeden. Het geld was niet verborgen en verdachte heeft desgevraagd het geld aan de politie overgedragen. Hij is niet de eigenaar van de woning en hij is ook niet de eigenaar van de auto waarin een verborgen ruimte is aangetroffen. De goederen die in de woning zijn aangetroffen kunnen dus niet aan verdachte worden toegerekend. Uit de stukken die door de vorige advocaat van verdachte zijn overgelegd blijkt dat het geld een legale herkomst heeft. Verdachte heeft het geld gewonnen bij een wedkantoor en het betreft spaar- en leefgeld. Hij heeft dus een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd. Deze verklaring is niet onderzocht door de officier van justitie. Kortom, niet bewezen kan worden dat het geld van enig misdrijf afkomstig is. Ook het medeplegen kan niet bewezen worden.
Subsidiair is door de raadsman bepleit dat sprake is van schuldwitwassen en niet van de opzetvariant van witwassen.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
Toetsingskader bij witwassen
Voor een veroordeling voor witwassen is vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Als er geen directe link kan worden gelegd met een specifiek misdrijf, gebruikt de rechtbank een toetsingskader dat uit vaste rechtspraak volgt. Dit houdt in dat witwassen pas bewezen kan worden indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden het niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is. Het is aan de officier van justitie om aan te geven waaruit deze feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid. De rechtbank doorloopt daarbij de volgende stappen.
  • Allereerst moet worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van zodanige aard zijn dat sprake is van een vermoeden van witwassen. Dit vermoeden kan voortvloeien uit een zogeheten witwastypologie.
  • Als dit het geval is, dan mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geldbedrag. Zijn verklaring moet concreet, in enige mate verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn.
  • Zodra de verklaring van verdachte daartoe aanleiding geeft, is het (eventueel) aan het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de door verdachte gestelde alternatieve herkomst van het geld.
Bij de uiteindelijke beoordeling gaat het erom of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst heeft en dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring overblijft.
Het toetsingskader toegepast op deze zaak
Hoewel er aanwijzingen bestaan dat het aangetroffen geld mogelijk verband houdt met (de handel in) verdovende middelen, kan uit het dossier onvoldoende worden afgeleid dat er een direct verband is met enig misdrijf. Omdat er geen direct verband kan worden gelegd met een specifiek misdrijf, gebruikt de rechtbank het hierboven genoemde toetsingskader. De feiten en omstandigheden in deze zaak zijn als volgt.
Bij de doorzoeking van de woning is € 8.500,- aangetroffen in het beddengoed van verdachte en € 1.800,- in zijn broekzak. Van verdachte zijn geen financiële gegevens bekend die een legale herkomst van het geldbedrag kunnen verklaren. Verder zijn in de woning onder meer een sealapparaat, sealzakken, huishoudfolie, latex handschoenen, meerdere telefoons en meerdere rollen tape aangetroffen, waarvan bekend is dat deze bij het verpakken van verdovende middelen worden gebruikt. Gelet op de – voor dergelijke hoge bedragen – ongebruikelijke plekken waar de geldbedragen zijn aangetroffen, het ontbreken van een verklaring over de herkomst van het geld en de overige aangetroffen goederen in de woning is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen.
Nu sprake is van een vermoeden van witwassen is het aan de verdachte om met een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring te komen over de herkomst van het geld. Verdachte heeft tijdens het politieverhoor geen verklaring afgelegd over de herkomst van het geldbedrag. Door de vorige advocaat van verdachte zijn nadien stukken per mail overgelegd waaruit zou moeten blijken dat verdachte het geld heeft gewonnen bij een Albanees wedkantoor. Dit is op het eerste gezicht een concrete en verifieerbare verklaring. Uit de overgelegde stukken blijkt echter dat het gewonnen geldbedrag in Albanese lek is uitgekeerd, terwijl in de woning euro’s zijn gevonden. Niet blijkt of de Albanese lek is omgewisseld in euro’s en wanneer dit is gedaan. Verder zijn met deze stukken ook geen geldstromen inzichtelijk gemaakt. De officier van justitie heeft nog aanvullende vragen gesteld aan verdachte en daar is niet op gereageerd. Dit maakt dat de verklaring van verdachte alsnog als hoogst onwaarschijnlijk moet worden aangemerkt. Daardoor zijn er geen aanknopingspunten voor een nader onderzoek door het Openbaar Ministerie naar de herkomst van het geld. De rechtbank houdt het er daarom voor dat de geldbedragen van € 8.500,- en € 1.800,- (in totaal € 10.300,-) – middellijk of onmiddellijk – uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dit wist. Verdachte heeft zich door het voorhanden hebben daarvan schuldig gemaakt aan witwassen.
Partiële vrijspraak van het medeplegen
Het dossier biedt onvoldoende bewijs dat verdachte tezamen met anderen het geldbedrag van € 10.300,- heeft witgewassen. Verdachte wordt vrijgesproken van het deel van de tenlastelegging dat ziet op medeplegen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte op 9 mei 2017 te Amsterdam, geldbedragen van in totaal 10.300 euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van 1 jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een geldboete van € 900,- op te leggen, conform de in 2017 aangeboden transactie [1] . Verdachte heeft het recht om niet met een hogere eis op de zitting te worden geconfronteerd. Verder heeft hij bepleit dat rekening moet worden gehouden met het gegeven dat de zaak gedateerd is en dat verdachte een 'first offender' is.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 10.300,-. Door zo te handelen heeft verdachte eraan meegewerkt dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie worden onttrokken. Dat is kwalijk, omdat daardoor ook andere strafbare feiten worden verhuld en het voordeel dat is genoten door het plegen van delicten niet kan worden ontnomen. Het witwassen van crimineel geld vormt ook een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
Tevens is gekeken naar het strafblad van verdachte van 8 april 2019 waaruit blijkt dat verdachte nog niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank ook gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). [2] Het oriëntatiepunt voor fraude (waar het delict witwassen onder valt) vermeldt bij een bedrag tussen de € 10.000,- en € 70.000,- een gevangenisstraf van tussen de 2 en 5 maanden.
Bij het opleggen van een straf wordt ook bekeken of de zaak binnen een redelijke termijn is afgedaan. Als uitgangspunt geldt dat binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn in eerste aanleg moet zijn beslist, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Hoewel de termijn van twee jaar niet is overschreden had de zaak al eerder kunnen worden afgedaan omdat het geen ingewikkelde zaak is en het onderzoek in mei 2018 al was afgerond. Gelet op het tijdsverloop vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet meer passend, maar zal de rechtbank kiezen voor de strafmodaliteit van een geldboete.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging ook rekening met het feit dat het door verdachte witgewassen geldbedrag zal worden verbeurd verklaard.
Alle omstandigheden tezamen komt de rechtbank uit op de volgende straf. Aan verdachte wordt een geldboete opgelegd van € 1.500,- (subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis).

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
Nummer Voorwerp
1. Geld € 1.815,00 (18x100 1x10 1x5 euro biljet), goednummer 5383903.
2 Geld € 8.500,00 (154x50 40x20 euro biljet), goednummer 5383867.
3 1 Telefoonautomaat, kleur: zwart, merk BlackBerry, goednummer 5383872.
4 1 Telefoonautomaat, kleur: zwart, merk BlackBerry, goednummer 5383878.
5 1 Telefoonautomaat, kleur: zwart, merk BlackBerry Porsche, goednummer 5383883.
6 1 Telefoonautomaat, kleur: wit, merk BlackBerry, goednummer 5383888.
7 1 Telefoonautomaat, kleur: wit, merk BlackBerry, goednummer 5383890.
8 1 Telefoonautomaat, kleur: zwart, merk BlackBerry, goednummer 5383905.
9 1 Huurcontract goednummer 5383870.
10 1 Notitieboek, goednummer 5383885.
Verbeurdverklaring
De geldbedragen onder 1 en 2 behoren aan verdachte toe. Nu met betrekking tot deze geldbedragen het bewezen geachte is begaan, worden deze geldbedragen verbeurdverklaard.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De inbeslaggenomen voorwerpen onder 3 tot en met 10 dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 23, 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.500,00 (vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 25 (vijfentwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, op de geldboete in mindering gebracht zal worden naar de maatstaf van € 50,00 (vijftig euro) per dag.
Verklaart verbeurd:
  • Voorwerp 1, zijnde een geldbedrag van € 1.815,00, vallende onder goednummer 5383903;
  • Voorwerp 2, zijnde een geldbedrag van € 8.500,00, vallende onder goednummer 5383867.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
  • Voorwerp 3, zijnde een zwarte BlackBerry telefoon, vallende onder goednummer 5383872;
  • Voorwerp 4, zijnde een zwarte BlackBerry telefoon, vallende onder goednummer 5383878;
  • Voorwerp 5, zijnde een zwarte BlackBerry telefoon, vallende onder goednummer 5383883;
  • Voorwerp 6, zijnde een witte BlackBerry telefoon, vallende onder goednummer 5383888;
  • Voorwerp 7, zijnde een witte BlackBerry telefoon, vallende onder goednummer 5383890;
  • Voorwerp 8, zijnde een zwarte BlackBerry telefoon, vallende onder goednummer 5383905;
  • Voorwerp 9, zijnde een huurcontract, vallende onder goednummer 5383870;
  • Voorwerp 10, zijnde een notitieboek, vallende onder goednummer 5383885.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter,
mrs. F.W. Pieters en E.J. Weller, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 mei 2019.
[...]
  • [...]
  • [...]

Voetnoten

1.De officier van justitie kan een verdachte een voorstel doen om strafvervolging te voorkomen: de transactie. Als de verdachte op dit aanbod ingaat, hoeft hij niet meer voor de rechter te verschijnen.
2.De oriëntatiepunten zijn in het leven geroepen om de rechter een handvat te bieden en bij te dragen aan gelijke straffen in gelijke gevallen. De rechter is er niet aan gebonden.