ECLI:NL:RBAMS:2019:3551

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 mei 2019
Publicatiedatum
16 mei 2019
Zaaknummer
13/7510109-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering toegestaan op basis van Europees aanhoudingsbevel, detentieomstandigheden en rechtsbescherming

Op 16 mei 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Hongarije op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 29 maart 2019. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld. Het EAB was uitgevaardigd door de Regional Court of Miskolc op 11 oktober 2018 en betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Hongarije is geboren en geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft.

Tijdens de openbare zitting op 2 mei 2019 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de behandeling van het vonnis dat aan de overlevering ten grondslag ligt. De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon na zijn overlevering in Hongarije op de hoogte zal worden gesteld van zijn recht op verzet of hoger beroep.

De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Hongarije beoordeeld. Het Hongaarse Ministerie van Justitie heeft garanties gegeven dat de opgeëiste persoon niet zal worden blootgesteld aan onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank heeft geen bewijs gevonden dat de detentieomstandigheden in de gevangenissen in Szombathely of Tiszalök een reëel risico voor de opgeëiste persoon vormen. Gezien het feit dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en er geen weigeringsgronden zijn, heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751019-19
RK nummer: 19/2041
Datum uitspraak: 16 mei 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 29 maart 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 oktober 2018 door
Regional Court of Miskolc , Law-enforcement Unit(Hongarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1996,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 2 mei 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. K. Kuster, advocaat te Rotterdam en door een tolk in de Hongaarse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van twee
enforceable judgements:
1)
Decision issued by the District Court of Tiszaújváros, dated on 17 January 2018, final on 14 March 2018(/8.B.457/2016/35);
2)
Decision issued by the District Court of Tiszaújváros, dated and final on 30 September 2015(/8.B.237/2015/5)
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar (vonnis 1) en zes maanden (vonnis 2), door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnissen.
Deze vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat uit het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot
vonnis 2heeft geleid. De rechtbank ziet geen aanleiding om niet uit te gaan van de juistheid van de gegevens in het EAB. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is dus hier niet van toepassing.
De rechtbank stelt tevens vast dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot
vonnis 1heeft geleid, en dat dit vonnis - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan indien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) dat het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
In het EAB staat het volgende:
X 3.4. the person was not personally served with the decision, but
- the person will be personally served with the decision without delay after the surrender; and
- when served with the decision, the person will be expressly informed of his right to a retrial or appeal, in which he has the right to participate and which allows the merits of the case, including fresh evidence, to be re-examined, and which may lead to the original decision being reversed; and
- the person will be informed of the timeframe within which he has to request a retrial or appeal. The defendant and his defense lawyer may submit a motion for review within one month from the date on which they took cognizance of the conclusive decision of the basic case becoming final.
Namens het Hongaarse Ministerie van Justitie is bij e-mail van 29 april 2019 het volgende verklaard:
according to § 639 (3) of Act Nr. XC. of 2017 on the Hungarian Criminal Procedural Code – in case the person was sentenced in his/her absence – he/she or his/her attorney can file the request for retrial within 1 month from the moment he/she was notified about the sentence. [opgeëiste persoon] will be personally served the decision after his surrender takes place in Hungary and the one month deadline will be counted from that day.
In de brief van 30 april 2019 van het Hongaarse Ministerie van Justitie staat het volgende:
[opgeëiste persoon]will be personally served the judgement after his surrender to Hungary takes place and he and his attorney can file a request for retrial within 1 month from that date.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoen deze verklaringen aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en is de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond niet van toepassing. Hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd, namelijk dat de verzetsgarantie niet afdoende is, omdat de opgeëiste persoon vooraf gebruik had moeten kunnen maken van zijn verdedigingsrecht en niet pas na een veroordeling, doet hier niet aan af
(of leidt niet tot een ander oordeel o.i.d.)

4.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning/op een besloten erf waarop een woning staat, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, meermalen gepleegd
poging tot een ander door geweld, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen

5.Detentieomstandigheden

Uit de aanvullende brief van 30 april 2019 van het Hongaarse ministerie van Justitie volgt dat de opgeëiste persoon in de gevangenis in Szombathely of in de gevangenis in Tiszalök wordt geplaatst indien hij wordt overgeleverd. De opgeëiste persoon zal, na zijn overlevering, een aantal dagen in
Budapest Penitentiaryworden geplaatst (maximaal twee-drie weken). In elk van de genoemde detentie-instellingen zal de opgeëiste persoon in geval van een éénpersoonscel tenminste 6 m2 tot zijn beschikking hebben en in geval van een meerpersoonscel zal hij tenminste 4 m2
personal spaceper gedetineerde hebben.
Voor zover gedetineerden in Hongarije in het algemeen (nog) een reëel risico van onmenselijke of vernederende behandeling lopen vanwege de in Hongaarse gevangenissen heersende detentieomstandigheden, is zo een reëel gevaar voor de opgeëiste persoon uitgesloten voor wat betreft zijn verblijf in de gevangenis in Budapest. Het Hongaarse Ministerie van Justitie heeft immers gegarandeerd dat de opgeëiste persoon niet wordt blootgesteld aan een behandeling die strijdig is met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest). Deze garantie vindt steun in de overige informatie waarover de rechtbank beschikt.
De rechtbank heeft geen bewijzen dat personen die in de gevangenis in Szombathely of in Tiszalök gedetineerd zijn een reëel risico van onmenselijke of vernederende behandeling lopen vanwege de daar heersende detentieomstandigheden. De rechtbank komt daarom niet toe aan de vraag of het verblijf van de opgeëiste persoon in één van beide instellingen hem zou blootstellen aan een dergelijk gevaar.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45, 284 en 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 7 en 12 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Regional Court of Miskolc, Law-enforcement Unit(Hongarije) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 16 mei 2019.
De oudste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.