Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
4.Strafbaarheid van de feiten
ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling(nummer 16 op de lijst van bijlage 1 bij de OLW) aan te kruisen.
Titel 2” in het EAB onder rubriek e) is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een evidente tegenstrijdigheid tussen deze feitomschrijvingen en de aangekruiste categorie. Volgens het EAB ziet deze titel namelijk op – kort gezegd – afpersing in vereniging van € 38.000,- (“
Tenlastelegging A”) en op diefstal van twee kentekenplaten (“
Tenlastelegging B”). Deze strafbare feiten kunnen niet worden geclassificeerd als het hiervoor genoemde lijstfeit. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat de uitvaardigende justitiële autoriteit het lijstfeit – voor deze feiten – niet in redelijkheid heeft kunnen aankruisen.
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
diefstal.
Titel 1” in het EAB. Toetsing van de dubbele strafbaarheid van deze component moet dan ook achterwege blijven.
5.Slotsom
6.Toepasselijke wetsbepalingen
7.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan het Openbaar Ministerie bij de Strafuitvoeringsrechtbank te Antwerpen (België) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.