Op 10 mei 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 13 maart 2019 en betreft een EAB dat is uitgevaardigd door het Parket van de Procureur des Konings te Turnhout, België, op 20 april 2017. De opgeëiste persoon, geboren in Duitsland in 1985, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en is op dat moment gedetineerd in een detentieplaats in Nederland.
Tijdens de openbare zitting op 26 april 2019 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Belgische nationaliteit heeft en dat de personalia correct zijn. Het EAB is gebaseerd op een vonnis van de correctionele rechtbank Antwerpen van 17 februari 2017, waarin een vrijheidsstraf van twee jaar is opgelegd voor strafbare feiten die onder de lijst van bijlage 1 van de Overleveringswet vallen, waaronder oplichting en vervalsing van documenten.
De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet beoordeeld en geconcludeerd dat de overlevering kan worden toegestaan, omdat de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bevestigd dat de opgeëiste persoon na de overlevering op de hoogte zal worden gesteld van zijn rechten. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De beslissing is genomen in overeenstemming met de relevante wetsbepalingen, en de rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon aan België toegestaan.