ECLI:NL:RBAMS:2019:3542

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 mei 2019
Publicatiedatum
16 mei 2019
Zaaknummer
13/669013-19 en 13/212695-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis na bewezenverklaring van poging tot diefstal met geweld en bedreiging

Op 16 mei 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder een poging tot diefstal met geweld, bedreiging en vernieling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is, gebaseerd op psychologische rapporten die een schizo-affectieve stoornis vaststelden. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, maar heeft tegelijkertijd besloten tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar, om zowel behandeling te waarborgen als het recidiverisico te beperken. De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld en een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij [persoon 1] voor materiële schade, terwijl de vordering van [persoon 2] niet-ontvankelijk werd verklaard wegens gebrekkige onderbouwing. De rechtbank heeft de wettelijke voorschriften toegepast en de beslissing gemotiveerd, waarbij de veiligheid van de samenleving en de noodzaak van behandeling voor de verdachte centraal stonden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/669013-19 (A) en 13/212695-18 (B)
Datum uitspraak: 16 mei 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het Huis van Bewaring [detentieadres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 mei 2019.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. W.J. Nijkerk, en van wat door de raadsvrouw van verdachte, mr. E.M. Fortuin en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.Tenlasteleggingen

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan:
Zaak A
1. een poging tot diefstal van een tas/een laptop/etenswaar van [persoon 1] , met geweld, op 3 januari 2019;
2. het vernielen van diezelfde tas/laptop van [persoon 1] , op 3 januari 2019;
3. het vernielen van een ruit van [persoon 2] /gitaarwinkel [naam gitaarwinkel] , op 18 april 2018;
Zaak B
1. het bedreigen van [persoon 3] door te zeggen "ik ga je vermoorden" en "ik maak je dood” en daarbij een handgebaar te maken waarbij hij een pistool uitbeeldde en die tegen [persoon 3] hoofd zette, op 8 oktober 2018;
2. het vernielen van een ruit behorende bij perceel [adres] , op 8 oktober 2018.
De volledige tenlasteleggingen zijn opgenomen in bijlagen 1 en 2.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
3.1.1.
Zaak A
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde. Met betrekking tot de onder 2 tenlastegelegde vernieling van de tas heeft hij partiële vrijspraak verzocht.
3.1.2.
Zaak B
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
3.2.
Standpunt van de verdediging
3.2.1.
Zaak A
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde geweld en het onder 2 tenlastegelegde. Met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.2.2.
Zaak B
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot het onder 1 en 2 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Zaak A
3.3.1.1. Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De rechtbank acht, op basis van haar eigen waarneming van de camerabeelden, de verklaringen van aangeefster en de verklaring van verdachte, de onder 1 tenlastegelegde poging tot diefstal met geweld bewezen. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het door verdachte gebruikte geweld bedoeld was om het bezit van het gestolene (te weten: een broodje en vleeswaar) te verzekeren.
3.3.1.2. Vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde
Vernieling van de tas
De rechtbank acht de vernieling van de tas niet bewezen. Gezien de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw behoeft dit oordeel geen nadere motivering.
Vernieling van de laptop
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank ook de vernieling van de laptop niet bewezen. Uit de bewijsmiddelen kan niet volgen dat verdachte opzet heeft gehad op vernieling van de laptop, ook niet in de zin van voorwaardelijk opzet. Verdachte heeft verklaard dat hij alleen een broodje en cervelaatworst uit de tas wilde pakken, en dat hij geen laptop heeft gezien. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte zittend op een bankje in de tas van aangeefster kijkt, dat er daarbij iets plats en donkerkleurigs op de schoot van verdachte ligt, en dat dit platte donkerkleurige voorwerp van de schoot van verdachte afglijdt op het moment dat verdachte van het bankje opstaat. De rechtbank acht het goed voorstelbaar dat dit platte voorwerp de laptop is, en dat die dus op de grond is gevallen, mogelijk zonder dat verdachte zich hiervan bewust is geweest.
3.3.1.3. Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
De rechtbank acht, mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte, bewezen wat onder 3 ten laste is gelegd. Gezien de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw behoeft dit oordeel geen nadere motivering.
3.3.2.
Zaak B
De rechtbank acht bewezen wat onder 1 en 2 ten laste is gelegd. Gezien de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw behoeft dit oordeel geen nadere motivering.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht aldus bewezen dat verdachte:
Zaak A
1. op 3 januari 2019 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening etenswaar weg te nemen dat aan [persoon 1] toebehoorde
- die tas heeft gepakt en
- vervolgens die tas (deels) heeft leeggehaald terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd gevolgd van geweld tegen die [persoon 1] , gepleegd met het oogmerk om het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [persoon 1]
- met een vlakke rechterhand tegen haar gezicht te slaan en
- met zijn been te trappen en
- haar met zijn arm tegen het bushokje aan te duwen;
3. op 18 april 2018 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een winkelruit, die aan [persoon 2] en [naam gitaarwinkel] toebehoorde, heeft vernield.
Zaak B
1. op 8 oktober 2018 te Amsterdam [persoon 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [persoon 3] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga je vermoorden" en/of "ik maak je dood" en daarbij een handgebaar maakte waarbij hij, verdachte, een pistool uitbeeldde en die tegen [persoon 3] hoofd zette;
2. op 8 oktober 2018 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, behorende bij perceel [adres] , die aan een ander toebehoorde, heeft vernield;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

De officier van justitie en de raadsvrouw hebben verzocht om verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren.
De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitia-rapport van GZ-psycholoog
drs. M. Shashtawy van 26 maart 2019, het Pro Justitia-rapport van psychiater dr. L.H.W.M. Kaiser van 26 maart 2019 en het reclasseringsadvies van 10 april 2019.
In het rapport van psychiater Kaiser staat onder meer het navolgende:
Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Als meest waarschijnlijke wordt door onderzoeker geclassificeerd: een schizo-affectieve stoornis. Differentiaal diagnostisch zijn niet uitgesloten: een psychotische stoornis NAO, een schizofrene spectrum stoornis, een paranoïde persoonlijkheidsstoornis en alleen een manisch depressieve stoornis. […] Alhoewel niet met zekerheid gesteld kan worden, is het waarschijnlijk dat verdachte vanuit zijn stoornis ontremd was en achterdocht heeft gehad naar aangevers en/of dat hij in een toestand was van snelle opwinding, chaotisch denken en verlies van controle door een manisch geagiteerde toestand met paranoïde met gestoorde werkelijkheidszin bij een man die bekend is met een schizo-affectieve stoornis met frequente decompensaties. Onderzoeker schat in dat hij van daaruit agressief en met agressieve dreigingen gereageerd heeft. Door die toestand was hij dakloos geworden en voorzag hij via de diefstal uit de tas in zijn onderhoud (aangifte d.d. 3 januari 2019). Indirect kan die diefstal als een gevolg van zijn stoornis geduid worden. […] Onderzoeker concludeert dat betrokkene met grote waarschijnlijkheid bij de ten laste gelegde zaken ontoerekeningsvatbaar is geweest.
Zowel de psycholoog als de psychiater hebben de rechtbank (uiteindelijk) geadviseerd om verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te achten. De rechtbank neemt dat advies over. Verdachte is dus niet strafbaar voor de bewezen geachte feiten. Verdachte zal dan ook worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

8.Plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis

8.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst, zoals bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis een te zwaar middel is. Een Forensisch Psychiatrische Kliniek (hierna: FPK) heeft wachttijden en een hoog beveiligingsniveau. Daarbij komt dat een behandeling voor de duur van één jaar te lang is. Een Rechterlijke Machtiging (hierna: RM) zou passender zijn.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld, een bedreiging en twee vernielingen. Dit kan verdachte niet worden toegerekend (de rechtbank acht hem immers ontoerekeningsvatbaar), maar dat neemt niet weg dat verdachte gevaarlijk kan zijn voor zichzelf en voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
De rechtbank heeft ter beoordeling van de vraag of verdachte voldoet aan de eisen voor plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis en de vraag of plaatsing ook passend en geboden is, acht geslagen op de inhoud van de eerder vermelde Pro Justitia-rapporten. Beide deskundigen hebben geadviseerd tot oplegging van de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor één jaar op grond van artikel 37 Sr. Zonder adequate behandeling en stabiele leefsituatie is er een hoog risico op gewelddadig gedrag, waaronder ook het uiten van ernstige (doods)bedreigingen naar anderen. Gezien het gebrek aan ziektebesef en inzicht is het niet aannemelijk dat verdachte zich binnen een vrijwillig kader zal laten behandelen. In het verleden is reeds gebleken dat verdachte erg wisselend is in zijn wens om behandeling te ondergaan. Verdachte werd al vele malen eerder (kort) opgenomen, ook met een rechterlijke machtiging. Hij accepteert soms voor een korte termijn medicatie, maar weigert hoofdzakelijk. Dit terwijl hij de medicatie naar verwachting langdurig moet gebruiken. Ook binnen het PPC kreeg verdachte eenmaal medicatie onder dwang. Na adequate instelling op medicatie wordt verdachte minder dwingend en dysfoor in het contact. De psychiater verwacht dat door medicamenteuze behandeling de sterk wisselende en prikkelbare stemming van verdachte zal stabiliseren. Ook zijn achterdocht richting zijn omgeving zal dan afnemen.
Verdachte heeft allereerst nadere diagnostiek en verdere medicamenteuze behandeling nodig. Volgens het advies van de psycholoog en psychiater dient de behandeling plaats te vinden binnen een FPK. Vervolgens is een rehabiliterende benadering nodig waarin gewerkt wordt aan dagbesteding en wonen. Als verdachte uit het psychiatrisch ziekenhuis ontslagen wordt, moet er ambulant een uitgebreid vangnet van hulpverlening voor hem opgezet worden.
De rechtbank stelt vast dat verdachte voldoet aan de criteria van artikel 37 Sr. Gelet op de inhoud van de rapportages acht de rechtbank namelijk de kans aanwezig dat verdachte zich wederom schuldig zal maken aan soortgelijke feiten. De rechtbank is daarbij van oordeel dat verdachte een gevaar is voor anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen.
De rechtbank acht plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis dan ook een passende maatregel. Door deze maatregel kan verdachte niet alleen behandeld worden, maar wordt ook het recidiverisico beperkt. Gelet hierop, en wegens het ontbreken van een reëel alternatief, acht de rechtbank de oplegging van deze maatregel noodzakelijk.

9.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

9.1.
Zaak A – feit 1
De benadeelde partij [persoon 1] vordert € 903,99 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering te verklaren. In de eerste plaats vanwege de bepleite vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde en in de tweede plaats omdat de laptop 9 jaar oud en nog werkend is.
De rechtbank oordeelt als volgt. De laptop van de benadeelde partij is bij de onder 1 bewezenverklaarde poging tot diefstal met geweld beschadigd. De rechtbank zal de vordering tot een bedrag van in totaal € 500,- (vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd) toewijzen, zodat de benadeelde partij de mogelijkheid krijgt om de laptop te repareren. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat de vordering ten aanzien van de vraag of de door [persoon 1] aangegeven “refurbished” laptop de enige mogelijkheid tot schadeloosstelling is, onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van een nadere onderbouwing zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [persoon 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Gezien de positie van verdachte zal de rechtbank de vervangende hechtenis op één dag bepalen.
9.2.
Zaak A – feit 3
De benadeelde partij [persoon 2] vordert € 900,- aan materiële schadevergoeding en € 1.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie en de raadsvrouw hebben - wegens de gebrekkige onderbouwing van de vordering - verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering te verklaren.
De rechtbank oordeelt als volgt. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere onderbouwing zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 37, 45, 57, 285, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Zaak A
  • Verklaart het onder 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
  • Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
  • Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Zaak B
  • Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
  • Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Zaak A
Het bewezen verklaarde levert op:
  • Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
  • Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde:
Zaak B
Het bewezen verklaarde levert op:
  • Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
  • Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,voor het bewezene niet strafbaar en
ontslaat hem van alle rechtsvervolgingter zake daarvan.
Gelast dat verdachte voor de termijn van
1 (één) jaarin een
psychiatrisch ziekenhuiszal worden geplaatst.
Vordering van de benadeelde partij (zaak A - feit 1)
Wijst de vordering van [persoon 1] toe tot € 500,- (vijfhonderd euro) aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (te weten: 3 januari 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon 1] , € 500,- (vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (te weten: 3 januari 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening, aan de Staat te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting door hechtenis van één dag vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering van de benadeelde partij (zaak A – feit 3)
Verklaart [persoon 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. I. Verstraeten-Jochemsen, voorzitter,
mrs. B.M. Visser en E.G.C. Groenendaal, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.J.M. van der Hooft, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 mei 2019.
[...]