ECLI:NL:RBAMS:2019:3532

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2019
Publicatiedatum
16 mei 2019
Zaaknummer
13/684044-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straf na niet-naleving van bijzondere voorwaarden

Op 4 april 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam een beslissing genomen in de strafzaak tegen een veroordeelde, die eerder was veroordeeld tot een taakstraf van 220 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk. De vordering van de officier van justitie, ingediend op 8 november 2018, strekte tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, omdat de veroordeelde zich niet had gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke straf waren verbonden. De rechtbank heeft de zaak behandeld in aanwezigheid van de officier van justitie, de veroordeelde, zijn raadsvrouw en een reclasseringsmedewerker. De veroordeelde had niet voldaan aan de voorwaarden, waaronder het melden bij de reclassering en meewerken aan begeleid wonen en schuldhulpverlening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, ondanks zijn detentie, niet proactief contact heeft opgenomen met de reclassering en op dit moment niet openstaat voor toezicht. Gelet op deze omstandigheden heeft de rechtbank besloten de voorwaardelijk opgelegde straf ten uitvoer te leggen. De rechtbank gelastte de tenuitvoerlegging van de taakstraf van 80 uren en bepaalde dat bij niet-naleving vervangende hechtenis van 40 dagen zal worden toegepast.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Parketnummer: 13/684044-18

BESLISSING NA VEROORDELING TOT VOORWAARDELIJKE STRAF

Beslissing op de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 8 november 2018, ingediend ter griffie op 12 november 2018, betreffende een onherroepelijk geworden vonnis van 17 mei 2018, in de strafzaak tegen:

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie persoonsgegevens op het adres [BRP-adres] .

Inleiding

Bij voormeld vonnis is [veroordeelde] (hierna te noemen: veroordeelde) veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 220 uren, met bevel dat een gedeelte, groot 80 uren, van die straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de daarbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel niet heeft nageleefd de volgende bij dat vonnis gestelde bijzondere voorwaarden:
- zich binnen drie werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis dient te melden bij Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering op het volgende adres: [adres] . Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en moet hij zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
- meewerkt aan een plaatsing voor begeleid wonen bij Stichting Exodus of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, daar te verblijven en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- meewerkt aan schuldhulpverlening en het realiseren van een adequate dagbesteding, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt er toe dat die niet ten uitvoer gelegde straf alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.

De procesgang

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het hiervoor genoemde vonnis;
  • een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan de veroordeelde is toegezonden;
  • het advies van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering te Amsterdam van 5 november 2018 aan de officier van justitie, waarin wordt geadviseerd om over te gaan tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafdeel, omdat veroordeelde onvoldoende heeft meegewerkt aan de voorwaarden.
De rechtbank heeft op 4 april 2019 ter openbare terechtzitting gehoord de officier van justitie, mr. K. Duker, veroordeelde, zijn raadsvrouw, mr. M. Ketting, en reclasseringsmedewerker, M. Kolfschoten.
Veroordeelde heeft – samengevat – verklaard dat het juist is hij niet op alle afspraken is verschenen. Vanaf 24 augustus 2018 tot 10 december 2018 zat hij gedetineerd in Luxemburg. Twee weken nadat veroordeelde weer op vrije voeten was, is hij in Nederland opgepakt en heeft hij tot 22 maart 2019 vastgezeten. In de tussentijd heeft veroordeelde geen contact gezocht met de reclassering. Veroordeelde geeft te kennen dat hij inmiddels is gesprek is met mensen van de gemeente en geen contact meer wil met de reclassering.
Deskundige Kolfschoten heeft ter terechtzitting het advies van 5 november 2018 onderstreept en benadrukt dat het toezicht niet uitvoerbaar blijkt.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering gehandhaafd.
De raadsvrouw heeft – samengevat – verklaard dat het niet puur onwil is geweest dat veroordeelde niet op zijn afspraken is verschenen maar met name onmacht, onder meer omdat hij lange tijd gedetineerd heeft gezeten.

De beoordeling

Op grond van de hierboven genoemde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat veroordeelde genoemde bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. Uit het advies tenuitvoerlegging van 5 november 2018 blijkt dat veroordeelde niet op zijn afspraken met de reclassering is verschenen. Hoewel dit deels te verklaren is door de omstandigheid dat veroordeelde lange tijd gedetineerd heeft gezeten, maakt de rechtbank hem wel het verwijt dat hij, zodra hij daartoe de mogelijkheid had, geen contact met de reclassering heeft opgenomen. Daar komt bij dat veroordeelde op dit moment niet openstaat voor een (hernieuwd) reclasseringstoezicht. Gelet op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank daarom termen aanwezig de gevorderde tenuitvoerlegging te gelasten.

BESLISSING

De rechtbank gelast dat de voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een
taakstraf van 80 uren, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.
Beveelt, voor het geval dat veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 dagen.
Deze beslissing is gegeven door
mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter,
mrs. F. Dekkers en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M.H. Stikkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 april 2019.