ECLI:NL:RBAMS:2019:3527

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2019
Publicatiedatum
16 mei 2019
Zaaknummer
13/698929-17, 13/665146-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake woninginbraken en diefstal met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 21 februari 2019 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan drie woninginbraken en diefstal van een gepind geldbedrag. De verdachte, geboren in 1973, werd beschuldigd van het plegen van inbraken in woningen in Amsterdam op verschillende data in 2017 en 2018. Tijdens de zitting op 7 februari 2019 heeft de officier van justitie, mr. M.D. Braber, de vordering ingediend, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. J.E.F.K. Liauw.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 oktober 2017, 11 oktober 2017 en 26 oktober 2017 inbraken heeft gepleegd, waarbij hij zich toegang tot de woningen heeft verschaft door middel van braak of een valse sleutel. De verdachte heeft onder andere een rugtas, een I-pad, een telefoon en een geldbedrag gestolen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het vierde ten laste gelegde feit, dat betrekking had op het voorhanden hebben van een nepwapen, omdat niet bewezen kon worden dat de verdachte wist dat het wapen zich in zijn tas bevond.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 225 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en eerdere veroordelingen. De rechtbank heeft besloten om de verdachte niet terug te sturen naar de gevangenis, maar hem een kans te geven om zijn leven te beteren. Daarnaast is er beslag gelegd op een imitatie vuurwapen dat bij de verdachte in beslag was genomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/698929-17, 13/665146-15 (tul)
Datum uitspraak: 21 februari 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1973,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 februari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.D. Braber en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J.E.F.K. Liauw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 1 oktober 2017 (gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te weten tussen 02.00 uur en 04.00 uur) te Amsterdam, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een woning gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen een rugtas en/of een I-pad en/of een portemonnee en/of een rijbewijs en/of drie, althans een of meer pinpas(sen) (van de ABN-Amro bank), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot die woning heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
2.
hij op of omstreeks 11 oktober 2017 (gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te weten tussen 03.30 uur en 04.00 uur) te Amsterdam, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] ) heeft weggenomen een telefoon (Samsung S8 plus), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot die woning heeft verschaft en/of die weg te nemen telefoon onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak of verbreking door een sleutelkastje open te breken/te forceren;
3.
hij op of omstreeks 26 oktober 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een woning gelegen aan de [adres 3] ) heeft weggenomen een jas en/of een of meer sleutel(s) en/of een portemonnee en/of een geldbedrag (van 35 euro) en/of een fiets en/of een bankpas (van de ABN-Amro bank), geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot die woning heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren)/geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak of verbreking door een sleutelkastje open te breken/te forceren;
en/of
hij op of omstreeks 26 oktober 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een geld/pinautomaat) heeft weggenomen een geldbedrag (van 160 euro), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of de ABN-Amro bank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, dat weg tenemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
4.
hij op of omstreeks 23 mei 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie I onder 7, te weten een nabootsing van een bestaand vuurwapen, te weten een pistool van het merk Smith & Wesson (model SW40F), zijnde een voorwerp die voor wat betreft zijn vorm, afmeting en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft/hebben gehad en/ofheeft/hebben gedragen en/of heeft/hebben vervoerd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft kort gezegd gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het onderdeel
“braak/verbreking”in het onder 1 ten laste gelegde en de diefstal van de fiets in het onder 3 ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 4 ten laste gelegde. Verdachte wist niet dat er een (nep)wapen in de tas zat. Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde niet bewezen. Door de verdediging is betoogd dat verdachte niet wist dat er een nepwapen in de tas zat die hij bij zich droeg en die hij kort voor de aanhouding van de medeverdachte had gekregen. Tevens is bepleit dat verdachte toen het wapen door de medeverdachte zou zijn getoond nog binnen in de winkel was en dat hij het wapen niet heeft gezien. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet vastgesteld kan worden dat verdachte wist dat in de tas die hij van de medeverdachte heeft aangenomen een wapen zat. Dat verdachte de medewerker heeft horen zeggen
“wil je mij poppen”doet daar niet aan af. Met die bewoordingen staat niet vast dat verdachte a) wist dat er een wapen was en b) waar dit wapen zich bevond. Verdachte dient dan ook van het onder 4 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde
De rechtbank stelt op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de bekennende verklaring die verdachte op de terechtzitting heeft afgelegd vast dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het onderdeel
“braak/verbreking”in het onder 1 ten laste gelegde en de diefstal van de fiets in het onder 3 ten laste gelegde niet kan worden bewezen. Verdachte zal daarvan dan ook worden vrijgesproken.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 1 oktober 2017 gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te weten tussen 02.00 uur en 04.00 uur, te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een rugtas en een I-pad en een portemonnee en een rijbewijs en drie pinpassen van de ABN-Amro bank, toebehorende aan [slachtoffer 1] ;
2.
op 11 oktober 2017 gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te weten tussen 03.30 uur en 04.00 uur te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen een telefoon (Samsung S8 plus), toebehorende aan [slachtoffer 2] , waarbij verdachte zich de toegang tot die woning heeft verschaft door middel van braak door een sleutelkastje open te breken;
3.
op 26 oktober 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 3] heeft weggenomen een jas en sleutels en een portemonnee en een geldbedrag van 35 euro en een bankpas van de ABN-Amro bank, toebehorende aan [slachtoffer 3] , waarbij verdachte zich de toegang tot die woning heeft verschaft door middel van braak door een sleutelkastje open te breken;
en
op 26 oktober 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 160 euro, toebehorende aan [slachtoffer 3] , waarbij verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 70 dagen en een gevangenisstraf van 365 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 350 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om, rekening houdende met de bepleitte vrijspraak voor feit 4, de taakstraf te matigen naar 100 uur.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie woninginbraken en aan diefstal van een gepind geldbedrag. Woninginbraken en diefstal veroorzaken naast veel materiële schade en hinder voor de bestolene ook maatschappelijke onrust en brengen bij veel mensen een gevoel van onveiligheid teweeg. Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangevers. Een woninginbraak geeft mensen het gevoel in hun eigen woning niet meer veilig te zijn. Verdachte heeft geen rekening gehouden met de gevolgen van zijn daden voor de gedupeerden en kennelijk slechts oog gehad voor zijn eigen financiële gewin.
Uit het 25 pagina’s tellende strafblad van verdachte van 10 januari 2019 blijkt dat hij veelvuldig in aanraking is geweest met justitie en veroordeeld is voor vergelijkbare feiten. Eerdere straffen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw over te gaan tot het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op de adviezen en de persoonlijke omstandigheden zoals die zijn gebleken uit de verschillende reclasseringsrapporten over verdachte. Uit het meest recente rapport van de reclassering van 5 december 2018, opgesteld door C. Vrugteveen, volgt dat sinds verdachte in april 2018 de ISD eindigde sprake is van een aantal positieve ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen zouden recidive verlagend moeten werken. Een belangrijk punt is de motivatie van verdachte, aldus het rapport. De reclassering adviseert om een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Gelet op de door de rechtbank gehanteerde landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting is de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend. Op de zitting is duidelijk geworden dat verdachte op korte termijn een klinische behandeling zal ondergaan. Ook ziet de rechtbank bij verdachte een mogelijkheid om zijn leven te beteren. De rechtbank ziet hierin aanleiding om verdachte een laatste kans te geven om met zichzelf aan de slag te gaan en een toekomst zonder delicten op te bouwen en zal verdachte dan ook niet terugsturen naar de gevangenis.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een taakstraf van 120 uur en een gevangenisstraf van 240 dagen waarvan 225 dagen voorwaardelijk passend en geboden. Van die gevangenisstraf wordt het voorarrest afgetrokken. Dit betekent dat verdachte nu niet terug hoeft naar de gevangenis. Deze straf is lager dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt voor feit 4 en omdat de rechtbank (meer) rekening houdt met voornoemde omstandigheden.

8.Beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
1. Revolver Kl:Zwart, SMITH & WESSON Sw40f, Imitatie (5577077)
De rechtbank is van oordeel dat het voorwerp onttrokken dient te worden aan het verkeer, omdat het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 29 mei 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/665146-15, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 9 juli 2015 van de meervoudige kamer van deze rechtbank, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 224 dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 150 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding om van een gedeelte, groot 20 dagen, van de hiervoor genoemde voorwaardelijk opgelegde straf de tenuitvoerlegging te gelasten.
In plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf te geven, zal de rechtbank, gelet op wat hierboven onder 7.3. is overwogen, gelasten dat veroordeelde een taakstraf van 40 uren moet verrichten.
De rechtbank acht daarnaast termen aanwezig om de proeftijd bij het resterende deel van de voorwaardelijk straf met één jaar te verlengen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36b, 36d, 57, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1
-
diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
ten aanzien van feit 2 en 3, eerste cumulatief
-
diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3, tweede cumulatief
-
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
120 uren, met bevel voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
240 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 225 dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast als veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast als veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich gedurende de proeftijd bij Reclassering Inforsa op het adres [adres reclassering] moet melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. zich gedurende de proeftijd onder behandeling moet stellen bij Forensisch Ambulante Zorg (FAZ) of een soortgelijke ambulante forensische zorg te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek, waarbij het innemen van medicijnen onderdeel van de behandeling kan zijn en een kortdurende klinische opname van maximaal 7 weken ten behoeve van detoxificatie tot de mogelijkheden behoort;
3. gedurende de proeftijd moet verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten [naam en locatie instelling] of een soortgelijke instelling, en zich moet houden aan de huisregels en het dagprogramma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
4. gedurende de proeftijd op vooraf vastgestelde tijdstippen op zijn verblijfadres aanwezig dient te zijn, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De precieze tijdstippen worden vooraf vastgesteld door de reclassering, in overleg met veroordeelde en afhankelijk van de dagbesteding. Het locatiegebod wordt gecontroleerd met een elektronisch controlemiddel. Het huidige verblijfadres is [BRP-adres] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft.
Geeft aan Reclassering Inforsa opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. Revolver Kl:Zwart, SMITH & WESSON Sw40f, Imitatie (5577077)
Gelast dat een gedeelte, groot 20 dagen, van de niet ten uitvoer gelegde straf bij voornoemd vonnis van 9 juli 2015, te weten een gevangenisstraf van 150 dagen, alsnog zal worden ten uit voer gelegd. Gelast – in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf te geven – dat veroordeelde een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
40 urenmoet verrichten. Beveelt, voor het geval dat de veroordeelde deze taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 dagen.
Bepaalt dat de proeftijd bij het resterende deel van de voorwaardelijk straf met één jaar wordt verlengd.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. C.M. Berkhout en J. Huber, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M.H. Stikkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 februari 2019.