In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van diefstal van een grote hoeveelheid levensmiddelen, toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn, gepleegd op 29 oktober 2018 in Amsterdam. De rechtbank heeft op 21 februari 2019 uitspraak gedaan na een terechtzitting op 7 februari 2019, waar de officier van justitie, mr. J. Kouwenhoven, de bewezenverklaring heeft gevorderd en de raadsvrouw, mr. J. Koesveld, zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de ten laste gelegde diefstal heeft begaan, op basis van de bewijsmiddelen, waaronder een bekennende verklaring van de verdachte.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezen verklaarde feit strafbaar is en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) opgelegd krijgt voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft deze eis gevolgd, waarbij zij heeft gekeken naar de aard en ernst van het bewezen feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte heeft een lange geschiedenis van recidive en heeft eerder ISD-maatregelen opgelegd gekregen.
De rechtbank heeft besloten om de ISD-maatregel voor de maximale termijn van twee jaar op te leggen, zonder aftrek van voorarrest, en heeft bepaald dat er binnen negen maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging een tussentijdse toetsing zal plaatsvinden. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. R.A. Overbosch als voorzitter, en is openbaar gemaakt op 21 februari 2019.