ECLI:NL:RBAMS:2019:3525

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2019
Publicatiedatum
16 mei 2019
Zaaknummer
13/684469-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake bedreiging en belediging van een verbalisant

Op 7 februari 2019 heeft de rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging en belediging van een verbalisant. De zaak kwam voort uit een incident op 26 oktober 2018, waarbij de verdachte de verbalisant bedreigde met geweld en beledigende woorden gebruikte. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 7 februari 2019 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. J. Kouwenhoven, de vordering heeft gedaan en de raadsman, mr. L.M.A. Schwartz, het standpunt van de verdediging heeft gepresenteerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de verbalisant heeft bedreigd met de woorden: "Je hebt mazzel dat er een motorrijder bij is nu, anders had ik je voor je bek geslagen" en "Ik ga je dood maken, ik heb je gezicht gezien, ik ga je kop tot bloedens schoppen". Daarnaast heeft de verdachte de verbalisant beledigd door hem te beschuldigen met termen als "Kankerflikkers" en "Vuile flikkers". De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van de tenlastelegging, omdat niet alle uitspraken als bedreiging konden worden gekwalificeerd.

De rechtbank heeft de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, gezien zijn psychische problematiek, en heeft een gevangenisstraf van 14 dagen opgelegd, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/684469-18
Datum uitspraak: 7 februari 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte]
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] , verblijvende in [naam kliniek] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 februari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Kouwenhoven en van wat de raadsman van verdachte mr. L.M.A. Schwartz naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 26 oktober 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, [naam 1] (zijnde verbalisant werkzaam bij de politie Eenheid Amsterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door voornoemde [naam 1] eenmaal of meermalen dreigend de woorden toe te voegen: "Je hebt mazzel dat er een motorrijder bij is nu, anders had ik je voor je bek geslagen" en/of "Ik ga je in je kruis schoppen" en/of "Ik ga je dood maken, ik heb je gezicht gezien, ik ga je kop tot bloedens schoppen" en/of "Ik heb je kop gezien, ik onthoud je", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of (daarbij en/of vervolgens) eenmaal of meermalen schoppende en/of trappende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam van voornoemde [naam 1] ;
2.
hij op of omstreeks 26 oktober 2018 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam 1] (zijnde agent bij de politie Eenheid Amsterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening (te weten belast met surveillancedienst), in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Kankerflikkers" en/of "Vuile flikkers" en/of "Teringleijers", althans (telkens) woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft kort gezegd gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met uitzondering van het volgende. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de woorden
“Ik ga je in je kruis schoppen”niet te kwalificeren als bedreiging met enige misdrijf tegen het leven gericht dan wel bedreiging met zware mishandeling in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Dat verdachte ook
"Ik heb je kop gezien, ik onthoud je"zou hebben gezegd volgt niet uit het dossier. Verdachte zal van deze onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 26 oktober 2018 te Amsterdam [naam 1] , zijnde verbalisant werkzaam bij de politie Eenheid Amsterdam, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door voornoemde [naam 1] dreigend de woorden toe te voegen: "Je hebt mazzel dat er een motorrijder bij is nu, anders had ik je voor je bek geslagen" en "Ik ga je dood maken, ik heb je gezicht gezien, ik ga je kop tot bloedens schoppen" en daarbij schoppende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam van voornoemde [naam 1] ;
2.
op 26 oktober 2018 te Amsterdam opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam 1] , zijnde agent bij de politie Eenheid Amsterdam, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten belast met surveillancedienst, in zijn tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Kankerflikkers" en "Vuile flikkers" en "Teringlijers".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 53 dagen, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat één maand gevangenisstraf in de rede zou liggen, maar legt zich neer bij de eis van de officier van justitie.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bedreigen en beledigen van een verbalisant tijdens de uitoefening van zijn functie. Verdachte heeft door zijn handelen het gezag van de politie ondermijnd en inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de verbalisant. Dergelijk gedrag getuigt van een gebrek aan respect bij verdachte voor de verbalisant en voor het publieke belang dat die verbalisant op dat moment diende.
Uit het 32 pagina’s tellende strafblad van verdachte van 10 januari 2019 blijkt dat hij veelvuldig in aanraking is geweest met justitie en veroordeeld is voor vergelijkbare feiten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Pro Justitia rapport van 17 oktober 2018, dat is opgemaakt door psycholoog R.A. Sterk in een eerdere strafzaak tegen verdachte. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. Bij verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een stoornis in cannabis- en alcoholgebruik en van neurocognitieve stoornissen. Voorts is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van intellectuele capaciteiten op zwakbegaafd niveau en een anti sociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Verdachte kan gezien de geconstateerde psychische problematiek niet goed in staat worden geacht om zijn wil in vrijheid te bepalen. De rechtbank wordt geadviseerd om verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de adviezen en de persoonlijke omstandigheden, zoals die zijn gebleken uit de verschillende (reclasserings)rapporten over verdachte en uit het emailbericht van 5 februari 2019 van de maatschappelijk werker van verdachte, de heer Öztürk. Daaruit komt naar voren dat verdachte sinds 21 december 2018 met een voorlopige machtiging als bedoeld in artikel 2 van de wet BOPZ is opgenomen op de [naam kliniek] en dat op grond van recente diagnostiek een CIZ-indicatie is afgegeven voor een verblijf in een verpleeghuis dat gespecialiseerd dient te zijn op het gebied van de ziekte van Korsakov.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het psychologisch rapport, hoewel opgemaakt in een andere strafzaak tegen verdachte, het aanemelijk is dat de psychische problematiek van verdachte ook bij de hier tenlastegelegde feiten van invloed zijn geweest en de keuzevrijheid van verdachte tot ander gedrag die bewuste dag heeft beperkt. De rechtbank zal verdachte daarom verminderd toerekeningsvatbaar achten.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank tot slot aansluiting gezocht bij de straffen die in soortgelijke zaken doorgaans worden opgelegd en de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 14 dagen met aftrek van voorarrest passend en geboden. De rechtbank acht het, net als de officier van justitie, van belang dat verdachte kan voortgaan in het ingezette civiele traject van behandeling en zorg.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1
-
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling;
ten aanzien van feit 2
-
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[naam verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
14 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. C.M. Berkhout en J. Huber, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M.H. Stikkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 februari 2019.