7.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek op de terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het strafblad van verdachte van 10 januari 2019;
- het reclasseringsadvies van het Leger des Heils Amsterdam van 27 augustus 2018, opgemaakt door A. Neslo, reclasseringswerker;
- het reclasseringsadvies van het Leger des Heils Amsterdam van 31 oktober 2018, opgemaakt door D. de Vries, reclasseringswerker;
- het reclasseringsadvies van het Leger des Heils Amsterdam van 21 januari 2019, opgemaakt door D. de Vries, reclasseringswerker;
- de verklaring van deskundige D. de Vries afgelegd op de terechtzitting van 7 februari 2019.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Winkeldiefstal is een vervelend en veel voorkomend feit dat grote schade en overlast bij de betrokkenen veroorzaakt. Verdachte heeft er met zijn handelen blijk van gegeven weinig respect te hebben voor de eigendommen van anderen.
Uit de over verdachte opgemaakte rapporten komt naar voren dat verdachte een uitgebreid justitieel dossier heeft vanaf 1999 en onder de Top 600 aanpak valt. Hij voldoet aan de criteria voor de ISD-maatregel. Verdachte verblijft langdurig op straat zonder structurele en legale middelen van bestaan. De situatie van verdachte is triest en uitzichtloos en blijkt niet met reclasseringsinterventies te doorbreken. Er zijn verdachte meerdere hulpverleningstrajecten aangeboden, maar geen van de interventies heeft geleid tot vermindering van recidive en/of stabilisering van de leefomstandigheden van verdachte. Wanneer verdachte binnen de ISD gaat meewerken aan een hulpverleningstraject zou er een mogelijk een kentering in deze situatie kunnen komen, aldus de reclassering. De reclassering heeft geadviseerd om aan verdachte een ISD-maatregel op te leggen. De deskundige, D. de Vries, heeft op de terechtzitting het advies onderschreven.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte gedurende de afgelopen vijf jaar meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Ook aan de voorwaarden uit de toepasselijke richtlijn van het Openbaar Ministerie is voldaan. Verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaar voorafgaand aan het bewezen verklaarde feit meer dan tien processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, teruggerekend van de pleegdatum van het feit.
Er moet, gelet op eerdere veroordelingen en de problematiek van verdachte, ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Het belangrijkste doel van de ISD-maatregel is de beveiliging van de maatschappij. De veiligheid van personen en goederen vereist het opleggen van deze maatregel. In de afgelopen jaren is verdachte vele malen voor met name overlastgevende feiten veroordeeld maar deze straffen hebben niet tot gedragsverandering bij verdachte geleid. Verdachte veroorzaakt stelselmatig overlast en schade. Het belang van de samenleving dat verdachte geen overlast en schade meer zal veroorzaken, staat nu voorop. De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte niet de passende en noodzakelijke hulp – mocht hij daar op enig moment voor openstaan – kan worden geboden anders dan in het kader van een ISD-maatregel. De rechtbank gaat voorbij aan de verweren van de raadsvrouw. De ISD-maatregel strekt volgens het tweede lid van artikel 38m Wetboek van Strafrecht zowel tot beveiliging van de maatschappij als tot beëindiging van de recidive door verdachte. Het gaat hierbij om twee gelijkwaardige doelstellingen. Het karakter van de ISD-maatregel bestaat uit langdurige insluiting en is daarnaast mede gericht op gedragsbeïnvloeding. Gedragsinterventies zullen kunnen plaatsvinden als verdachte daarvoor hanteerbare aanknopingspunten biedt. De rechtbank heeft kennis genomen van de verklaring van verdachte dat hij geen ISD-maatregel wil. De wil van verdachte is voor de rechtbank niet doorslaggevend. Zij kent grotere betekenis toe aan de omstandigheid dat verdachte de afgelopen jaren, ondanks veelvuldige pogingen tot begeleiding en toezicht, niet in staat is gebleken zich te onthouden van het plegen van strafbare feiten. De rechtbank spreekt de hoop uit dat verdachte – ondanks zijn initiële weerstand – toch bereid is om zich te laten begeleiden binnen het kader van de ISD-maatregel. De rechtbank ziet geen reden om de maatregel niet op te leggen en acht het ook zinvol. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
Op dit moment is, buiten detentie, op geen enkel leefgebied sprake van stabiliteit. Er is sprake van structureel disfunctioneren. Verdachte heeft geen vaste woonplek of inkomen, er is sprake van verslavingsproblematiek en verdachte heeft nauwelijks een steunend netwerk. Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en ter optimale bescherming van de maatschappij is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaar opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.