Op 15 mei 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen Meerzicht Amsterdam - Jachthaven, Scheepswerf en Rederij B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, met als derde-partij de gemeente Amsterdam (onderdeel Sport en Bos). De zaak betreft de verlening van een omgevingsvergunning voor het aanleggen van een drijvende zwemsteiger in de Nieuwe Meer, die in strijd is met het bestemmingsplan. Meerzicht heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 17 oktober 2018, waarin de vergunning werd verleend. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 11 april 2019.
De rechtbank overweegt dat het college van burgemeester en wethouders de vergunning heeft verleend op basis van artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), ondanks de strijd met het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelt dat de vergunningverlening niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat de steiger alleen in de zomermaanden gebruikt zal worden voor waterrecreatie en bijdraagt aan de beleving van de natuur. De rechtbank stelt vast dat de ruimtelijke onderbouwing van het college voldoende is en dat er geen onredelijke gevolgen voor de omgeving te verwachten zijn.
De rechtbank verklaart het beroep van Meerzicht ongegrond, omdat het college het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd en de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 15 mei 2019, en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.