ECLI:NL:RBAMS:2019:3485

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2019
Publicatiedatum
15 mei 2019
Zaaknummer
13/019653-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met een alarmpistool en oplegging van een taakstraf

Op 2 mei 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 november 2018 te Amsterdam twee personen heeft bedreigd met een alarmpistool. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W.J. Nijkerk, en de verdediging van de verdachte, die werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.P.A. Kint. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij met een vriend aan het dollen was met het alarmpistool en niet de intentie had om iemand te bedreigen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het tenlastegelegde bewezen is, omdat de verdachte met het voorwerp schietbewegingen heeft gemaakt richting de slachtoffers, wat hen in ernstige mate heeft bedreigd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bewezen verklaarde feit strafbaar is en dat er geen rechtvaardigingsgronden zijn. De officier van justitie had een taakstraf van 140 uren geëist, maar de verdediging pleitte voor een lichtere straf. De rechtbank heeft de ernst van de bedreiging en de impact op de slachtoffers in overweging genomen en heeft uiteindelijk besloten om een taakstraf van 120 uren op te leggen. De rechtbank heeft ook bepaald dat bij niet-nakoming van de taakstraf vervangende hechtenis van 60 dagen zal worden toegepast. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/019653-19
Datum uitspraak: 2 mei 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres]
.

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 mei 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. W.J. Nijkerk, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.P.A. Kint, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 16 november 2018 te Amsterdam [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of een of meer onbekend gebleven personen die in de nabijheid was/waren heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in elk geval een voor bedreiging of afdreiging geschikt voorwerp, ter hand te nemen en/of op die [persoon 1] en/of die [persoon 2] en/of die onbekend gebleven personen te richten, althans in de richting van die [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of die onbekend gebleven personen te houden en/of daarmee een of meer schietbeweging(en) te maken.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd. Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat hij met een vriend aan het dollen was met een klein alarmpistool en niemand werkelijk heeft willen bedreigen. Achteraf begrijpt hij wel dat men geschrokken is.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het tenlastegelegde bewezen. Gezien de standpunten van de officier van justitie en de raadsman behoeft dit oordeel geen nadere motivering.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 16 november 2018 te Amsterdam [persoon 1] en [persoon 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp ter hand te nemen en op die [persoon 1] en die [persoon 2] te richten en daarmee schietbewegingen te maken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 140 uren, waarvan een gedeelte, groot 40 uren, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een geldboete of een taakstraf van kortere duur aan verdachte op te leggen.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander op de zitting is gebleken.
Verdachte werd de kledingwinkel van [kledingwinkel] uitgezet en heeft daarna, op klaarlichte dag, een alarmpistool op [persoon 1] en [persoon 2] gericht. Door aldus te handelen heeft verdachte niet alleen [persoon 1] en [persoon 2] , maar ook omstanders angst aangejaagd. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van bedreiging nog lang last kunnen hebben van angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
d.d. 1 april 2019, waaruit blijkt dat verdachte eerder, maar niet in de vijf jaren voorafgaand aan de pleegdatum, veroordeeld is voor een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank een voorwaardelijk strafgedeelte niet geïndiceerd.
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 120 uren passend en geboden. Die straf zal de rechtbank daarom aan verdachte op leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
120 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. I. Verstraeten-Jochemsen, voorzitter,
mrs. B.M. Visser en E.G.C. Groenendaal, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.J.M. van der Hooft, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 mei 2019.