Op 26 april 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 januari 2019 in Amsterdam een poging tot doodslag heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 1980 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het steken met een hakmes in de richting van het hoofd en de nek van de aangever. Tijdens de zitting op 12 april 2019 heeft de officier van justitie, mr. A.M. Ruijs, de vordering gedaan om de verdachte te veroordelen. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J. Kleiman, pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen opzet had op dodelijk letsel.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte door met een hakmes in de richting van het hoofd en de nek van de aangever te slaan, voorwaardelijk opzet had op de dood van de aangever. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte de aangever opzettelijk van het leven heeft willen beroven, maar sprak hem vrij van voorbedachten rade. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, met aftrek van voorarrest, en oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor de schade aan de aangever. De benadeelde partij vorderde in totaal € 858,90 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade, maar de rechtbank kende uiteindelijk € 700,- toe, bestaande uit € 200,- materiële schade en € 500,- immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.
De rechtbank concludeerde dat het bewezen verklaarde feit strafbaar was en dat de verdachte hiervoor veroordeeld diende te worden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 26 april 2019.