ECLI:NL:RBAMS:2019:3338
Rechtbank Amsterdam
- Op tegenspraak
- G.M. van Dijk
- S. van Eunen
- J.W.P. van Heusden
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in strafzaak wegens diefstal en oplichting door middel van babbeltruc met onvoldoende bewijs
Op 24 april 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal en oplichting door middel van een babbeltruc. De zaak kwam voort uit een aangifte van de 81-jarige [slachtoffer], die op 1 maart 2018 melding maakte van de diefstal van een bankpas en geldbedragen. De verdachte werd beschuldigd van het wegnemen van een bankpas en een geldbedrag van 60 euro, evenals een totaalbedrag van 1250 euro uit geldautomaten, waarbij gebruik was gemaakt van een valse sleutel.
Tijdens de zitting heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. F.R. Bons, en de verdediging door de raadsvrouw, mr. K.R. Koopman. De rechtbank heeft de herkenningen van de verdachte door verbalisanten als enige bewijsmateriaal beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de herkenningen onvoldoende betrouwbaar waren om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank wees op de noodzaak van behoedzaamheid bij het toekennen van bewijskracht aan herkenningen, vooral wanneer deze de enige bewijsmiddelen zijn.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de herkenningen niet voldoende overtuigingskracht hadden en sprak de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten. De beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer, onder leiding van voorzitter mr. G.M. van Dijk, en de rechters mrs. S. van Eunen en J.W.P. van Heusden, met mr. M.R. Baart als griffier.