ECLI:NL:RBAMS:2019:3317

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 mei 2019
Publicatiedatum
7 mei 2019
Zaaknummer
6958132 CV EXPL 18-12238
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreis door blikseminslag op voorafgaande vlucht

In deze zaak vorderde Airhelp Limited, gemachtigd door mr. H. Yildiz, betaling van compensatie van Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (de vervoerder), wegens vertraging van een vlucht die de passagiers van Edmonton naar Lissabon moesten maken. De vertraging was het gevolg van een blikseminslag op een voorafgaande vlucht met hetzelfde vliegtuig, waardoor het toestel moest worden geïnspecteerd en gerepareerd. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet kon aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals bedoeld in de Verordening (EG) nr. 261/2004. De rechter stelde vast dat de blikseminslag zich had voorgedaan op een vlucht die in een zodanig ver verband stond met de onderhavige vlucht dat doorwerking niet meer redelijk was. De vordering van Airhelp werd toegewezen, en de vervoerder werd veroordeeld tot betaling van € 1.200,00 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter oordeelde dat de wettelijke rente toewijsbaar was vanaf de datum van de vlucht, en dat de vervoerder als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten werd veroordeeld. Het vonnis werd uitgesproken op 6 mei 2019.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6958132 CV EXPL 18-12238
vonnis van: 6 mei 2019
fno.: 33623

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de vennootschap naar buitenlands recht Airhelp Limited

gevestigd te Hong Kong
eiseres
nader te noemen: Airhelp
gemachtigde: mr. H. Yildiz
t e g e n

de naamloze vennootschap Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.

gevestigd te Amstelveen
gedaagde
nader te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

  • dagvaarding van 26 april 2018 met producties;
  • conclusie van antwoord met producties;
  • instructievonnis;
  • conclusie van repliek;
  • conclusie van dupliek;
  • dagbepaling pleidooi;
Het pleidooi heeft plaatsgevonden op 10 april 2019. Airhelp is verschenen bij mr. H. Yildiz en mr. W. de Roy van Zuydewijn als haar gemachtigden. De vervoerder is verschenen bij
[naam vertegenwoordiger vervoerder] , vergezeld door mr. M. Lustenhouwer en mr. A. Tomo als haar gemachtigden. Partijen hebben gepleit aan de hand van een overgelegde pleitnota en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord.
Vonnis is bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
[naam passagier 1] en [naam passagier 2] (hierna: de passagiers) hebben een vliegreis geboekt van Edmonton (Canada) via Amsterdam naar Lissabon. Het vluchtschema was als volgt:
[datum 1] Edmonton – Amsterdam [vluchtnummer 1] 17:40 – 10:25
[datum 2] Amsterdam – Lissabon [vluchtnummer 2] 12:45 – 14:45
Beide vluchten werden uitgevoerd door de vervoerder.
1.2.
Het vliegtuig dat de eerste vlucht van Edmonton naar Amsterdam ( [vluchtnummer 1] ) zou uitvoeren, maakte onderdeel uit van de rotatie Amsterdam – Edmonton – Amsterdam ( [vluchtnummer 1] ).
1.3.
Voorafgaand aan de aanvang van de rotatie is het vliegtuig vanuit Calgary naar Amsterdam gevlogen. Tijdens deze vlucht is het toestel getroffen door bliksem. Het toestel moest vervolgens in Amsterdam, alvorens de rotatie kon aanvangen, worden geïnspecteerd door gespecialiseerde ingenieurs en (tijdelijk) worden gerepareerd.
1.4.
De eerste rotatievlucht van Amsterdam naar Edmonton ( [vluchtnummer 1] ) is uiteindelijk met een vertraging van 3 uur en 22 minuten uitgevoerd. De onderhavige vlucht [vluchtnummer 1] is met een vertraging van 2 uur en 18 minuten te Amsterdam gearriveerd. De passagiers hebben daardoor de aansluitende vlucht van Amsterdam naar Lissabon gemist. Zij zijn vervolgens met alternatieve vluchten alsnog naar Lissabon gevlogen, maar zijn daar met een vertraging van meer dan 4 uur aangekomen.
1.5.
Airhelp heeft namens de passagiers op 14 januari 2017 bij de vervoerder geklaagd over de vertraging en aanspraak gemaakt op compensatie ten bedrage van € 600,00 per persoon.
1.6.
De vervoerder heeft geweigerd dit bedrag te betalen.
1.7.
De passagiers hebben hun vordering gecedeerd aan Airhelp.

Vordering en verweer

2. Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 1.200,00 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf [datum 1] ;
b. € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. de proceskosten.
3. Airhelp baseert haar vordering op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening). Airhelp stelt zich op het standpunt dat vanwege een vertraging van de eerste vlucht [vluchtnummer 1] van Edmonton naar Amsterdam, de passagiers de aansluitende vlucht naar Lissabon hebben gemist en daardoor meer dan 4 uur later hun eindbestemming hebben bereikt. De vervoerder dient hen daarom te compenseren voor een bedrag van € 600,00 per persoon. De passagiers hebben de vordering aan Airhelp gecedeerd.
4. De vervoerder stelt zich op het standpunt dat de vordering dient te worden afgewezen omdat – kort samengevat – er sprake is van een uitzonderingssituatie in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening, waardoor hij geen compensatie verschuldigd is.
5. Op de (overige) stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

Beoordeling

6. Ten aanzien van het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening wordt het volgende overwogen. Artikel 5 lid 3 van de Verordening bepaalt dat een luchtvaartmaatschappij niet verplicht is compensatie te betalen indien zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.
7. Volgens vaste jurisprudentie van het HvJEU ( [partijnamen] C-549/07 en Air Baltic C-294/10) moet de vervoerder aantonen dat de omstandigheden hoe dan ook niet voorkomen hadden kunnen worden door het treffen van aan de situatie aangepaste maatregelen. De vervoerder moet aantonen dat hij zelfs met inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen – behoudens indien hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van zijn onderneming had gebracht – kennelijk niet had kunnen vermijden dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot annulering dan wel vertraging van de vlucht leidden. Bij de beoordeling van de vraag of er in deze zaak sprake is van buitengewone omstandigheden, dient derhalve voorop te worden gesteld dat de stelplicht en bewijslast ten aanzien van deze omstandigheden bij de vervoerder ligt.
8. De vervoerder heeft ter onderbouwing van zijn beroep op buitengewone omstandigheden aangevoerd dat het vliegtuig dat de onderhavige rotatie [vluchtnummer 1] zou uitvoeren, tijdens de voorafgaande vlucht Calgary – Amsterdam geheel onverwacht is getroffen door bliksem. Hij was daarom in Amsterdam genoodzaakt allereerst een inspectie en de noodzakelijke herstellingen uit te voeren alvorens er weer met het toestel mocht worden gevlogen. De onderhavige vlucht heeft hierdoor een vertraging opgelopen. Dergelijke omstandigheden zijn niet inherent aan de normale uitoefening van de activiteiten van de vervoerder en de vervoerder kon hier ook geen daadwerkelijke invloed op uitoefenen.
9. Airhelp betwist niet dat er sprake is geweest van blikseminslag. Deze heeft echter volgens haar plaatsgevonden tijdens een voorafgaande vlucht en niet op de vlucht in kwestie. Er is derhalve geen sprake van weersomstandigheden die de vlucht in kwestie hebben gehinderd. Dit levert geen buitengewone omstandigheid op. Ook heeft de vervoerder onvoldoende redelijke maatregelen getroffen om de vertraging te voorkomen.
10. Als niet betwist staat vast dat het toestel dat de onderhavige vlucht [vluchtnummer 1] zou uitvoeren op een voorafgaande vlucht is getroffen door bliksem en derhalve aan een verplichte inspectie moest worden onderworpen. Het betreft hier een - als gevolg van een van buitenkomende oorzaak (bliksem) ontstaan – vliegveiligheidsprobleem als bedoeld in par. 14 van de considerans. Het vliegtuig kon immers vanwege de vliegveiligheidscontrole, en niet vanwege de weeromstandigheden, haar weg niet vervolgen. Deze omstandigheid vormt dan ook een buitengewone omstandigheid die zich niet per definitie hoeft voor te doen op de vlucht in kwestie, maar ook door kan werken op een direct opvolgende vlucht. In deze zaak was de direct opvolgende vlucht echter de vlucht van Amsterdam naar Edmonton (KL 675) en niet de onderhavige vlucht [vluchtnummer 1] . De blikseminslag heeft zich derhalve voorgedaan op een vlucht die in een zodanig ver verband staat van de onderhavige vlucht dat doorwerking niet meer redelijk is. Tussen het moment waarop de vervoerder kennis nam van de blikseminslag en het geplande vertrek van de onderhavige vlucht zat een periode van méér dan 17,5 uur. Deze periode is voldoende voor één of meerdere beslissingen van de vervoerder om wel of geen ander vliegtuig in te zetten, wel of geen andere vluchten te annuleren zodat de vlucht in kwestie alsnog uitgevoerd kan worden, wel of geen bemanning vrij te maken etc. De kantonrechter gaat voorbij aan het verweer van de vervoerder dat de vluchten [vluchtnummer 1] als één vlucht gezien moeten worden, omdat zij onderdeel uitmaken van dezelfde rotatie. Geoordeeld wordt dat deze vluchten moeten worden beschouwd als zelfstandige vluchten, ook al zijn die met hetzelfde vliegtuig uitgevoerd.
11. In het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, kan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen onbeantwoord blijven.
11. Nu de oorzaken van de vertraging op de onderhavige vlucht niet als een buitengewone omstandigheid worden aangemerkt in de zin van art. 5 lid 3 van de Verordening, kan Airhelp aanspraak maken op de gevorderde vergoeding.
13. Anders dan de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat de gevorderde wettelijke rente toewijsbaar is met ingang van de datum van de vlucht. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade gelet op artikel 6:83 sub b BW terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. Dit volgt ook als zodanig uit het Sturgeon-arrest, waarin door het HvJ EU is overwogen dat de Verordening er toe strekt onmiddellijke en gestandaardiseerde compensatie te bieden. Gelet hierop zal de wettelijke rente worden toegewezen zoals gevorderd, te weten vanaf [datum 1] .
14. Airhelp heeft niet aangetoond dat er meer dan enkele standaardbrieven aan de vervoerder zijn verzonden. Daarnaast heeft Airhelp naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd gesteld dat de gemaakte kosten betrekking hebben op andere werkzaamheden dan die ter instructie van de zaak of ter voorbereiding van de procedure. Airhelp heeft derhalve onvoldoende gespecificeerd en onderbouwd dat er kosten zijn gemaakt als bedoeld in artikel 6:96 BW. De vordering van buitengerechtelijke kosten zal daarom worden afgewezen.
15. De vervoerder zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, die begroot zullen worden volgens het gebruikelijke liquidatietarief.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 1.200,00 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf [datum 1] tot aan de voldoening;
veroordeelt de vervoerder in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de passagier begroot op:
exploot € 103,81
salaris € 240,00
griffierecht € 476,00
-----------------
totaal € 819,81
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt de vervoerder in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat de vervoerder niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.