In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2000, heeft de rechtbank Amsterdam op 7 mei 2019 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder oplichting en het uitgeven van vals geld. De tenlastelegging omvatte onder andere het oplichten van een slachtoffer door het aannemen van een valse hoedanigheid en het betalen met valse bankbiljetten. Daarnaast werd de verdachte verweten een wapen te dragen en betrokken te zijn bij diefstal van goederen uit een winkel. Tijdens de zitting op 23 april 2019 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. M. Modder, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. W.K. Cheng, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het derde feit, het dragen van een wapen, omdat niet kon worden vastgesteld dat het in beslag genomen mes aan de wettelijke eisen voldeed. Echter, de rechtbank achtte de verdachte wel schuldig aan de feiten 1, 2 en 4. De rechtbank heeft besloten om het minderjarigen strafrecht toe te passen, ondanks dat de verdachte ten tijde van de feiten meerderjarig was, vanwege zijn jeugdige leeftijd en persoonlijke omstandigheden. De rechtbank legde een werkstraf van 60 uur op, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die een bedrag van € 200,- vorderde. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, met wettelijke rente.