ECLI:NL:RBAMS:2019:322

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 januari 2019
Publicatiedatum
21 januari 2019
Zaaknummer
AMS 18/5275
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen recht op dwangsom bij tijdige bekendmaking van besluit door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 januari 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv, waarin haar werd meegedeeld dat zij geen vergoeding verschuldigd was naar aanleiding van haar melding van een te late beslissing. Het primaire besluit van het Uwv was genomen op 19 juni 2018, en het bestreden besluit op 26 juli 2018, waarin het bezwaar van eiseres ongegrond werd verklaard.

Eiseres had zich op 29 juni 2015 arbeidsongeschikt gemeld en ontving een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Na een wijziging in haar situatie had zij een verzoek ingediend voor verhoging van haar uitkering, wat door het Uwv werd afgewezen. Eiseres diende vervolgens een formulier in als ingebrekestelling, maar het Uwv had al vóór deze ingebrekestelling een beslissing genomen op haar verzoek. De rechtbank oordeelde dat het Uwv tijdig had gehandeld door de beslissing op 19 juni 2018 aan eiseres te sturen, en dat de bijlagen niet noodzakelijk waren voor de beoordeling van haar bezwaar.

De rechtbank concludeerde dat eiseres geen recht had op een dwangsom, omdat het Uwv de beslissing op tijd had bekendgemaakt. De gevolgen van het besluit waren ook zonder de medische toelichting duidelijk voor eiseres. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/5275

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 januari 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [eiseres] , eiseres,

en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder (hierna: het Uwv).

Procesverloop

Bij besluit van 19 juni 2018 (het primaire besluit) heeft het Uwv eiseres meegedeeld haar geen vergoeding verschuldigd te zijn naar aanleiding van eiseres’ ‘Melding te late beslissing UWV’ van 19 juni 2018.
Bij besluit van 26 juli 2018 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2018.
Eiseres was aanwezig, vergezeld door haar echtgenoot. Het Uwv is, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen.

Overwegingen

Wat voorafging aan deze procedure
1.1.
Eiseres werkte als [functie] voor 34 uur per week. Op 29 juni 2015 heeft zij zich arbeidsongeschikt gemeld. Na verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft het Uwv bij besluit van 8 maart 2018 aan eiseres een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen toegekend vanaf 22 februari 2018.
1.2.
Op 19 april 2018 heeft eiseres een wijziging in haar situatie doorgegeven aan het Uwv, waarbij zij heeft aangegeven meer afhankelijk te zijn van hulp. Het Uwv heeft bij besluit van 28 mei 2018 het verzoek van eiseres om verhoging van haar uitkering wegens extra uitgaven voor hulp en verzorging afgewezen. Aan dit besluit ligt een rapportage van de verzekeringsarts van 18 mei 2018 ten grondslag.
2. Op 18 juni 2018, door het Uwv ontvangen op 19 juni 2018, heeft eiseres het formulier “Melding te late beslissing UWV” ingevuld aan het Uwv gestuurd. Deze melding heeft het Uwv aangemerkt als ingebrekestelling. Op dit formulier schrijft eiseres dat het gaat om de aanvraag hulpbehoevendheid.
3. Bij het bestreden besluit is het Uwv bij zijn primaire besluit gebleven dat al vóór de ingebrekestelling een beslissing op het verzoek van eiseres was genomen, namelijk op
28 mei 2018. Het Uwv heeft een kopie van die beslissing op 19 juni 2018 aan eiseres verstuurd. Omdat dit binnen twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling is gebeurd, is er geen vergoeding (lees: dwangsom) verschuldigd.
Standpunt van eiseres
4. Eiseres is het niet eens met deze beslissing. Zij heeft op 19 juni 2018 wel een kopie van het besluit van 28 mei 2018 ontvangen, maar niet de twee in het besluit genoemde bijlagen. De bijlage met de toelichting op het besluit van 28 mei 2018 (de rapportage van de verzekeringsarts van 18 mei 2018) heeft zij pas op 25 juli 2018 gekregen. Die toelichting was van belang voor de vraag of eiseres bezwaar wilde maken of niet. Daarom vindt eiseres dat zij toch recht heeft op een vergoeding (dwangsom).
Het oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank is het met het Uwv eens dat eiseres geen recht heeft op een dwangsom. Het Uwv heeft immers, toen het formulier “Melding te late beslissing UWV” op 19 juni 2018 werd ontvangen, direct dezelfde dag alsnog een kopie van het besluit van 28 mei 2018 aan eiseres toegezonden. Dat is dus binnen de twee weken die het Uwv heeft na de ontvangst van het formulier. Het besluit van 28 mei 2018 is dus op tijd (alsnog) bekendgemaakt. Dat de bijlagen daarbij niet zijn meegestuurd, maakt dit niet anders.
6. De rechtbank begrijpt dat het voor eiseres vervelend is geweest dat zij de toelichting op de beslissing (de bijlage met het rapport van de verzekeringsarts) pas later heeft ontvangen. Dit betekent alleen niet dat het Uwv de beslissing van 28 mei 2018 te laat heeft genomen. De gevolgen voor eiseres van het besluit van 28 mei 2018 waren ook zonder (medische) toelichting van de verzekeringsarts duidelijk genoeg. Het was dus voor eiseres ook zonder die toelichting duidelijk of zij het met dat besluit eens was of niet en of zij bezwaar wilde maken. Eiseres heeft overigens ter zitting verklaard ook bezwaar te hebben gemaakt tegen het besluit van 28 mei 2018.
Conclusie
7. De conclusie is dat het beroep ongegrond is en eiseres geen gelijk krijgt.
8. Bij deze uitkomst bestaat er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Trommel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2019.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.