ECLI:NL:RBAMS:2019:3206

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 april 2019
Publicatiedatum
3 mei 2019
Zaaknummer
C/13/664503 / KG ZA 19-367
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over deelname Lijst 14 aan OR-verkiezingen KLM

In deze zaak hebben de vakverenigingen VKP, FNV, VNV en NVLT een kort geding aangespannen tegen de Ondernemingsraad (OR) van KLM. De bonden vorderen dat de kandidatenlijsten onder de naam 'Lijst Voor Hoger KLM Personeel' en 'Lijst 14 VHKP' worden uitgesloten van deelname aan de OR-verkiezingen die plaatsvinden van 10 april tot 23 april 2019. De bonden stellen dat de OR in strijd met het Reglement heeft gehandeld door deze lijsten toe te laten, omdat deze na de deadline van 21 januari 2019 zijn ingediend en verwarring zouden wekken met de naam van VKP.

De voorzieningenrechter heeft op 10 april 2019 uitspraak gedaan. De rechter oordeelt dat de OR niet in strijd met het Reglement heeft gehandeld. De OR heeft de kandidatenlijst van Lijst 14 correct ingediend, en de uitleg van de OR over de indieningstermijnen is niet onredelijk. De rechter wijst de vorderingen van de bonden af en veroordeelt hen in de proceskosten. De zaak benadrukt het belang van transparantie en democratische processen binnen ondernemingsraden, en dat de regels omtrent kandidatenlijsten zorgvuldig moeten worden nageleefd.

De uitspraak is van belang voor de medezeggenschap binnen KLM en de rol van vakverenigingen in de verkiezingen voor de OR. De rechter bevestigt dat de OR de ruimte heeft om kandidatenlijsten te accepteren die voldoen aan de wettelijke vereisten, ongeacht de betrokkenheid van vakverenigingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/664503 / KG ZA 19-367 MDvH/MB
Vonnis in kort geding van 10 april 2019
in de zaak van
1. de vereniging
VERENIGING VAN KLM PROFESSIONALS (VKP),
gevestigd te Schiphol,
2. de vereniging
FEDERATIE NEDERLANDSE VAKBEWEGING (FNV),
gevestigd te Utrecht,
3. de vereniging
VERENIGING NEDERLANDSE VERKEERSVLIEGERS (VNV),
gevestigd te Badhoevedorp,
4. de vereniging
NEDERLANDSE VERENIGING VOOR LUCHTVAART TECHNICI (NVLT),
gevestigd te Schiphol,
eiseressen bij dagvaarding op verkorte termijn van 5 april 2019,
advocaat mr. M. van Eck te Amsterdam,
tegen
DE ONDERNEMINGSRAAD VAN KONINKLIJKE LUCHTVAARTMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
gedaagde,
advocaat mr. J.D.A. Domela Nieuwenhuis te Amsterdam.

1.De procedure

Ter zitting van 9 april 2019 hebben eiseressen (hierna ook: de bonden) gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagde, hierna de OR, heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en hun standpunt doen toelichten aan de hand van een pleitnota. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 10 april 2019 de beslissing gegeven in de vorm van een zogenoemd kopstaartvonnis. Na het debat ter zitting had de voorzieningenrechter, onder een korte motivering, aan partijen reeds meegedeeld hoe die beslissing zou luiden: dat de ter zitting ingediende eis in reconventie niet werd toegelaten, aangezien deze niet tijdig was ingediend en dat de gevraagde voorzieningen zouden worden geweigerd. Verder heeft zij meegedeeld dat de uitwerking van het kopstaartvonnis uiterlijk op 25 april 2019 zou worden afgegeven. Het hierna volgende bevat die uitwerking en betreft dus alleen de beslissing in conventie, aangezien de eis in reconventie niet in behandeling is genomen.
De uitgewerkte beslissing is afgegeven op 25 april 2019.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de zijde van de bonden:
[naam 1] , [naam 2] (VKP, hierna: [naam 1] respectievelijk [naam 2] ), [naam 3] (FNV), [naam 4] (NVLT) en mr. Van Eck;
aan de zijde van de OR: [naam 5] (voorzitter, hierna: [naam 5] ), [naam 6] (vice-voorzitter en lid Verkiezingscommissie), [naam 7] (lid van de Verkiezingscommissie) en mr. Domela Nieuwenhuis.

2.De feiten

2.1.
VKP en FNV (Grond) zijn vakverenigingen die de belangen behartigen van personeel vallend onder de CAO voor KLM-Grondpersoneel Nederland. VNV behartigt de belangen van verkeersvliegers van KLM en NVLT is een vakvereniging voor Luchtvaart Technici. Al deze vakverenigingen (de bonden) leveren leden aan voor de Ondernemingsraad (OR) van KLM.
2.2.
De VKP heette voorheen VHKP, haar naam is in 2018 gewijzigd.
2.3.
De huidige OR bestaat uit 25 leden, van wie er drie zijn gekozen uit de door VKP ingediende kandidatenlijst. Ook de andere leden zijn gekozen uit door de bonden of andere vakverenigingen opgestelde kandidatenlijsten, op één na, dat is gekozen via een zogenoemde vrije (niet aan een vakvereniging gebonden) kandidatenlijst. De OR wordt gekozen voor een periode van drie jaar. Bij de OR verkiezingen van de KLM wordt gewerkt met vier kieskringen, twee kieskringen voor grondpersoneel (de kieskringen Grond) en twee voor vliegend personeel. De kieskringen Grond worden kieskringen A en B genoemd. Kieskring A is voor administratief en technisch personeel (A&T), kieskring B voor de managers en specialisten (MSG).
2.4.
De zittingsduur van de huidige OR loopt af op 31 mei 2019. De verkiezingsdatum voor de nieuwe OR is bepaald op 10 april 2019 9.00 uur tot en met 23 april 2019 23.59 uur.
2.5.
In artikel 3.1 van het Reglement van de OR (hierna: het Reglement) is bepaald dat de leiding van de verkiezingen berust bij de OR en de uitvoering bij de Verkiezingscommissie. De Verkiezingscommissie bestaat uit tien leden. Alle fracties van de OR zijn in de Verkiezingscommissie vertegenwoordigd.
2.6.
Bij brief van 16 december 2018 heeft de voorzitter van de Verkiezingscommissie ( [naam 10] , hierna: [naam 10] ) de bonden (alsook De Unie en CNV Bedrijvenbond) verzocht de kandidatenlijsten voor de verkiezingen uiterlijk op 21 januari 2019 in te dienen.
2.7.
Het Reglement luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“(…)
Artikel 3.5 – Voorbereiding kandidaatsstelling
1. Ten minste 14 weken vóór de verkiezingsdatum nodigt de Verkiezingscommissie de werknemersorganisaties uit om binnen twee weken op te geven of, en zo ja in welke kieskring(en) zij tot kandidaatstelling willen overgaan.
(…)
Artikel 3.6 - Kandidaatstelling
1. Ten minste 10 weken vóór de verkiezingsdatum nodigt de Verkiezingscommissie de werknemersorganisaties uit om binnen vier weken kandidatenlijsten in te dienen.
2. a. Tegelijkertijd stelt de Verkiezingscommissie per algemene publicatie de kiesgerechtigde werknemers in de gelegenheid om binnen vier weken kandidatenlijsten in te dienen overeenkomstig artikel 9 lid 2 onder b WOR
(vrije lijsten, vzr.)
.
(…)
7. De Verkiezingscommissie onderzoekt zo spoedig mogelijk na indiening of de kandidatenlijsten en de daarop voorkomende kandidaten voldoen aan de vereisten van de WORWet op de Ondernemingsraden, vzr.)
en van dit Reglement.
De Verkiezingscommissie verklaart een kandidatenlijst die niet aan deze vereisten voldoet, ongeldig en deelt dit onverwijld mede aan degene(n) die de kandidatenlijst heeft (hebben) ingediend. Alsdan wordt (worden) deze nog gedurende ten minste één week door de Verkiezingscommissie in de gelegenheid gesteld een bijgestelde kandidatenlijst in te dienen, waartoe zo nodig bovengenoemde kandidaatstellingstermijn van vier weken wordt verlengd.
8. Na de in de leden 1, 2 en 7 bedoelde termijn kunnen geen kandidatenlijsten meer worden ingediend.
9. De Verkiezingscommissie maakt de geldige kandidatenlijsten alsmede de eventuele lijst­verbindingen uiterlijk twee weken na de in de leden 1, 2 en 7 bedoelde termijn bekend aan de Directie en per algemene publicatie aan de werknemers.
(…)”.
2.8.
De VKP, FNV, VNV en NVLT hebben (uiterlijk) op 21 januari 2019 hun kandidatenlijsten ingediend. De VKP neemt deel aan de verkiezingen in Kieskring A en B.
2.9.
Op 11 februari 2019 ontving de Verkiezingscommissie een brief van een aantal leden van de VKP (met een twintigtal handtekeningen) met het verzoek om de kandidatenlijst van de VKP ongeldig te verklaren overeenkomstig artikel 3.7 van het Reglement, omdat de VKP over de samenstelling daarvan geen overleg zou hebben gepleegd met haar leden, zoals is voorgeschreven in artikel 9.2 van de WOR.
2.10.
Bij e-mail van 20 februari 2019 heeft de voorzitter van de Verkiezingscommissie de VKP verzocht om op het onder 2.9 genoemde verzoek te reageren.
2.11.
Bij brief van 28 februari 2019 heeft [naam 2] namens de VKP aan de Verkiezingscommissie (onder meer) meegedeeld dat volgens haar de kandidatenlijst op correcte wijze tot stand is gekomen.
2.12.
Bij de Verkiezingscommissie is ook een melding binnen gekomen dat FNV Grond geen overleg met de leden zou hebben gevoerd over haar kandidatenlijst. FNV Grond heeft vervolgens desgevraagd een toelichting gegeven die de Verkiezingscommissie voldoende achtte. De kandidatenlijst van FNV Grond is niet ongeldig verklaard.
2.13.
Op 8 maart 2019 heeft de Verkiezingscommissie de kandidatenlijst van de VKP ongeldig verklaard. In een e-mail van diezelfde dag is aan de bonden en de andere bij de verkiezingen betrokkenen de volgende mededeling verzonden:
“Hierdoor delen wij u mede dat de Verkiezingscommissie na raadpleging van de ondernemingsraad en gelet op het bepaalde in artikel 3.6 lid 7 van het OR-reglement heeft besloten de door de VKP ingediende kandidatenlijst ongeldig te verklaren. De Verkiezingscommissie heeft de VKP in de gelegenheid[gesteld]
om een bijgestelde kandidatenlijst in te dienen die voldoet aan de vereisten van de WOR en het OR-reglement. De VKP dient de bijgestelde kandidatenlijst uiterlijk op 25 maart in te dienen. Om dit mogelijk te maken is de in artikel 3.6 lid 6 van het OR-Reglement genoemde kandidaatstellingstermijn van 4 weken verlengd, dit eveneens conform het bepaalde in artikel 3.6 lid 7 van het OR-Reglement.
2.14.
Op 20 maart 2019 heeft de VKP een mededeling doen uitgaan aan haar leden, met een aangepaste kandidatenlijst en de aankondiging dat deze uiterlijk
25 maart 2019 moet worden ingediend. In deze mededeling wordt verwezen naar een ledenvergadering die heeft plaatsgevonden op 12 maart 2019, waarin onder meer ter sprake is gekomen dat een aantal leden het proces rond het samenstellen van de kandidatenlijsten onvoldoende transparant vond, dat volgens hen op de ingediende kandidatenlijsten leden met voldoende OR-ervaring ontbraken en dat, eveneens volgens deze leden, het bestuur de zorgen omtrent de positie van KLM binnen de groep AIR France KLM onvoldoende serieus lijkt te hebben genomen. In deze mededeling staat ook dat [naam 5] kenbaar heeft gemaakt niet beschikbaar te zijn voor de VKP-kandidatenlijst.
2.15.
In de loop van maart 2019 heeft de OR op het voor KLM-medewerkers toegankelijke Intranet meegedeeld dat op de vergadering van 7 maart 2019 is besloten dat de verkiezingen niet worden uitgesteld. In dit bericht staat ook:
“Er wordt nog gewacht op de kieslijsten (25 maart 2019) van alle vakverenigingen.
De OR-Verkiezingscommissie komt op 27 maart 2019 bijeen.”
2.16.
Op 25 maart 2019 heeft de VKP haar bijgestelde definitieve kandidatenlijst ingediend, die door de Verkiezingscommissie is goedgekeurd.
2.17.
Eveneens op 25 maart 2019 heeft [naam 8] (hierna: [naam 8] ) een vrije lijst ingediend, waarop onder anderen [naam 5] en VKV en het huidige OR-lid [naam 9] zijn vermeld als kandidaat. In de aanmelding van deze lijst heeft [naam 8] vermeld:
“(…) De Lijst heeft de naam:
Lijst “Voor Hoger KLM Personeel”
Ik ben geen lid van een vakbond en derhalve gerechtigd deze lijst in te dienen.
De lijst zal zich voornamelijk richten op het grondpersoneel MSG en hoger (ondernemingsraad kieslijst B).
(…)”
2.18.
Ook zijn na 8 maart 2019 en uiterlijk op 25 maart 2019 aangepaste lijsten ingediend door de CNV, FNV Cabine, FNV Grond en de BVKP (Belangen-behartiging en Vertegenwoordiging KLM Personeel). De BVKP doet sinds 1988 onder deze naam mee aan de OR-verkiezingen. Naast Lijst 14, de Lijst voor Hoger KLM Personeel is nog een nieuwe vrije lijst ingediend, de Lijst ICT, op 22 maart 2019.
2.19.
Op 29 maart 2019 heeft [naam 5] met twee anderen namens “Lijst 14 Voor Hoger KLM Personeel” e-mails naar het KLM-personeel gestuurd, waarin onder meer staat:
“Samen met een aantal KLM collega’s zijn we lijst 14 Voor Hoger KLM Personeel gestart. De aanleiding was dat we ons niet meer konden vinden in de koers die het bestuur van VKP kiest, met weinig of geen afstemming met haar leden. We hebben via een ALV geprobeerd de verbinding met VKP te zoeken maar helaas heeft dat geen resultaat opgeleverd. Vandaar dat we er uiteindelijk voor hebben gekozen met een eigen lijst te komen. (…) We zijn KLM’ers zonder enige vorm van verbinding met een vakbond. Dus compleet onafhankelijk!”
2.20.
Bij e-mail van 29 maart 2019 heeft [naam 1] (VKP) aan [naam 10] (Verkiezingscommissie) verzocht om per omgaande mee te delen welke vrije lijsten met het oog op de komende OR verkiezingen zijn ingediend. In deze e-mail staat ook:
“(…) geef ik u vast mee dat voor ons onaanvaardbaar is als VKP-leden onder de naam ‘Lijst Van (of ‘Voor’) Hoger KLM Personeel’ (of een andere naam die sterke gelijkenis vertoont met ons huidige of onze oude verenigingsnaam) deelnemen aan de komende verkiezingen. Wij zullen maatregelen treffen om dat te voorkomen.”
2.21.
Op 3 april 2019 hebben de bonden, de CNV en de Unie bezwaar gemaakt tegen de indiening van de kandidatenlijst “Lijst 14 VHKP” bij de OR en de Verkiezingscommissie en hen gesommeerd deze lijst ongeldig te verklaren, te bepalen dat deze lijst niet mag meedoen aan de verkiezingen en dat om dat vóór 10 april 2019 aan de KLM medewerkers te communiceren.
2.22.
Op 4 april 2019 hebben de bonden, de CNV en de Unie degenen die zich presenteren als Lijst 14 VHKP onder meer gesommeerd om het gebruik van de aanduidingen “VHKP” en “Voor Hoger KLM personeel” onmiddellijk te staken.
2.23.
Op 4 april 2019 zijn de kieslijsten voor de OR en de groepscommissies per e-mail aan de OR-leden toegestuurd met het verzoek deze met de achterban te delen.

3.Het geschil

3.1.
De bonden vorderen:
(i) de ingediende kandidatenlijsten onder de naam "Lijst Voor Hoger KLM Personeel" en/of "Lijst 14 VHKP" te schorsen van deelname aan de verkiezingen voor de OR KLM die plaatsvinden in de periode vanaf woensdag 10 april 09:00 uur tot en met 23 april 2019 23:59 uur;
(ii) de ingediende kandidatenlijsten die na 21 januari 2019 zijn ingediend, met uitzondering van de krachtens artikel 3.6 lid 7 OR-Reglement bijgestelde kandidatenlijsten die op of voor 25 maart 2019 zijn ingediend, te schorsen van deelname aan voornoemde verkiezingen;
(iii) veroordeling van de OR, al dan niet, te bepalen door de voorzieningenrechter, op straffe van verbeurte van dwangsommen, om vóór woensdag 10 april 09:00 uur algemene publicaties uit te doen als nader omschreven in het petitum van de dagvaarding;
(iv) veroordeling van de OR in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, en de nakosten.
3.2.
De OR voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal, voor zover van belang, hierna nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Deze zaak draait in hoofdzaak om de vraag of bij de vaststelling van de kandidatenlijsten voor de ondernemingsraadverkiezingen bij KLM de voorschriften uit het Reglement zijn nageleefd en voldoende transparantie is betracht. Bij de beoordeling van die vraag dienen de bepalingen en de bedoeling van de WOR, die voor deze verkiezingen de basis vormen, tot uitgangspunt te worden genomen.
Een belangrijk uitgangspunt bij de totstandkoming van de WOR is – naast de aanvankelijke doelstelling om de goede verstandhouding en de samenwerking binnen ondernemingen te bevorderen en het naar vermogen bijdragen tot het zo goed mogelijk functioneren daarvan – het verhogen van de democratisering door een goede organisatie van een zo breed mogelijke medezeggenschap. Een democratische gang van zaken bij de verkiezingen van een OR, waarbij de werknemers zich zoveel mogelijk gehoord en zo goed mogelijk vertegenwoordigd achten, past daarbij. Het uitsluiten van bepaalde groeperingen van deelname aan de verkiezingen lijkt daarmee in beginsel (zonder bijkomende omstandigheden) moeilijk te verenigen.
4.2.
De bonden hebben bij hun vorderingen een voldoende spoedeisend belang, aangezien het gaat om verkiezingen van de OR, die plaatsvinden vanaf 10 april 2019.
4.3.
De bonden stellen dat de OR “Lijst 14, Lijst voor Hoger KLM Personeel” van de komende verkiezingen dient uit te sluiten, omdat:
- de naam van deze lijst verwarring zou wekken, waardoor de handelsnaam van VKP zou worden aangetast, althans onrechtmatig jegens de bonden zou worden gehandeld;
- de OR in strijd met zijn Reglement heeft toegestaan dat Lijst 14 pas na de sluiting van de termijn 21 januari 2019 met kandidatenlijsten is gekomen en de OR daarover niet transparant is geweest;
- het leden van de bonden niet is toegestaan zich kandidaat te stellen op een vrije lijst.
4.4.
Om te beginnen met het laatste argument, dit gaat niet op. Uit artikel 9 lid 2 onder a en b WOR volgt dat een kandidatenlijst ofwel wordt ingediend door een vakvereniging, ofwel door een binnen de onderneming werkzame kiesgerechtigde persoon, niet zijnde lid van een vakvereniging. Nu Lijst 14 is ingediend door [naam 8] , wordt aan deze (laatste) voorwaarde voldaan. Anders dan de bonden kennelijk menen, schrijft de wet niet voor dat de kandidaten voor een vrije lijst, die is ingediend door een niet vakbondslid, geen lid van een kandidaatstellende vakvereniging mogen zijn.
Dat het vakbondsleden is toegestaan zich te kandideren op een vrije lijst, komt ook tot uiting in de toelichting op het Voorbeeldreglement van de SER, waarin het volgende is vermeld:
“(…) indien een (verkiesbare) werknemer lid is van een werknemersorganisatie die een kandidatenlijst heeft ingediend, maar zich niet via zijn bond, maar via een vrije lijst wil kandideren, kan hij zelf geen kandidatenlijst indienen. Hij heeft daarvoor ondersteuning van (ten minste) één andere kiesgerechtigde werknemer nodig die geen lid is van een werknemersorganisatie die een kandidatenlijst heeft ingediend.”
Daaraan is in dit geval voldaan, aangezien de kandidatenlijst voor Lijst 14 is ingediend door [naam 8] .
4.5.
Ook het argument dat verwarring kan ontstaan door de naam van Lijst 14, daargelaten of de OR daarop kan worden aangesproken, gaat niet op. De lijst is ingediend met de naam “Lijst 14, Lijst voor Hoger KLM Personeel”. De afkorting VKP of VHKP komt daarin niet (meer) voor. Bovendien heeft Lijst 14 zich duidelijk geprofileerd als onafhankelijk van de bonden. Van verwarringsgevaar is dan ook geen sprake. Daarbij komt dat VKP niet kan worden aangemerkt als een onderneming die op commerciële wijze aan het handelsverkeer deelneemt en daarmee materieel voordeel beoogt, zodat bescherming op grond van de Handelsnaamwet niet aan de orde is.
4.6.
Het belangrijkste bezwaar van de bonden tegen het toelaten van Lijst 14 tot deelname aan de verkiezingen is, dat de OR daarmee in strijd met het Reglement zou hebben gehandeld. Daarbij gaat het met name om de interpretatie van artikel 3.6 lid 1 onder 7 van het Reglement. De OR heeft die bepaling – mede op grond van door hem bij zijn advocaat ingewonnen advies – aldus geïnterpreteerd dat, indien de daar bedoelde situatie zich voordoet, de Verkiezingscommissie met toepassing van die bepaling bevoegd is om de termijn voor het indienen van kandidatenlijsten voor
iedereente verlengen. Dat betekent volgens de OR dat niet alleen ongeldige lijsten konden worden aangepast en/of reeds ingediende lijsten mochten worden gewijzigd, maar ook dat nog geheel nieuwe lijsten konden worden ingediend. De OR deelt niet de opvatting van de bonden dat artikel 3.6 lid 1 onder 7 (hierna ook: het artikel) alleen de mogelijkheid biedt om de binnen de eerste termijn – dus vóór of uiterlijk op 21 januari 2019 in dit geval – al ingediende lijsten te ‘repareren’. De OR heeft zijn interpretatie van dit artikel ook steeds duidelijk gecommuniceerd. De OR verwijst in dit verband naar de onder 2.13 geciteerde mededeling die hij op 20 maart 2019 naar de betrokkenen heeft toegezonden en die als volgt eindigt: “
De VKP dient de bijgestelde kandidatenlijst uiterlijk op 25 maart in te dienen. Om dit mogelijk te maken is de in artikel 3.6 lid 6 van het OR-Reglement genoemde kandidaatstellings-termijn van 4 weken verlengd, dit eveneens conform het bepaalde in artikel 3.6 lid 7 van het OR-Reglement.” Ook wijst hij naar de mededeling op Intranet waarin staat:

Er wordt nog gewacht op de kieslijsten (25 maart 2019) van alle vakverenigingen.
(…)”.
4.7.
Geoordeeld wordt dat de interpretatie van de OR weliswaar voor discussie vatbaar is, maar zeker niet onverdedigbaar. De bewoordingen in het artikel “
waartoe zo nodig bovengenoemde kandidaatstellingstermijn van vier weken wordt verlengd.” sluit immers niet uit dat dit voor alle deelnemers aan de verkiezingen geldt. Van
belang is verder dat de uitleg die de OR aan het artikel geeft unaniem werd en wordt gedeeld door de leden van de Verkiezingscommissie, waarin
alledeelnemende bonden zijn vertegenwoordigd en dat klaarblijkelijk de meeste betrokkenen de mededeling ook zo hebben opgevat. Niet in geschil is immers dat op 22 maart 2019 nog een andere vrije lijst (de Lijst ICT) is ingediend, die niet al (uiterlijk) op 21 januari 2019 was ingediend – waartegen de bonden overigens aanvankelijk niet zijn opgekomen – en dat de BVKP, de SNV, FNV Cabine en FNV Grond aangepaste kandidatenlijsten hebben ingediend in de periode tussen 21 januari 2019 en 25 maart 2019.
4.8.
Tegen de achtergrond van de onder 4.1 genoemde uitgangspunten zal in deze zaak dan ook de bij 4.7 vermelde uitleg van de (Verkiezingscommissie en de) OR worden gevolgd, die erop neer komt dat bij deze verkiezingsronde tot en met 25 maart 2019 geldige kandidatenlijsten konden worden ingediend.
4.9.
De bonden hebben wel betoogd dat zij door deze uitleg van het Reglement zijn benadeeld, maar zij hebben deze benadeling desgevraagd ter zitting niet anders kunnen toelichten dan dat zij (in het algemeen) belang hebben bij naleving van de regels. Hoe zij door het (in hun ogen) niet naleven van de regels in dit geval zijn benadeeld, hebben zij niet kunnen duiden. Dat van benadeling in dit specifieke geval sprake is, valt ook niet goed in te zien. Allereerst is deelname van Lijst 14 aan de verkiezingen beperkt tot Kieskring B. Niet gesteld of gebleken is immers dat de bonden, of groeperingen van niet door de bonden vertegenwoordigde werknemers, doordat zij veronderstelden dat de termijn voor indiening va kandidatenlijsten na 21 januari 2019 gesloten was, hebben afgezien van het indienen van kandidatenlijsten. Een goede voortgang van de verkiezingen van de OR, waaraan alle groeperingen kunnen deelnemen door wie het KLM-personeel zich vertegenwoordigd acht, is dan ook gebaat bij de uitleg die de OR geeft aan het Reglement en niet bij die van de bonden. Een goed functionerende OR, waarin ieder personeelslid zich vertegenwoordigd voelt is voor iedere onderneming van groot belang, en dat geldt vanzelfsprekend ook voor KLM.
4.10.
Ook de stellingen van de bonden dat de OR niet voortvarend, noch met de vereiste transparantie heeft gehandeld, en dat persoonlijke belangen een rol lijken te spelen, namelijk die van (onder anderen) de voorzitter, [naam 5] , die met een dubbele pet op zou hebben gehandeld, gaan niet op.
4.11.
Na de brief van 11 februari 2019 heeft de OR (Verkiezingscommissie) voldoende snel actie ondernomen, zoals naar voren komt in de onder 2.10 en volgende weergegeven feitelijke gang van zaken. Voor zover er vertraging is opgetreden in het beantwoorden van vragen van de bonden (over de kandidatenlijsten, zoals in de bij 2.20 geciteerde e-mail van 29 maart 2019), valt dat te verklaren uit de omstandigheid dat de voorzitter van de Verkiezingscommissie, [naam 10] , in maart 2019 wegens ziekte is uitgevallen. Van belang is verder dat een mogelijk uitstel van de verkiezingen, waarmee het door de bonden gestelde gebrek aan informatie mogelijk zou kunnen worden gerepareerd, volgens de bonden zelf absoluut niet aan de orde kan zijn.
4.12.
[naam 5] heeft ter zitting zijn positie nader toegelicht. Hij heeft onder meer verklaard op geen enkele wijze bij de beraadslagingen en beslissingen van de Verkiezingscommissie betrokken te zijn geweest. Daarnaast heeft hij uiteengezet dat juist de VKP niet transparant heeft gehandeld door pas in een zeer laat stadium met kandidatenlijsten te komen, waarop oudgedienden niet meer bleken voor te komen. Op 12 maart 2019 is nog getracht om binnen VKP overeenstemming te bereiken, maar dat is niet gelukt. Om het geluid van een substantieel aantal KLM medewerkers alsnog te doen horen is Lijst 14 opgericht. [naam 5] staat op Lijst 14 op de 12e en laatste plek als een soort ‘lijstduwer’, waarmee hij naar zijn zeggen geen reële kans maakt om van een volgende OR deel uit te gaan maken, maar alleen aangeeft het gedachtegoed van de deze Lijst te ondersteunen. Dat [naam 5] zich bij deze gang van zaken op enigerlei wijze aan onoorbaar handelen schuldig zou hebben gemaakt, is niet gebleken.
4.13.
Wat de transparantie betreft hebben de bonden, los van de vraag of zij zich in dat verband zelf niet ook een verwijt moeten maken, wel een punt als het gaat om de communicatie binnen de onderneming. De OR heeft immers erkend dat de mededeling van 20 maart 2019 niet naar het voltallige personeel, maar alleen naar de bonden en “andere bij de verkiezingen betrokkenen” is toegezonden. Ter zitting is echter gebleken dat dit ook geldt voor alle voorgaande berichtgeving over de OR-verkiezingen. De gang van zaken in dit specifieke geval is dus niet meer of minder transparant dan bij de KLM gebruikelijk en ook hier geldt weer dat niet valt in te zien dat de bonden door de wijze van communiceren zijn benadeeld.
4.14.
Het voorgaande leidt ertoe dat de handelwijze van de OR niet in strijd met het Reglement of anderszins onrechtmatig jegens de bonden wordt geacht, zodat de gevraagde voorzieningen worden geweigerd. Eiseressen, de bonden, zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding, gevallen aan de zijde van de OR.
4.15.
Bij deze uitkomst behoeft de vraag of ook de bonden in wier Kieskring Lijst 14 niet deelneemt voldoende belang hadden bij de ingestelde vorderingen, die de OR ontkennend beantwoordt, geen verdere bespreking.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt eiseressen in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van de OR begroot op:
– € 639,- € 639,- aan griffierecht en
– € 639,- € 980,- aan salaris advocaat,
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2019. [1]

Voetnoten

1.type: MB