Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 april 2019 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 30 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam over een opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting. De eiser had geen parkeerbelasting betaald omdat de dichtstbijzijnde parkeerautomaat defect was. De heffingsambtenaar had de naheffingsaanslag opgelegd op 30 mei 2018, en het bezwaar van de eiser tegen deze aanslag werd ongegrond verklaard op 14 juni 2018. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 28 maart 2019 was de eiser afwezig, maar de heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser zijn auto op 29 mei 2018 om 12:50 uur had geparkeerd zonder parkeerbelasting te betalen. De eiser voerde aan dat hij meerdere pogingen had gedaan om te betalen, maar dat zijn bankpas werd geweigerd en dat hij vanwege familieomstandigheden niet bij een andere parkeerautomaat had betaald. De heffingsambtenaar erkende dat er een verschrijving in de naheffingsaanslag was, maar stelde dat dit geen gevolgen had voor de geldigheid van de aanslag.
De rechtbank oordeelde dat het de verantwoordelijkheid van de parkeerder is om ervoor te zorgen dat de parkeerbelasting op een andere manier wordt voldaan als de parkeerautomaat defect is. De rechtbank concludeerde dat er andere parkeerautomaten in de buurt waren waar de eiser had kunnen betalen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond, wat betekent dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.