ECLI:NL:RBAMS:2019:3154

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
1 mei 2019
Zaaknummer
13/751047-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met verwerping van onschuldverweer en afwijzing verzoek tot voeging van Duits strafdossier

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 april 2019 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door de Duitse autoriteiten was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1990 en gedetineerd in Nederland, werd verdacht van georganiseerde of gewapende diefstal, gepleegd in Duitsland. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 16 april 2019, waar de officier van justitie en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon aanwezig waren.

De opgeëiste persoon voerde een onschuldverweer en stelde dat hij een alibi had voor de nacht van de vermeende diefstal. De raadsvrouw verzocht om het Duitse strafdossier en het horen van een getuige, maar de rechtbank wees deze verzoeken af. De rechtbank oordeelde dat het niet aan hen was om de betrouwbaarheid van het Duitse strafdossier te beoordelen en dat de onschuldverweer niet kon leiden tot weigering van de overlevering. De rechtbank concludeerde dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat het feit waarvoor de overlevering werd verzocht ook naar Nederlands recht strafbaar was.

De rechtbank heeft ook de garantie van de Duitse autoriteiten beoordeeld, waarin werd bevestigd dat de opgeëiste persoon in Nederland zijn straf zou kunnen ondergaan indien hij in Duitsland werd veroordeeld. De rechtbank oordeelde dat aan de voorwaarden voor overlevering was voldaan en dat er geen weigeringsgronden waren. De rechtbank besloot uiteindelijk om de overlevering toe te staan, waarmee de vordering van de officier van justitie werd ingewilligd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751047-19
RK nummer: 19/1319
Datum uitspraak: 30 april 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 26 februari 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 december 2018 door
the Braunschweig Department of Public Prosecutions(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [penitentiaire inrichting] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 16 april 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. K.C.A.M. Oomen, advocaat te Tilburg.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
Pre-trial detention ordervan 3 december 2018, uitgevaardigd door
the Braunschweig County Court, met kenmerk: 7 Gs 2329/18.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Duitsland strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op het feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Onschuldverweer

De opgeëiste persoon heeft verklaard dat hij niet schuldig is aan het feit. De opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw hebben aangevoerd – kort samengevat – dat de opgeëiste persoon zijn onschuld kan aantonen door middel van een alibi voor de nacht van 20 op 21 april 2018, de pleegdatum van het feit waarvan hij in Duitsland wordt verdacht. In dit kader heeft de raadsvrouw kort voor de zitting een e-mail gestuurd met als bijlagen onder andere het Duitse strafdossier en een verklaring van [getuige] , die heeft verklaard dat de opgeëiste persoon de bewuste nacht bij haar in Nederland verbleef. De raadsvrouw heeft verzocht om – met het oog op het gevoerde onschuldverweer – het Duitse strafdossier aan het overleveringsdossier toe te voegen en om getuige [getuige] ter zitting te horen als getuige.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het verweer niet kan slagen. Het is niet aan deze rechtbank om het Duitse strafdossier te beoordelen. Het verzoek tot voeging van het Duitse strafdossier bij het overleveringsdossier en het getuigenverzoek zijn daarom afgewezen op de zitting van 16 april 2019. Hierbij is overwogen dat de strekking en inhoud van de schriftelijke verklaring van getuige [getuige] bij de rechtbank bekend is, maar dat het niet aan deze rechtbank is de betrouwbaarheid en bewijswaarde van deze verklaring in deze procedure te toetsen. De stellingen van de opgeëiste persoon zullen in het strafproces in Duitsland moeten worden beoordeeld.
Voor toewijzing van een onschuldverweer is in het algemeen slechts plaats als de gestelde onschuld van de opgeëiste persoon aanstonds is aangetoond. Van een dergelijke situatie is geen sprake. De onschuldbewering kan dan ook niet leiden tot weigering van de overlevering. Het verweer wordt verworpen.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
Oberstaatsanwaltte Braunschweig heeft op 8 april 2019 de volgende garantie gegeven:
unter Bezugnahme auf Ihre Email vom 05. April 2019 sichere ich zu, dass die verfolgte Person [opgeëiste persoon] im Falle einer rechtskräftigen Verurteilung in der Bundesrepublik Deutschland auf der Grundlage der geltenden Fassung des Rahmenbeschlusses 208/909/JI des Rates vom 27. November 2008 über die Anwendung des Grundsatzes der gegenseitigen Anerkennung auf Urteile in Strafsachen, durch die eine freiheitsentziehende Strafe oder Maßnahme verhängt wird, für die Zwecke ihrer Vollstreckung in der Europäischen Union (ABI. L 327 vom 05. Dezember 2008, Seite 27) zur weiteren Strafvollstreckung in die Niederlande zurücküberstellt wird.
Niet is gebleken dat de in de Duitse taal opgestelde terugkeergarantie voor de opgeëiste persoon of de raadsvrouw onduidelijk is. Om die reden gaat de rechtbank er in de onderhavige situatie aan voorbij dat de garantie niet in het Nederlands of het Engels is vertaald.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
Aan deze voorwaarde is voldaan.
Het feit is inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en levert op:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen
en
poging tot diefstal bij gelegenheid van ontploffing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet kan uitsluiten dat een deel van de voorbereiding van het feit op Nederlands grondgebied heeft plaatsgevonden. Daarom heeft de officier van justitie met een beroep op artikel 13, tweede lid, OLW, gevorderd dat wordt afgezien van de weigeringsgrond zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel.
De rechtbank overweegt dat het EAB geen concrete aanknopingspunten biedt voor de vaststelling dat het feit voor een deel in Nederland heeft plaatsgevonden. Het feit waarvan de opgeëiste persoon wordt verdacht – een zogenaamde ‘plofkraak’ in de nacht van 20 op 21 april 2018 in Wolfenbüttel – heeft zich geheel op Duits grondgebied afgespeeld, zodat een situatie als bedoeld in artikel 13, eerste lid, OLW zich niet voordoet.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 47, 157 en 311 Wetboek van Strafrecht en 5, 6 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Braunschweig Department of Public Prosecutionsten behoeve van het in Duitsland tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. R.A.J. Hübel, voorzitter,
mrs. E. de Rooij en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 30 april 2019.
De oudste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.