ECLI:NL:RBAMS:2019:3144

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
30 april 2019
Zaaknummer
13/684408-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en bedreiging van ex-partner met een mes, vrijspraak voor zware mishandeling

Op 30 april 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee mishandelingen en een bedreiging van zijn ex-partner met een mes. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M. van der Linden, en de verdediging door mr. J.C. Dekkers. De tenlastelegging omvatte onder andere het vastpakken van de keel van de ex-partner, het toebrengen van snijwonden met een mes, en het slaan en schoppen van haar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de zware mishandeling, zoals primair ten laste gelegd, niet bewezen kon worden. De verdachte is vrijgesproken van deze zware mishandeling. Echter, de rechtbank heeft wel bewezen geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiaire mishandelingen en de bedreiging. De rechtbank heeft hierbij de aangiftes van de ex-partner en de letselverklaringen in overweging genomen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en zijn houding ten opzichte van de feiten. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en de verplichting om zich te houden aan aanwijzingen van de reclassering. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/684408-18
Datum uitspraak: 30 april 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1985,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het [BRP-adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 april 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. van der Linden en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.C. Dekkers naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 29 september 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [naam slachtoffer] (met kracht)
- bij haar keel/nek heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- de keel/nek van voornoemde [naam slachtoffer] heeft dichtgedrukt/dichtgeknepen en/of dichtgedrukt/dichtgeknepen heeft gehouden en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op haar arm(en) en/of be(e)n(en) heeft gesneden en/of een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp over haar arm(en) en/of be(e)n(en) heeft gehaald/gestreken/geschampt;
subsidiair:
hij op of omstreeks 29 september 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [naam slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [naam slachtoffer] (met kracht)
- éénmaal of meermalen op/tegen haar hoofd te slaan en/of te stompen en/of
- aan haar haren te trekken en/of te rukken en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op haar arm(en) en/of be(e)n(en) te snijden en/of te schampen en/of
- met voornoemde [naam slachtoffer] te worstelen;
2.
hij op op of omstreeks 29 september 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend
- voornoemde [naam slachtoffer] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, getoond en/of voorgehouden en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, zwaaiende bewegingen gemaakt naar en/of in de richting van voornoemde [naam slachtoffer] en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, over en/of langs de arm(en) en/of be(e)n(en van voornoemde [naam slachtoffer] gehaald;
3.
hij op of omstreeks 26 maart 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk mishandelend [naam slachtoffer] (met kracht)
- éénmaal of meermalen (met kracht) in/tegen haar gezicht/gelaat en/of op/tegen haar hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of
- in haar nek heeft gebeten en/of
- haar keel/nek heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- haar keel/nek heeft dichtgedrukt/dichtgknepen en/of dichtgedrukt/dichtgeknepen gehouden en/of
- in haar kruis heeft geschopt/getrapt
waardoor voornoemde [naam slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1. primair ten laste gelegde zware mishandeling. De onder 1. subsidiair en onder 3. ten laste gelegde mishandelingen en de onder 2. ten laste gelegde bedreiging kan worden bewezen op grond van de aangiftes van [naam slachtoffer] en de haar betreffende letselverklaringen.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat er, ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde, geen sprake is van zware mishandeling wegens het ontbreken van opzet op het verwurgen van aangeefster. Daarnaast is het met een mes toebrengen van krassen op de huid van aangeefster naar de uiterlijke verschijningsvorm niet gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, omdat geen sprake is van steken of snijden. Subsidiair brengt de raadsvrouw naar voren dat er sprake was van vrijwillige terugtred. Toen aangeefster namelijk aangaf dat zij als gevolg van het dichtknijpen van haar keel geen lucht meer kreeg, hield verdachte daarmee op. Dit kon een eigen keuze van verdachte zijn geweest en is volgens de raadsvrouw niet een van buiten komende omstandigheid. In beide gevallen dient vrijspraak te volgen.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 1. subsidiair, 2. en 3. ten laste gelegde, refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank. Zij is echter wel van mening dat het onder 1. subsidiair en onder 2. ten laste gelegde als eendaadse samenloop, enkelvoudig, dient te worden gekwalificeerd. Dit doet volgens haar meer recht aan de situatie dan het kwalificeren van een separate mishandeling en een bedreiging, en staat als minder ernstig op de Justitiële Documentatie van verdachte.
4.3
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van het onder 1. primair ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de raadsvrouw acht de rechtbank de onder 1. primair ten laste gelegde zware mishandeling niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.3.2
Oordeel over het onder 1. subsidiair, 2. en 3. ten laste gelegde
Op grond van de aangiftes van [naam slachtoffer] en de haar betreffende letselverklaringen komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 1. subsidiair, 2. en 3. ten laste gelegde, met uitzondering van het worstelen met [naam slachtoffer] , ten laste gelegd onder 1. subsidiair. De rechtbank betrekt hierbij verder dat verdachte de ten laste gelegde feiten geenszins heeft ontkend en heeft verklaard dat – hoewel hij zich de gebeurtenissen niet kan herinneren – hij ervan uitgaat dat het gegaan is zoals aangeefster zegt.
Ten aanzien van het standpunt van de raadsvrouw dat het onder 1. subsidiair en onder 2. ten laste gelegde als eendaadse samenloop, enkelvoudig, dient te worden gekwalificeerd overweegt de rechtbank het volgende. Op basis van wat de raadsvrouw hieromtrent heeft betoogd, namelijk dat dit minder ernstig zou ogen op de Justitiële Documentatie van verdachte, ziet de rechtbank geen aanleiding voornoemde feiten niet als twee aparte feiten te kwalificeren.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1. subsidiair ten laste gelegde:
hij op 29 september 2018 te Amsterdam, [naam slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [naam slachtoffer]
- meermalen tegen haar hoofd te stompen en
- aan haar haren te trekken en
- met een mes op haar been te schampen;
ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde:
hij op 29 september 2018 te Amsterdam, [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend
- voornoemde [naam slachtoffer] een mes getoond en
- met een mes zwaaiende bewegingen gemaakt naar en in de richting van voornoemde [naam slachtoffer] en
- een mes langs de armen en benen van voornoemde [naam slachtoffer] gehaald;
ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde:
hij op 26 maart 2017 te Amsterdam, opzettelijk mishandelend [naam slachtoffer]
- meermalen (met kracht) in haar gezicht gestompt en
- in haar nek heeft gebeten en
- haar keel/nek heeft vastgepakt en vastgehouden en
- haar keel/nek heeft dichtgedrukt en dichtgedrukt gehouden en
- in haar kruis heeft geschopt
waardoor voornoemde [naam slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Als bijzondere voorwaarden heeft de officier van justitie verzocht een meldplicht op te leggen en de plicht zich te houden aan aanwijzingen van de reclassering, ook als dat een persoonlijkheidsonderzoek of een behandelverplichting inhoudt. Hierbij dient bepaald te worden dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn. Tot slot heeft zij een onvoorwaardelijke taakstraf van 60 uren geëist, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank bij de strafoplegging verzocht met het volgende rekening te houden. Verdachte is volgens de psycholoog verminderd toerekeningsvatbaar. Verder volgt uit de rapportages dat hij zich houdt aan de afspraken met de reclassering. Verdachte heeft werk, heeft een toekomst in de fotografie en beide zaken hebben een enorme impact op hem gehad. Zijn relatie is nu over en hij is zijn grote liefde kwijt geraakt. De raadsvrouw vindt een forse taakstraf gepast. Zij verzoekt de rechtbank geen gevangenisstraf op te leggen, ook niet voorwaardelijk.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee mishandelingen en een bedreiging van zijn toenmalige vriendin. Verdachte heeft haar meerdere malen geslagen tegen haar hoofd, aan haar haren getrokken, in haar nek gebeten, haar keel dichtgedrukt en dichtgehouden en haar in haar kruis geschopt. Als gevolg van een van de klappen, is een stuk van een tand van het slachtoffer afgebroken. Verder heeft verdachte het slachtoffer een mes voorgehouden, hiermee zwaaiende bewegingen gemaakt en met dat mes over haar armen en benen geschampt. Dit betreffen nare feiten, die bovendien nog kwalijker zijn nu deze zich binnen de relationele sfeer en in de slaapkamer van het slachtoffer, hebben afgespeeld. De slaapkamer en een relatie zijn een plek respectievelijk een situatie bij uitstek, waar eenieder veilig zou moeten zijn en zich veilig zou moeten voelen. Voornoemde feiten acht de rechtbank kwalijk.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met zijn houding ten opzichte van de strafbare feiten en het slachtoffer. Beide incidenten hebben verdachte veel gedaan en bovendien is de relatie tussen hem en het slachtoffer ten einde. Verder houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte door de psycholoog verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht, dat hij (psychologische) hulp heeft gezocht en dat de reclassering positief over hem heeft gerapporteerd. Verdachte heeft aangegeven te willen blijven meewerken met de reclassering. Tot slot volgt uit de Justitiële Documentatie van verdachte (van 25 maart 2019) dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Hoewel een (voorwaardelijke) gevangenisstraf gezien de bewezenverklaarde feiten op zijn plaats zou zijn, ziet de rechtbank in de persoon van de verdachte, zoals hierboven beschreven, redenen daarvan af te wijken. De rechtbank acht een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uren passend en geboden. Op deze manier wordt verdachte ervan weerhouden opnieuw een strafbaar feit te begaan. Zij bepaalt hierbij als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich houdt aan de thans geldende meldplicht en aan de aanwijzingen zoals deze door de reclassering worden bepaald.
De rechtbank is van oordeel dat de bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar dienen te worden verklaard. Volgens de rechtbank dient er namelijk niet ernstig rekening mee te worden gehouden, dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1. primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1. subsidiair, 2. en 3. ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1. subsidiair en 3. bewezen verklaarde:
-
mishandeling, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 2. bewezen verklaarde:
-
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling;
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[naam verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 60 (zestig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 (dertig) dagen, met bevel dat de tijd die door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij verdachte zich voor het einde van de op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene en bijzondere voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde gedurende de proeftijd en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht:
zich blijft melden bij Reclassering Nederland, Wibautstraat 12, 1091 GM te Amsterdam, zo vaak en zo lang de Reclassering dit noodzakelijk acht;
en zich houdt aan de door de Reclassering aan hem gegeven aanwijzingen.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden
en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. L. Voetelink en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Klaveren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 april 2019.