ECLI:NL:RBAMS:2019:3140

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2019
Publicatiedatum
30 april 2019
Zaaknummer
13/034057-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel aan een vreemdeling wegens winkeldiefstal

Op 9 april 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal. De verdachte, geboren in 1984 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft op 11 februari 2019 te Amsterdam een fles Martini en twee flesjes wijn gestolen uit een Albert Heijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aan alle voorwaarden voor het opleggen van een ISD-maatregel voldoet, gezien zijn recidive en de ernst van zijn daden. De officier van justitie heeft een ISD-maatregel van twee jaar geëist, terwijl de verdediging pleitte voor een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft in haar overwegingen het reclasseringsrapport van 1 april 2019 betrokken, waaruit blijkt dat de verdachte kampt met ernstige verslavingsproblematiek en multi-problematiek. De rechtbank oordeelt dat de ISD-maatregel noodzakelijk is om de maatschappij te beschermen en recidive te voorkomen. De verdachte zal de maatregel in een gesloten setting moeten ondergaan, waarbij hij kan deelnemen aan behandeltrajecten. De rechtbank legt de ISD-maatregel voor de maximale termijn van twee jaar op, zonder aftrek van voorarrest, en verklaart de verdachte strafbaar voor diefstal.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/034057-19
Datum uitspraak: 9 april 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte]
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1984,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in [detentieadres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 april 2019. Verdachte was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. H.H. Boersma, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. van den Berg, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 11 februari 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een fles Martini en/of twee flesjes wijn, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Albert Heijn ( [vestingsadres] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 11 februari 2019 te Amsterdam, een fles Martini en twee flesjes wijn, die aan een ander toebehoorden, te weten aan Albert Heijn, vestigingsadres [vestingsadres] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.Bewijs

Dit vonnis betreft een zogenaamd verkort vonnis. De rechtbank zal de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring is gebaseerd uitwerken als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld.

5.Motivering van de maatregel

5.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest.
5.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte af te straffen door middel van een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en hem geen ISD-maatregel op te leggen, omdat dit voor verdachte een kale detentie van twee jaar zou betekenen. Subsidiair heeft zij verzocht de ISD-maatregel voorwaardelijk op te leggen. Meer subsidiair heeft zij verzocht de ISD-maatregel te beperken tot de duur van één jaar.
5.3
Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een winkeldiefstal. Dit is een ergerlijk feit, dat naast overlast en schade ook hinder veroorzaakt voor winkeliers.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 1 april 2019, opgemaakt door N.D. Dirkse. Uit dit rapport blijkt onder andere dat sprake is van multi-problematiek bij verdachte, bestaande uit problematisch middelengebruik, het ontbreken van inkomen, woon- of verblijfplaats en dagbesteding. Er is bij verdachte sprake van een ernstige stoornis in alcoholgebruik. Verder is sprake van een stoornis in methadon- en oxazepamgebruik, waarvan de ernst niet kan worden geclassificeerd. Ook is bij verdachte sprake van beperkte probleemoplossende vaardigheden en ontbreekt bij hem de motivatie voor begeleiding en/of behandeling. Ook al wordt hem enigszins steun geboden door zijn familieleden, toch kan dit niet als een beschermende factor worden gezien. Er zijn in het verleden meerdere pogingen gedaan vanuit verdachtes persoonlijke netwerk en vanuit ondersteunende professionele netwerken zoals AMOC om verdachte te laten afkicken, of om hem te helpen bij het aanschaffen van een paspoort, maar deze hebben er helaas niet voor gezorgd dat de persoonlijke levensomstandigheden van verdachte zijn gestabiliseerd of dat het recidiverisico is verlaagd. Verdachte voldoet aan de harde en de zachte criteria voor de ISD-maatregel. Bovendien is verdachte inmiddels ongewenst verklaard en heeft hij geen recht meer op een uitkering, zorg of behandeling. Ook mag hij in Nederland geen arbeid verrichten. Vanwege zijn onrechtmatig verblijf in Nederland komt hij in aanmerking voor de ISD-VRIS. De reclassering ziet geen contra-indicaties voor het opleggen van de ISD-maatregel.
De rechtbank overweegt als volgt.
Om een ISD-maatregel op te kunnen leggen, moet verdachte aan bepaalde voorwaarden voldoen die staan in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht en in de ISD-richtlijn van het Openbaar Ministerie. Zo moet verdachte een misdrijf hebben begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Omdat de rechtbank in dit vonnis bewezen verklaart dat verdachte een winkeldiefstal heeft gepleegd, is aan deze voorwaarde voldaan. Ook moet verdachte in de afgelopen vijf jaar meer dan drie keer voor een misdrijf onherroepelijk zijn veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. Uit het strafblad van verdachte van 28 februari 2019 blijkt dat verdachte ook aan deze voorwaarde voldoet. Bovendien moet de in dit vonnis bewezen winkeldiefstal zijn begaan na tenuitvoerlegging van die eerder opgelegde vrijheidsbenemende straffen. Ook dit is het geval.
De rechtbank overweegt dat de primaire doelstelling van de ISD-maatregel ziet op de beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van recidive van verdachte. Daarbij gaat het met name om bestrijding van (ernstige) overlast. Uit het reclasseringsrapport moet blijken dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen.
Het recente rapport over verdachte acht het algehele risico op recidive hoog, mede vanwege de persoonlijke omstandigheden en de ernstige verslaving van verdachte. De rechtbank acht het recidiverisico ook hoog. De rechtbank is van oordeel dat de kans groot is dat verdachte opnieuw de fout in gaat, als hij niet wordt opgenomen in een ISD-instelling. Bestraffing in de vorm van een gevangenisstraf heeft tot nu toe niet geleid tot het voorkomen van recidive of terugkeer naar het land van herkomst. Dat verdachte wegens zijn illegale status niet zal kunnen deelnemen aan een extramuraal traject en dat geen sprake kan zijn van resocialisatie in de Nederlandse samenleving brengt niet mee dat van oplegging van de ISD-maatregel moet worden afgezien. De rechtbank is van oordeel dat het noodzakelijk is om aan verdachte de ISD-maatregel op te leggen om zijn overlast gevende gedrag te doen stoppen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte aan alle criteria voldoet voor het opleggen van een ISD-maatregel. De raadsvrouw heeft ter zitting aangevoerd dat de voorwaardelijke ISD-maatregel kan worden opgelegd als stok achter de deur, omdat verdachte zonder hulp kan terugkeren naar Polen . De rechtbank constateert dat uit de woorden en daden van verdachte niet is gebleken dat hij gemotiveerd is om weer in Polen te gaan verblijven. Verdachte heeft ter zitting ook verklaard eerder te zijn uitgezet naar Polen en vervolgens te zijn teruggekeerd naar Nederland. De rechtbank heeft er dan ook geen vertrouwen in dat een voorwaardelijke ISD-maatregel ervoor zal zorgen dat verdachte weer in Polen gaat verblijven en geen strafbare feiten meer zal plegen.
De rechtbank zal dus de officier van justitie volgen in de eis en aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel opleggen.
Het is van groot belang dat er voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. De maatschappij dient optimaal te worden beschermd, de recidive van verdachte moet beëindigd worden en er moet worden bijgedragen aan een oplossing voor zijn multi-problematiek. Met name de alcoholverslaving is niet van eenvoudige aard en vereist dan ook voldoende tijd voor een intramurale behandeling. Ook is er voldoende tijd nodig om een verantwoorde terugkeer naar Polen alle kans te geven. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaar opleggen. De tijd die verdachte al in voorarrest heeft gezeten wordt daar niet van afgetrokken. Verdachte zal gelet op zijn status als ongewenst vreemdeling, de gehele duur van de maatregel in een gesloten setting moeten doorbrengen. Deze gesloten setting betekent echter niet dat sprake is van kale detentie, nu verdachte in [naam instelling] kan deelnemen aan verschillende behandeltrajecten waarbij zijn alcohol- en middelenproblematiek kan worden aangepakt en interventies in verschillende talen (ook in het Pools) worden aangeboden. Ook is de rechtbank ambtshalve bekend dat de ISD-maatregel eerder kan worden beëindigd en vaak wordt beëindigd als kansrijke uitzetting eerder mogelijk blijkt.

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[naam verdachte]daarvoor strafbaar.
Legt op
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaar.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.C.M. Oude Hengel, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en E. van den Brink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Mud, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 april 2019.