ECLI:NL:RBAMS:2019:3135

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
30 april 2019
Zaaknummer
13/104904-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door rijden onder invloed en te hoge snelheid

Op 30 april 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 april 2017 een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte reed met een snelheid van 140 km/u op een weg waar 70 km/u was toegestaan en was onder invloed van alcohol, met een gehalte van 250 microgram per liter uitgeademde lucht. Tijdens het ongeval botste hij achterop een Renault Twingo, waarin vijf personen zaten, waaronder het slachtoffer dat zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich zodanig onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen dat dit heeft geleid tot het ongeval. De officier van justitie had de verdachte ernstige schuld verweten en verzocht om een gevangenisstraf van zes maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar. De verdediging pleitte voor een taakstraf en een kortere ontzegging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een taakstraf van 240 uur moest krijgen en de rijbevoegdheid voor twee jaar moest worden ontzegd. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard omdat deze niet correct was ingediend. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen van de Wegenverkeerswet 1994 en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/104904-18 (Promis)
Datum uitspraak: 30 april 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [geboortedatum] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 april 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr.
P. Velleman en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.H. Aalmoes naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tekst van de integrale tenlastelegging – na wijziging ter zitting – is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie verwijt verdachte dat hij een ongeluk heeft veroorzaakt als gevolg van het met ernstige mate overschrijden van de toegestane maximumsnelheid, het besturen van een voertuig na het drinken van alcohol en het rechts inhalen van een medeweggebruiker. Volgens de officier van justitie vond dit ongeluk plaats op de uitvoegstrook. Door dit ongeluk heeft het slachtoffer [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Van de andere inzittenden is niet duidelijk geworden of zij letsel, en zo ja, welk letsel zij aan het ongeluk hebben overgehouden. De officier van justitie is van mening dat door voornoemd gedrag sprake is van ernstige schuld. Hij verzoekt de rechtbank het primair onder 1. ten laste gelegde feit bewezen te verklaren. Daarnaast stelt hij zich op het standpunt dat rijden onder invloed, zoals onder 2. ten laste gelegd, ook bewezen kan worden verklaard.
4.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw brengt naar voren dat verdachte de Renault Twingo al raakte vóór de afslag en dat het ongeluk dus niet plaatsvond op de uitvoegstrook, maar op de rechterrijbaan. Zij stelt verder dat verdachte te hard reed en dat hij uitweek naar de rechterbaan omdat hij niet meer kon remmen voor een andere weggebruiker op de linkerbaan. Door de ongelukkige situatie dat de Renault Twingo in eerste instantie aan het uitvoegen was, maar toch weer terugkwam op de rechterbaan, ontstond het ongeluk. Er was aldus sprake van een voor verdachte onvoorziene omstandigheid. Volgens de raadsvrouw is het gedrag van verdachte te kwalificeren als aanmerkelijke schuld. Op basis van het procesdossier is niet vast komen te staan of de slachtoffers [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] lichamelijk letsel hebben overgehouden aan het ongeluk. Het letsel van het slachtoffer [slachtoffer 1] is niet te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel. Haar letsel is niet blijvend en zij is niet blijvend belemmerd in de uitoefening van haar werkzaamheden. Bovendien was zij voorafgaand aan het ongeluk al onder behandeling in een medisch centrum en uit het procesdossier volgt niet dat haar herstel zes weken of langer heeft geduurd.
4.3
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 15 april 2017, om 23:55 uur, reed verdachte in zijn personenauto over de Gooiseweg in Amsterdam. Hij kwam uit de richting van de Bijlmerdreef en reed in de richting van de Rijksweg A10. Op de Gooiseweg, ter hoogte van de Daalwijkdreef, botste verdachte met zijn auto achter op de Renault Twingo (met kenteken [nummer] ). [2] In die auto zaten vijf personen, onder wie: [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] . Als gevolg van dit ongeluk had [slachtoffer 2] naar eigen zeggen pijn in zijn nek, rug en borst [3] . Een arts heeft een gekneusde borstkas en bloed in de urine geconstateerd. [4] [slachtoffer 4] had naar eigen zeggen een gebroken nekwervel. [5] [slachtoffer 1] hield aan het ongeluk een gebroken jukbeen over waaraan zij is geopereerd. Bij deze operatie is een metalen pin in haar slaap geplaatst. [6]
Uit het procesdossier volgt dat verdachte met een snelheid 142,2 kilometer per uur over de Gooiseweg reed, waarna hij met een snelheid van 137,7 kilometer per uur tegen de Renault Twingo aanreed. [7] Later zou blijken dat hij zijn auto bestuurde terwijl hij daaraan voorafgaand (te veel) alcohol had gedronken. [8] Uit de ademanalyse bleek namelijk dat het alcoholgehalte in de adem van verdachte, 250 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bedroeg. [9] Dit was dus hoger dan het wettelijk vastgestelde maximum van 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zich op de linkerbaan bevond, niet meer kon remmen voor een andere auto die daar reed en daarom (met onverminderde snelheid) naar rechts uitweek, waarna hij de Renault Twingo zag en niet meer kon remmen. [10] Op het moment dat ongeluk plaatsvond was het buiten donker en het wegdek was vochtig. [11] Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op die weg bekend was en dat hij daar vaak heeft gereden. [12]
4.4
Oordeel van de rechtbank
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW), zoals primair onder 1. is ten laste gelegd, komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Van schuld in de zin van dit artikel is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Verdachte is onder invloed van (iets) meer dan de wettelijke toegestane hoeveelheid alcohol de weg op gegaan. Hij reed met een snelheid van 140 kilometer per uur waar maximaal 70 kilometer per uur was toegestaan. De rechtbank is van oordeel dat voornoemd gedrag van verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend is geweest. Verdachte heeft immers een voor hem rijdende auto veel te laat gezien waardoor hij op het laatste moment met een enorme snelheid naar rechts moest uitwijken. Daar reed de Renault Twingo en doordat verdachte met veel te hoge snelheid reed zag hij die auto veel te laat, waardoor hij niet meer kon remmen. Als gevolg van het gedrag van verdachte heeft de aanrijding plaatsgevonden. Volgens de rechtbank is niet vast komen te staan of het ongeluk plaatsvond op de rechterrijstrook of op de uitvoegstrook. Dit doet echter niet af aan het gegeven dat het drankgebruik en veel te hoge snelheid ervoor hebben gezorgd dat verdachte achterop de Renault Twingo reed waarin meerdere personen zaten.
Het letsel dat het [slachtoffer 1] hieraan heeft overgehouden kwalificeert de rechtbank, gezien de aard en de ernst ervan, als zwaar lichamelijk letsel in de zin van de Wegenverkeerswet 1994. Uit haar letselverklaring volgt dat zij na het ongeval kampte met een gebroken jukbeen waaraan zij is geopereerd in het ziekenhuis. In haar slaap is een metalen pin geplaatst. Zij had hoofdpijn, kon een week lang niet kauwen, moest vloeibaar voedsel eten en kon een periode niet werken. [slachtoffer 4] heeft naar eigen zeggen drie maanden een nekkraag gedragen en had een gebroken nekwervel. Wegens het ontbreken van medische stukken kan de rechtbank echter niet vaststellen of hij, en zo ja wat voor, letsel aan het incident heeft overgehouden, zodat verdachte hiervan wordt vrijgesproken. Ten aanzien van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] geldt verder dat uit het procesdossier niet volgt of zij als gevolg van het ongeluk lichamelijk letsel hadden waardoor een verhindering in de uitoefening van hun normale bezigheden ontstond. Ook hiervan wordt verdachte vrijgesproken.
De rechtbank acht het onder 1. primair en onder 2. ten laste gelegde dus bewezen, waarbij de rechtbank komt tot zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag van verdachte en zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] .
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde:
hij op 15 april 2017 te Amsterdam, als verkeersdeelneer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdend over de Gooiseweg, zich zodanig, te weten zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan de inzittende van de Renault Twingo met kenteken [nummer] ,
[slachtoffer 1] , zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken jukbeen, werd toegebracht, bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Gooiseweg, komende uit de richting van de Bijlmerdreef en gaande in de richting van de Rijksweg A10, ter hoogte van de Daalwijkdreef,
- terwijl verdachte bekend was, en
- terwijl het donker was, en
- terwijl het wegdek vochtig was, en
- terwijl verdachte onder invloed van alcohol verkeerde,
verdachte heeft, gekomen ter hoogte van de Daalwijkdreef, gereden met een snelheid van ongeveer 140 kilometer per uur,
verdachte is met (nagenoeg) onverminderde snelheid van rijstrook gewisseld, waarbij hij niet dan wel onvoldoende op het overige verkeer heeft gelet en niet dan wel onvoldoende afstand heeft gehouden van de voor hem op de rechter rijstrook en/of uitvoegstrook rijdende voornoemde Renault Twingo, en vervolgens heeft verdachte niet tijdig en voldoende afgeremd, waarna verdachte vervolgens tegen voornoemde Renault Twingo is aangereden, waardoor aan voornoemde [slachtoffer 1] vorenomschreven zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht,
terwijl bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, het alcoholgehalte in zijn, verdachtes, adem 250 microgram alcohol
per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde:
hij op 15 april 2017 te Amsterdam, als bestuurder van een voertuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 250 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem onder 1. primair en onder 2. bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. Daarnaast heeft hij de rechtbank verzocht verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen te ontzeggen voor de duur van twee jaren. De officier van justitie is van mening dat deze straf en bijkomende straf onvoorwaardelijk dienen te worden opgelegd.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij heeft geen noemenswaardige aantekeningen op zijn strafblad en bovendien heeft hij een baan. Daarnaast vond het feit twee jaar geleden plaats en heeft de zaak onnodig lang stilgelegen. De raadsvrouw stelt dat aansluiting gezocht dient te worden bij de LOVS-oriëntatiepunten, waaruit een taakstraf voor de duur van 160 uren volgt en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 18 maanden. Ook indien de rechtbank oordeelt dat er sprake is van ernstige schuld, verzoekt de raadsvrouw niet over te gaan tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte is na het nuttigen van alcohol in de auto gestapt. Rijdend over de Gooiseweg in Amsterdam heeft hij, onder invloed van alcohol, met zijn auto een snelheid bereikt van 140 kilometer per uur op een weg waar een wettelijk snelheidsmaximum van 70 kilometer per uur gold. Hij heeft volstrekt onvoldoende op het medeverkeer gelet waardoor hij een voor hem rijdende auto veel te laat zag en plots naar rechts moest uitwijken. Vervolgens is hij tegen de Renault Twingo aangereden, die hij daarvoor kennelijk compleet over het hoofd heeft gezien. [slachtoffer 1] heeft letsel opgelopen door de aanrijding en ook voor de overige inzittenden is het een zeer beangstigende ervaring geweest. Als gevolg van de aanrijding draaide beide auto’s meerdere keren in het rond waarna de Renault Twingo door een botsing tegen een boom langs de weg tot stilstand kwam. [slachtoffer 1] is in haar gezicht geopereerd aan een gebroken jukbeen en heeft hieraan een ontsierend litteken overgehouden. De rechtbank acht het gedrag van verdachte zeer kwalijk.
Uit het strafblad van verdachte, van 7 november 2018, volgt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
De rechtbank hecht bij de strafoplegging belang aan de oriëntatiepunten zoals deze zijn vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), en die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Volgens deze oriëntatiepunten is het uitgangspunt bij het veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij sprake is van ernstige schuld bij verdachte waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen en het gemeten alcoholgehalte bij verdachte minder dan 570 ug/l is, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden en daarnaast een onvoorwaardelijke ontzegging motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaren.
Gelet op het kwalijke rijgedrag van verdachte is een forse straf op zijn plaats. De rechtbank ziet echter redenen om in plaats van een gevangenisstraf een taakstraf op te leggen. Inmiddels zijn er twee jaren verstreken sinds het ongeluk en bovendien heeft verdachte een vaste baan. Hoewel het alles behalve aan verdachte te danken is, valt het letsel van het slachtoffer relatief gezien mee. Het moge duidelijk zijn dat, gezien de snelheid van beide auto’s, het ongeluk (voor de inzittenden van beide auto’s) vele malen erger had kunnen aflopen. Dat is gelukkig niet gebeurd.
De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte een taakstraf voor de maximale duur van 240 uren dient te worden opgelegd. Naast het opleggen van een taakstraf, vindt de rechtbank dat verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen dient te worden ontzegd. De rechtbank ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaren. Indien het rijbewijs van verdachte in deze zaak is ingevorderd, bepaalt de rechtbank dat de tijd die het rijbewijs ingevorderd is geweest hiervan dient te worden afgetrokken.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De rechtbank constateert dat de vordering van de benadeelde partij in de Poolse taal is opgesteld. Hoewel deze vordering al op 22 februari 2019 bij het Openbaar Ministerie is binnengekomen, ontbreekt in het procesdossier een vertaling ervan in de Nederlandse taal. Hierin is het Openbaar Ministerie dus tekortgeschoten. Met behulp van de ten behoeve van de benadeelde partij opgeroepen tolk, is de vordering ter zitting vertaald.
Uit de vertaalde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , leidt de rechtbank af dat zij
€ 10.000,- aan materiële schadevergoeding vordert en € 10.000,- aan immateriële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente. Verder volgt hieruit dat de verzekeraar al € 10.000,- heeft vergoed. De rechtbank kan niet beoordelen of de reeds betaalde vergoeding ziet op de materiële of de immateriële schade van de benadeelde partij. Hierdoor is niet duidelijk geworden op welke kostenpost(en) de verzochte niet-gecompenseerde schade ziet. Om deze reden verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering. Zij kan haar vordering desgewenst aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en bijkomende straf zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d en 55 van het Wetboek van Strafrecht, en op de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op, eendaadse samenloop van:
ten aanzien van het onder 1. primair bewezen verklaarde:
-
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid onderdeel a, van deze wet (250 ug/l);
ten aanzien van het onder 2. bewezen verklaarde:
-
overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (250 ug/l);
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen.
Ontzegt verdachte ter zake van het onder 1. primair en 2. bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 (twee) jaren.
Bepaalt dat de duur van deze ontzegging wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest.
Verklaart [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. L. Voetelink en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Klaveren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 april 2019.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 20 juli 2017 (hierna: VOA), p. 12, en de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting op 16 april 2019.
3.Proces-verbaal verhoor betrokkene [slachtoffer 2] , 9 mei 2017, p. 156.
4.Een geschrift, te weten een letselverklaring opgesteld door prof. dr. J.C. Goslings (AMC), 16 april 2017, p. 159-160.
5.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, 5 september 2017, p. 3.
6.Een geschrift, te weten een letselverklaring opgesteld door prof. dr. E.A.J.M. Schulten (OLVG), 25 april 2017, p. 165- 166 en de vordering van de benadeelde partij.
7.VOA, p. 56.
8.Proces-verbaal rijden onder invloed, 19 april 2017, p. 138-140.
9.Proces-verbaal ter zake artikel 8 WVW 1994, ongenummerde pagina.
10.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting op 16 april 2019.
11.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, 5 september 2017, p. 1.
12.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting op 16 april 2019.