Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat er op 11 oktober 2018 twee jongens naar hem toe kwamen rennen terwijl hij bij de ingang van zijn school stond, dat hij zag dat één van de jongens een pistool in zijn handen hield en deze vervolgens doorlaadde. De jongen duwde het pistool tegen zijn lichaam aan en schreeuwde “doe je spullen af”, “doe je horloge af. Doe je Rolex af”. De jongen gaf vervolgens met kracht een klap met het pistool tegen de linkerzijde van het gezicht van aangever. Tegelijkertijd hoorde aangever een schot. Aangever verklaart dat hij enkele seconden later bij kwam, zag dat de jongens weg waren en merkte dat zijn Rolex was weggenomen. Hij verklaart NN1 herkend te hebben als een persoon die hij kent als [verdachte] , onder meer aan zijn snor en zijn ogen. [slachtoffer 1] verklaart letsel te hebben opgelopen.
De verklaring van [slachtoffer 1] wordt naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate ondersteund door de verklaring van getuige [naam getuige 1] , die verklaart over het toepassen van geweld door twee personen, het horen van een harde knal en het waarnemen van een wegnemingshandeling. Hij zag namelijk dat er wat gaande was binnen een groep jongens bij de ingang van de school, dat één van de jongens een klap kreeg, waarbij het leek of één jongen het slachtoffer vasthield en de tweede jongen hem in zijn gezicht sloeg. Vlak voordat de jongen werd geslagen hoorde [naam getuige 1] een harde knal, komend uit de richting van de groep. Hij zag dat het slachtoffer in elkaar zakte, dat de twee jongens bukten en iets van de linkerarm of -hand van het slachtoffer pakten en wegrenden. Ook getuige [naam getuige 2] verklaart aan verbalisanten ter plaatse dat hij een op vuurwerk gelijkende knal hoorde en vervolgens twee personen zag wegrennen. Daarnaast wordt de aangifte ook ondersteund door de door verbalisant [naam verbalisant 1] omschreven camerabeelden. Hoewel er op de beelden geen geweldshandelingen en/of wegnemingshandelingen te zien zijn, aangezien de plaats waar deze handelingen plaats vinden zich buiten het zicht van de camera’s bevinden, wordt wel gezien dat twee jongens komen aanlopen en zich kennelijk begeven naar de plaats waar een groep jongens staat, waaronder [slachtoffer 1] , waarna één van de jongens die kennelijk bij genoemde groep staat, naar achter loopt, een schrikbeweging maakt en wegrent. Twintig seconden later rennen de twee jongens weg in de richting waar zij vandaan kwamen.
Op de plaats delict is sporenonderzoek verricht, waarbij een gedeformeerde kogel is aangetroffen, alsmede een perforatie in een stenen muur die is herkend als een schotbeschadiging. Op de grond is gruis aangetroffen. Verdachte is op 17 oktober 2018 aangehouden en bij zijn fouillering is een doorgeladen vuurwapen aangetroffen van het merk Crvena Zastava. Het NFI heeft op 13 maart 2019 gerapporteerd naar aanleiding van vergelijkend onderzoek en concludeert dat er aanwijzingen zijn dat de aangetroffen gedeformeerde kogel is verschoten met het bij verdachte aangetroffen vuurwapen. Uit het onderzoek volgt dat het waarschijnlijker tot en met veel waarschijnlijker (derhalve 10 tot 10.000 keer waarschijnlijker) is dat de kogel is afgevuurd uit dat vuurwapen dan uit een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber met dezelfde systeem kenmerken.
Verbalisanten die aangever kort na het incident thuis bezoeken nemen letsel bij hem waar, onder meer bestaande uit een rode wang en een wondje bij zijn lip. [slachtoffer 1] had op dat moment betraande ogen en verklaarde dat hij een suis hoorde in zijn linkeroor die zou zijn veroorzaakt door het schot dat met het vuurwapen is gelost. In het dossier zit tevens een Geneeskundige verklaring van de GGD Amsterdam van 1 november 2018, waarin staat dat de door aangever opgegeven toedracht mogelijk past bij het door aangever omschreven letsel. Ook zitten er stukken in het dossier, waaruit blijkt dat aangever op 11 oktober 2018 bij de huisarts is geweest, dat aangever last had van zijn kaak, lip en linker oor en dat aangever bij aanhoudende oorklachten terug moest komen. Tot slot heeft aangever een signalement van de dader gegeven waar verdachte aan voldoet. Opvallend is dat hij benoemt dat de dader een vlas snorretje zou hebben. Op de informatiestaat betreffende verdachte van 27 december 2018 staat een foto van verdachte van 18 oktober 2018, waarop te zien is dat verdachte een dun snorretje heeft. Ook volgt uit het dossier dat verdachte op 11 oktober 2018 de hele dag niet op school is geweest, zonder geoorloofde reden.
De rechtbank acht het alternatieve scenario, een eventueel daderschap van de eeneiige tweelingbroer van verdachte, niet aannemelijk in de licht van de overige stukken in het dossier. Naar het oordeel van de rechtbank biedt het dossier, los van de verklaring van verdachte, geen enkel aanknopingspunt om de betrokkenheid van de tweelingbroer van verdachte te veronderstellen.
De rechtbank wijst het voorwaardelijk verzoek tot het horen van rapporteur M.E. Bestebreurtje af. Nu het verzoek in een laat stadium is gedaan, is het noodzaakscriterium van toepassing. De rechtbank acht het horen van deze deskundige niet noodzakelijk, nu het rapport naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijkheid verschaft over hoe de rapporteur tot zijn oordeel is gekomen. De rechtbank wijst het verzoek daarom af. Alles bij elkaar acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft gepleegd.