4.4.Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van het onder 1, eerste en tweede cumulatief/alternatief, ten laste gelegde
Eerste cumulatief/alternatief
Ten aanzien van het eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde, medeplegen van voorbereiding van diefstal met (bedreiging met) geweld en/of afpersing, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat sprake is van een (voorgenomen) geweldscomponent bij de beoogde diefstal. Het gegeven dat medeverdachte [medeverdachte] heeft gesproken over “
rippen en pimpen” is daartoe onvoldoende. De rechtbank overweegt – anders dan de officier van justitie – dat in het geval men spreekt van
rippenof een
ripdeal, beoogd wordt iemand te beroven of te bestelen maar dat dit niet per definitie gepaard hoeft te gaan met het toepassen van geweld.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft steeds verklaard dat er geen geweld zou worden gebruikt en dat zowel verdachten als verkoper geen wapens zouden meebrengen. Hierbij is door [medeverdachte] gewezen op WhatsApp gesprekken tussen verdachten waarin dit zou zijn afgesproken. De rechtbank stelt aan de hand van het dossier vast dat verdachten dergelijke gesprekken hebben gevoerd en dat de inhoud van deze gesprekken niet meer kan worden achterhaald. In zoverre kan de lezing van verdachten op dit punt niet worden ontzenuwd. Ook hebben verdachten gesteld dat de partijen elkaar ter controle van tevoren zouden fouilleren.
Weliswaar is, zoals hiervoor uiteengezet, het vuurwapen aangetroffen in de armsteun tussen de voorstoelen van de Volkswagen Polo van verdachte, maar niet kan worden bewezen dat het pistool op enig moment uit de auto en op de plek waar het rippen zou moeten plaatsvinden, is geweest.
Omdat de rechtbank de geweldscomponent niet bewezen acht, kan van een strafbare voorbereiding als bedoeld in artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) geen sprake zijn. Artikel 46 Sr bepaalt immers dat voor een strafbare voorbereiding vereist is dat de voorbereidingshandelingen zien op een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld. Omdat de geweldscomponent is komen te vervallen, is niet langer sprake van een misdrijf waarop een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld.
Aldus is de rechtbank van oordeel dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.
Tweede cumulatief/alternatief
De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsman – van oordeel dat verdachte ook van het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit, de poging tot medeplegen van diefstal met (bedreiging met) geweld, moet worden vrijgesproken.
De omstandigheden van deze zaak – in onderlinge samenhang bezien – maken nog niet dat sprake is geweest van een handeling die naar zijn uiterlijke verschijningsvorm moet worden beschouwd als een begin van uitvoering. Er was (nog) geen sprake van een handeling die was gericht op voltooiing van een voorgenomen diefstal. Daarom kan van een strafbare poging geen sprake zijn.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Zoals hiervoor uiteengezet, is het vuurwapen aangetroffen in de armsteun tussen de voorstoelen van de Volkswagen Polo van verdachte. In zijn verhoor van 10 oktober 2018 heeft verdachte verklaard dat hij de auto aan iemand had uitgeleend en er niet van op de hoogte was dat het pistool in de auto lag. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wegens mogelijke represailles de naam van de persoon of personen aan wie hij de auto heeft uitgeleend niet kan noemen. Toen hij op 18 augustus 2018 – na de ontmoeting in [plaats] – op zoek was naar sigaretten, vond hij het pistool en pakte het vast om het te bekijken. Dit kan verklaren hoe zijn DNA op het wapen is aangetroffen. Ter terechtzitting heeft verdachte deze verklaring herhaald.
Nu de verklaring van verdachte bij gebrek aan onderbouwing niet kan worden geverifieerd, en het bovendien zeer onwaarschijnlijk is dat iemand een pistool zou laten liggen in een geleende auto, zal de rechtbank deze verklaring als onaannemelijk terzijde schuiven en de feiten en omstandigheden op hun uiterlijke verschijningsvorm beoordelen. De rechtbank stelt vast dat het wapen binnen handbereik van verdachte in de auto lag die hij bestuurde. Bovendien zaten op het wapen sporen van verdachte. Hiermee acht de rechtbank bewezen dat verdachte het pistool en bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad.
Wel dient partiële vrijspraak te volgen voor het medeplegen. Omdat niet kan worden bewezen dat het pistool op enig moment uit de auto is geweest, noch dat medeverdachte [medeverdachte] op andere wijze op de hoogte was van de aanwezigheid van het pistool, kan de rechtbank niet vaststellen dat medeverdachte [medeverdachte] weet heeft gehad van en opzet had op het aanwezig hebben van het pistool.