ECLI:NL:RBAMS:2019:3015

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 april 2019
Publicatiedatum
25 april 2019
Zaaknummer
13/751082-19 (EAB II)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel voor strafzaak in België

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 april 2019 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Procureur des Konings in Antwerpen, België, op 4 maart 2016. Het EAB is gericht op de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Marokko en Irak, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft op 19 maart 2019 de vordering behandeld, waarbij de opgeëiste persoon niet ter zitting aanwezig was, maar afstand deed van zijn recht om aanwezig te zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon overeenkomt met de gegevens in het EAB, en dat hij geen Nederlandse nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft verder onderzocht of aan de voorwaarden voor overlevering is voldaan. Het EAB vermeldt een vonnis van de correctionele rechtbank Antwerpen van 22 oktober 2014, waarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van vier jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, onder de voorwaarde dat de opgeëiste persoon na overlevering onverwijld op de hoogte wordt gesteld van zijn rechten met betrekking tot verzet en hoger beroep.

De uitspraak is gedaan door mr. A.K. Glerum als voorzitter, samen met mrs. A.W.C.M. van Emmerik en M.T.C. de Vries als rechters, en is uitgesproken ter openbare zitting. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals vermeld in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751082-19 (EAB II)
RK nummer: 19/657
Datum uitspraak: 2 april 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 25 januari 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 4 maart 2016 door
de Procureur des Konings bij het Parket van de Procureur des Konings te Antwerpen, afdeling Mechelen (België)en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats] (Marokko)
alias geboren op [alias geboortedag] 1986 te [alias geboorteplaats] (Irak)
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 19 maart 2019. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink en de gemachtigde raadsman van de opgeëiste persoon, mr. A.H.J. Strak, advocaat te Rotterdam.
De raadsman heeft zich met betrekking tot de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De opgeëiste persoon is niet ter zitting verschenen en heeft bij verklaring van 6 maart 2019 afstand gedaan van zijn recht om ter zitting aanwezig te zijn.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia in zoverre juist zijn dat op grond van de stukken die zich in het dossier bevinden (te weten: vergelijkend dactyloscopisch onderzoek), vastgesteld kan worden dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk de door de Belgische autoriteiten gezochte persoon is en dat hij in elk geval niet de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis van de correctionele rechtbank Antwerpen, afdeling Mechelen, MC1 kamer, van 22 oktober 2014 waarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf voor de duur van vier jaren. Deze straf moet nog geheel worden uitgezeten.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De straf moet nog geheel worden uitgezeten.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan indien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) dat het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in het EAB onder d) het volgende verklaard:
"Vonnis gewezen bij verstek en:
(…)
- de betrokkene is niet persoonlijk gedagvaard of anderszins in kennis gesteld van de datum en de plaats van de terechtzitting die tot het verstekvonnis heeft geleid, noch heeft hij een zelf gekozen of een door de Staat aangewezen raadsman gemachtigd om zijn verdediging bij het proces te voeren, noch is hij bij het proces werkelijk door zijn raadsman verdedigd, noch werd de beslissing aan hem persoonlijk betekend, maar [hij] geniet de volgende juridische garanties na zijn overlevering aan de rechterlijke autoriteiten (dergelijke garanties kunnen vooraf worden gegeven);
Juridische garanties:
- de beslissing zal hem na overlevering onverwijld persoonlijk betekend worden, en
- de betrokkene zal na de betekening van de beslissing uitdrukkelijk worden geïnformeerd
over zijn recht op een verzet procedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het
recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en
nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de
oorspronkelijke beslissing, en
- de betrokkene zal geïnformeerd worden over de termijn waarover hij beschikt om verzet
of hoger beroep aan te tekenen, namelijk15 dagen.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze verklaring aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en is de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond niet van toepassing.

4.Strafbaarheid

4.1.
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 Overleveringswet.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
de Procureur des Konings bij het Parket van de Procureur des Konings te Antwerpen, afdeling Mechelen (België)ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. A.W.C.M. van Emmerik en M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 2 april 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.