ECLI:NL:RBAMS:2019:2970

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 april 2019
Publicatiedatum
25 april 2019
Zaaknummer
13/669053-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en voorhanden hebben van een vuurwapen in een café te Amsterdam

Op 25 april 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte werd beschuldigd van het stelen van 54 euro uit de gokkast van een café in Amsterdam op 18 juli 2018, waarbij hij een geladen pistool bij zich droeg. Tijdens de zitting op 11 april 2019 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. W.J. de Graaf, en de verdediging van de verdachte, mr. J.S.W. Boorsma, gehoord. De verdachte bekende de diefstal, maar ontkende dat hij met geweld had gedreigd.

De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de diefstal en het voorhanden hebben van een vuurwapen, maar niet voor de geweldscomponent. De cafémedewerkster had verklaard dat de verdachte haar niet had bedreigd, en er was geen bewijs dat het wapen was getoond tijdens de diefstal. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldiging van diefstal met geweld, maar veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten en het feit dat de verdachte een geladen wapen droeg, een hogere straf rechtvaardigden dan de oriëntatiepunten van het LOVS. Het pistool dat in beslag was genomen, werd onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/669053-18 (Promis)
Datum uitspraak: 25 april 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1974,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 april 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.J. de Graaf en van wat de raadsman van verdachte, mr. J.S.W. Boorsma naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – ten laste gelegd dat hij zich op 18 juli 2018 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
1. diefstal met geweld in vereniging van 54 euro aan muntgeld uit de gokkast van café [naam café] ;
2. voorhanden hebben van een pistool en/of meerdere stuks munitie.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Inleiding
Op 18 juli 2018 om 23:36 uur werd er een 112-melding gedaan van een overval op café [naam café] . De melder vertelde dat iemand gewapend de gokkast aan het leeghalen was. De melder was er zelf niet bij, maar had het via via gehoord. Volgens de melder waren de aanwezigen te bang om de politie in te schakelen. Naar aanleiding van deze melding is verdachte uiteindelijk aangehouden. Verdachte heeft inmiddels bekend dat hij geld uit de gokkast heeft weggenomen, ook heeft hij toegegeven dat hij een wapen bij zich droeg. Verdachte ontkent echter met klem dat hij in het café heeft gedreigd met zijn vuurwapen. Het draait in deze zaak dan ook om de vraag of bewezen kan worden dat verdachte het geld uit de gokkast heeft weggenomen onder bedreiging met een vuurwapen.
3.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Volgens de officier van justitie is dat het geval, hij stelt zich dan ook op het standpunt dat de diefstal met geweld en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie kan worden bewezen. Ten aanzien van het geweldscomponent heeft hij het volgende aangevoerd.
De medewerkster van het café heeft verklaard dat het wapen is getoond. Ook de pachter van het café heeft aangegeven dat de medewerkster aan hem heeft verteld dat ze is bedreigd met een vuurwapen. Daarnaast blijkt uit de 112-melding dat iemand gewapend de gokkast aan het leeghalen was. Verder is bij verdachte een vuurwapen aangetroffen kort nadat hij was aangehouden.
Dat de cafémedewerkster bij de rechter-commissaris anders heeft verklaard, is begrijpelijk omdat uit het dossier volgt dat zij erg bang is voor verdachte. Uit de bevindingen van de politie ter plaatse volgt namelijk wel dat door de medewerkster is gezegd dat verdachte het vuurwapen heeft getoond. De verbalisanten hebben geen reden om dat verkeerd op te schrijven. Verder kan aan de camerabeelden van het café geen doorslaggevende betekenis worden gegeven, omdat verdachte niet constant in beeld is en het bovendien gaat om een subtiele handeling. Ondanks de getuigenverhoren bij de rechter-commissaris kan dus worden bewezen dat sprake is geweest van een diefstal met geweld.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman kan niet worden bewezen dat verdachte de diefstal met geweld heeft gepleegd. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte ontkent dat hij iemand heeft bedreigd. Hij kreeg regelmatig geld uit de kassa met toestemming van de pachter van het café. Op de dag van het incident had hij met gereedschap van het café de gokkast opengebroken. Verdachte had die dag weliswaar aan de cafémedewerkster verteld dat hij een wapen bij zich had, maar hij heeft dat wapen niet aan haar laten zien. Bovendien heeft de cafémedewerkster verklaard dat ze zich niet bedreigd heeft gevoeld. Daarnaast heeft ze aangegeven dat er geen verband bestaat tussen het gesprek over het wapen en het leeghalen van de gokkast. Dat zij achteraf bang was, is verklaarbaar door de ruige reputatie van verdachte en doordat hij zou kunnen denken dat zij de politie had ingeschakeld. Zij heeft ook verklaard dat haar angst daardoor was ingegeven.
De verklaring van de pachter maakt het voorgaande niet anders. Hij is immers verhoord door verbalisanten die aannamen dat er een gewapende overval had plaatsgevonden. Ook was hij ten tijde van het telefoongesprek met de cafémedewerkster slaperig en weet hij niet goed meer wat hij heeft verklaard.
Verder heeft de persoon met wie verdachte tegelijkertijd is aangehouden geen wapen gezien en staat er geen getrokken vuurwapen op de camerabeelden. Daarom moet verdachte worden vrijgesproken van de geweldscomponent. De diefstal en het voorhanden hebben van het wapen en de munitie kan wel worden bewezen.
3.4.
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte geld heeft weggenomen uit de gokkast van het café en een wapen en munitie voorhanden heeft gehad, nu dit volgt uit de bewijsmiddelen en verdachte deze feiten heeft bekend.
Ten aanzien van de geweldscomponent overweegt de rechtbank als volgt. De cafémedewerkster heeft verklaard dat verdachte op de dag van het incident rond 17:00 uur in het café kwam en dat zij in het begin rustig met hem had zitten praten. Hij had haar toen verteld dat hij een nieuw wapen had gekocht en dat hij deze aan haar wilde laten zien maar dat zij het niet wilde bekijken. Een aantal uren later heeft verdachte de gokkast opengebroken met gereedschap van het café en heeft hij geld weggenomen, aldus de cafémedewerkster. Bij de rechter-commissaris heeft zij verder nog verklaard dat verdachte tijdens het openbreken van de gokkast om een pleister heeft gevraagd en dat hij – met het uit de eerste gokkast weggenomen geld – vervolgens op de tweede gokkast is gaan gokken. Gelet op deze omstandigheden bestaat er geen relatie tussen het gesprek over het wapen en het later leeghalen van de gokkast. Niet alleen hebben daar een aantal uren tussen gezeten, maar uit de verklaring van de cafémedewerkster volgt ook dat zij zich voor, tijdens en na het openbreken van de gokkast niet door verdachte bedreigd heeft gevoeld. Verder bevat het dossier geen bewijs waaruit volgt dat het wapen ten tijde van het openbreken van de gokkast is getoond. Op de camerabeelden is immers niets te zien. Ook uit de bevindingen van de verbalisanten ter plaatste volgt niet dat het wapen is getoond ten tijde van het wegnemen van de gokkast. Uit het proces-verbaal volgt alleen dat er die avond een vuurwapen is gezien. Die bevindingen passen bij het door de verdediging geschetste scenario, namelijk dat verdachte een vuurwapen bij zich droeg en op enig moment de gokkast heeft opengebroken. De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat de diefstal onder bedreiging met geweld is gepleegd. Verdachte zal van dat onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken. Ook zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het medeplegen, nu uit het dossier niet volgt dat de diefstal met een of meer anderen is gepleegd.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
onder 1
op 18 juli 2018 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 54 euro aan muntgeld uit een gokkast, toebehorende aan een ander of anderen dan verdachte.
onder 2
op 18 juli 2018 te Amsterdam, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Smith & Wesson, type SD9, kaliber 9mm x19 (9mm Luger) en meerdere stuks munitie van categorie III (9mm x 19, 9mm Luger), voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een straf conform het voorarrest op te leggen. Verder heeft hij verzocht om bij de strafoplegging aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) en deze oriëntatiepunten eventueel nog te matigen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een geldbedrag door een gokkast open te breken. Ook heeft hij een vuurwapen en munitie voorhanden gehad. Het pistool was geladen, waardoor deze in betrekkelijk korte tijd gebruiksklaar kon worden gemaakt. Dat acht de rechtbank zeer kwalijk. Wie een wapen draagt zou dit immers kunnen gebruiken met alle gevolgen voor anderen van dien. Verdachte heeft hiermee een onaanvaardbaar risico genomen, te meer nu hij ook nog onder invloed was van drugs en alcohol. Dit aspect zal de rechtbank in het nadeel van verdachte meewegen. Bovendien heeft verdachte met zijn handelen een onbegrijpelijk egoïsme getoond. Alsof het aan hem is om te bepalen dat het geld van een ander aan hem toebehoort en hij mag kiezen wanneer hij dat opeist. Hij veroorzaakt met zijn kwalijke gedrag gevoelens van onveiligheid bij anderen. Zo blijkt ook het dossier, niemand durft de politie te bellen of een verklaring tegen hem af te leggen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de oriëntatiepunten van het LOVS niet volstaan. Bij diefstal hebben deze betrekking op een eenvoudige winkeldiefstal, terwijl het openbreken van een gokkast in een café met publiek aanwezig van volstrekt andere orde is. Ook de oriëntatiepunten met betrekking tot het voorhanden hebben van een vuurwapen volstaan niet omdat daarbij niet is meegenomen dat het in deze zaak gaat om een geladen vuurwapen, dat verdachte bij zich droeg op een publieke plek. De rechtbank zal de oriëntatiepunten bij de strafoplegging dan ook passeren.
Verder is acht geslagen op het strafblad van verdachte van 15 maart 2019. Daaruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren niet is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Verder is gebleken dat verdachte na het plegen van onderhavige feiten in een andere zaak is veroordeeld. Dat betekent dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Aangezien de rechtbank minder bewezen verklaart dan de officier van justitie, bestaat bij de straftoemeting aanleiding om in het voordeel van verdachte af te wijken van wat is geëist. Ook acht de rechtbank niet nodig dat verdachte terug moet naar de gevangenis, omdat hij in de tussentijd niet met justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 8 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank hoopt dat de forse strafdreiging die uitgaat van 3 maanden gevangenisstraf en de lange proeftijd verdachte er in de toekomst van weerhoudt opnieuw strafbare feiten te plegen.

8.Beslag

Onder verdachte is inbeslaggenomen een pistool met goednummer 5604742, zoals is opgenomen op de beslaglijst
Onttrekking aan het verkeer
Nu met betrekking tot dit voorwerp het onder 2 bewezen geachte is begaan en het voorwerp van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht en op grond van de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Diefstal.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
3 (drie) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
- Het pistool met goednummer 5604742.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. R.H.G. Odink en B.M. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.N. Greeven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 april 2019.