ECLI:NL:RBAMS:2019:2958

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2019
Publicatiedatum
24 april 2019
Zaaknummer
C/13/662970 / KG ZA 19-225
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over hinder door dakhuis en uitzicht

In deze zaak, die zich afspeelt in Amsterdam, hebben twee eisers in conventie, wonende aan [adres 1] in [woonplaats], een kort geding aangespannen tegen hun buurman, de gedaagde in conventie, die een dakhuis en dakterras heeft gebouwd op zijn woning aan [adres 2] in [gemeente]. De eisers vorderen dat de gedaagde de bouwwerkzaamheden staakt en ongedaan maakt, omdat zij hinder ondervinden van de bouw, met name in de vorm van verlies van lichtinval en uitzicht. De gedaagde heeft een omgevingsvergunning verkregen voor de bouw, maar de eisers stellen dat deze vergunning niet rechtvaardigt dat zij onrechtmatig hinder ondervinden.

Tijdens de zitting op 9 april 2019 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De voorzieningenrechter heeft ter plaatse een descente gehouden om de situatie te beoordelen. De eisers hebben zich beroepen op artikel 5:37 BW, dat bepaalt dat de eigenaar van een erf de eigenaren van andere erven geen onrechtmatige hinder mag toebrengen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de muur die door de gedaagde is opgetrokken, de raampartij van de eisers volledig blokkeert en dat dit een onrechtmatige hinder oplevert.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de belangen van de eisers zwaarder wegen dan die van de gedaagde. De eisers hebben een spoedeisend belang bij het behoud van hun uitzicht en lichtinval, terwijl de gedaagde niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij dagelijks gebruik maakt van het dakterras. De vorderingen van de eisers zijn toegewezen, en de gedaagde is veroordeeld tot het staken van de bouwwerkzaamheden en het ongedaan maken van de reeds aangebrachte wijzigingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/662970 / KG ZA 19-225 FB/MAH
Vonnis in kort geding van 23 april 2019
in de zaak van

1.[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie bij dagvaarding van 1 april 2019,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. J. Tromp te Amsterdam,
tegen
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie bij conclusie van 8 april 2019,
advocaat mr. J. Gal te Amsterdam.
Partijen zullen hierna ook [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Op de zitting van 9 april 2019 hebben [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding en akte vermeerdering van eis. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte conclusie van eis in reconventie, en heeft deze vermeerderd ter zitting. Beide partijen hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de door de ander gevraagde voorzieningen, en hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft ter zitting besloten tot een descente en aansluitend aan de zitting de woningen van eisers en gedaagde, en het dakterras in aanbouw bezocht.
1.3.
Op de zitting en tijdens de descente waren partijen aanwezig met hun advocaten. Aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] was naast mr. Tromp ook diens kantoorgenoot mr. S. Braaksma aanwezig.

2.De feiten

2.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] zijn sinds 9 november 1992 eigenaars van de woning
aan de [adres 1] in [woonplaats] . [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is sinds 4 mei 2018 eigenaar van het appartementsrecht rechtgevend op het gebruik van de eerste en tweede verdieping van de [adres 2] in [gemeente] .
2.2.
Op 8 augustus 2018 heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een omgevingsvergunning aangevraagd voor de bouw van een dakhuis en dakterras op [adres 2] . Deze vergunning is op 19 september 2018 verleend. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] hierover niet geïnformeerd.
2.3.
Op of omstreeks 13 februari 2019 merkten [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] met de bouw was begonnen. Zij hebben daarover tegen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] hun verrassing en ongenoegen uitgesproken.
2.4.
Toen overleg tussen partijen niet tot een oplossing leidde, heeft de advocaat van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] op 22 februari 2019 [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] schriftelijk gesommeerd het dakterras en dakhuis te verwijderen, althans voor zover gelegen binnen twee meter van de grens met het erf van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] . [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is niettemin doorgegaan met de aanleg daarvan. Nadere onderhandelingen tussen partijen hebben niet tot overeenstemming geleid.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] vorderen kort gezegd om [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , op straffe van dwangsommen:
- te gebieden de werkzaamheden aan het dakhuis en het dakterras op het adres [adres 2] te staken, en ongedaan te maken hetgeen al gebouwd is binnen twee meter van de grenslijn van het erf van eisers. Wat betreft het dakterras geldt dit alleen voor zover het uitzicht geeft op het erf van eisers;
- te verbieden een dakluik, dakopgang of soortgelijk werk te hebben binnen twee meter van de grenslijn van het erf van eisers, voor zover dit uitzicht geeft op hun erf;
- te gebieden de aangebrachte (bouwkundige) wijzigingen aan de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] ongedaan te (doen) maken en/of te herstellen.
3.2.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] vordert kort gezegd om [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] , op straffe van dwangsommen, te gebieden om de vensters in hun dakkapel te verwijderen, althans te voorzien van vaststaande en ondoorzichtige vensters.
4.2.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] voeren verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en reconventie

5.1.
Het gaat in deze zaak in de kern om beantwoording van de vraag of het [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de gegeven omstandigheden vrijstaat een muur op te trekken voor de raampartij in de dakkapel op de bovenste verdieping van het huis van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] (hierna ook: de raampartij). Deze muur dient als achterwand van een in aanbouw zijnd dakhuis in de woning van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] , die grenst aan het huis van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] . Hij blindeert de raampartij totaal.
5.2.
Ter plaatse is door de voorzieningenrechter vastgesteld dat de afstand van de vensterbank behorend bij de raampartij tot aan deze muur/achterwand, 15 cm bedraagt en dat die muur/achterwand zelf circa 2.30 meter hoog is. Voorts is vastgesteld dat ook als men van de enkele meters lager gelegen (een-na-bovenste) verdieping van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] via het trapgat omhoog kijkt naar de raampartij, deze nog steeds volledig wordt afgedekt door de in opdracht van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] opgerichte muur/achterwand. Tussen partijen staat verder vast dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] aanvankelijk door deze raampartij een breed en fraai uitzicht hadden op de lucht en de omgeving, waaronder het nabijgelegen Conservatorium hotel
.
5.3.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] hebben zich in dit geding onder meer beroepen op artikel 5:37 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Hierin staat, voor zover in dit geding relevant, dat de eigenaar van een erf de eigenaren van andere erven niet onrechtmatig hinder mag toebrengen, zoals door het onthouden van licht of lucht.
5.4.
Tussen partijen staat vast dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] , door het aanbrengen van de muur, worden gehinderd in de lichtinval in hun huis, en in hun uitzicht over de omgeving. Betwist is echter of deze hinder plaatsvindt in een mate of op een wijze die als onrechtmatig is aan te merken. De hierin besloten vraag moet worden beantwoord aan de hand van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer tussen onmiddellijke buren betaamt. Daarbij moeten alle omstandigheden van het geval worden betrokken, waaronder de aard, ernst en duur van de hinder en de omvang van de door de hinder toegebrachte schade (HR 15 februari 1991, NJ 1992/639). Bovendien moeten de wederzijdse belangen van partijen tegen elkaar worden afgewogen. Daarbij dient mede tot uitgangspunt dat buren in een dichtbebouwd stedelijk gebied als [gemeente] , binnen redelijke grenzen enige hinder van elkaar hebben te dulden.
5.5.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] hebben aangevoerd, en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft niet betwist, dat de verdieping waarin de raampartij is aangebracht, door hen dagelijks wordt gebruikt voor muzikale activiteiten, lezen en studie. De hinder die zij door het aanbrengen van de muur/achterwand ondervinden, bestaat in het wegnemen van uitzicht en het verminderen van lichtinval in de desbetreffende, en de daaronder gelegen verdieping. De ernst van de hinder wordt mede bepaald door de omstandigheid dat de blokkade permanent is.
5.6.
Wat betreft de overige omstandigheden van het geval zijn met name drie aspecten van belang: (a) het feit dat ook elders in de omgeving dakterrassen aanwezig zijn, (b) de inbreuk die door het bouwen van het dakhuis op het woongenot van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] wordt gemaakt en (c) de aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] verleende omgevingsvergunning. Ook verdient bespreking (d) de omstandigheid dat het raam in de dakkapel van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] zich op de erfscheiding bevindt en, voordat het dakhuis werd geplaatst, direct uitzicht gaf op het dak van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] . Deze omstandigheden zullen thans achtereenvolgens worden behandeld.
5.7.
Ad (a).Ter plaatse zijn ook op diverse andere huizen in de onmiddellijke omgeving van de huizen van partijen dakterrassen waargenomen, meestal met een betrekkelijk laag hekwerk als afscheiding, in sommige gevallen tevens met een permanent aanwezige kapconstructie. Op grond hiervan is aannemelijk dat een plaatselijke gewoonte bestaat die toelaat om een dakterras op zijn huis aan te brengen, zoals begrijpelijk is in een stedelijke omgeving als [gemeente] . Maar nergens in de omgeving is een constructie waargenomen die erin bestaat dat op 15 cm voor een aan de buren toebehorende vrije raampartij, een muur/achterwand wordt geplaatst van circa 2.30 meter hoogte die de gehele raampartij (ruim) bedekt. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft bovendien niet gesteld dat een soortgelijke constructie elders in de buurt aanwezig is. Deze plaatselijke gewoonte is daarom voor de beoordeling van het geschil van partijen niet of nauwelijks van belang.
5.8.
Ad (b).Onbetwist is dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] sinds 1992 eigenaar zijn van hun huis en dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] met de onderhavige bouwwerkzaamheden is begonnen in 2019. Hij verstoorde daarmee de status quo en moet zich volledig bewust zijn geweest van de daardoor veroorzaakte hinder voor zijn buren, maar heeft deze kennelijk op de koop toegenomen. Aldus verschilt de situatie principieel van het hypothetische geval waarin de raampartij al bij aankoop van het huis door [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] zou zijn geblokkeerd.
5.9.
Ad (c).Aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] is op 19 september 2018 een omgevingsvergunning verleend voor de onderhavige bouwwerkzaamheden. In haar algemeenheid brengt een dergelijke vergunning niet mee dat de partij die deze verkrijgt, zich in relatie tot haar buren niet langer hoeft te houden aan hetgeen het burenrecht dienaangaande bepaalt. Het antwoord op de vraag of, en zo ja in hoeverre, een vergunning in dit opzicht van invloed is, hangt af van de aard van de vergunning en de belangen die worden beschermd door de regeling waarop zij berust, in verband met de omstandigheden van het geval (HR 21 oktober 2005, NJ 2006/418).
5.10.
Bij de beoordeling of een omgevingsvergunning wordt verstrekt voor een bouwwerk, beoordeelt de vergunningverlenende instantie, in dit geval B&W van [gemeente] , of oprichting van het bouwwerk strookt met ter zake geldende regels van publiekrechtelijke aard. Daartoe behoort in beginsel niet hetgeen het burgerrechtelijke burenrecht dienaangaande bepaalt. In dit geval is dat bovendien uitdrukkelijk in de aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] afgegeven vergunning vermeld:

Overige voorschriftenBurgerlijk WetboekKrachtens het Burgerlijk Wetboek is het, tenzij de eigenaar van het naburige erf daartoe toestemming heeft gegeven, niet geoorloofd binnen twee meter van de grenslijn van dit erf vensters of andere muuropeningen, dan wel balkons of soortgelijke werken [te] hebben, voor zover deze op het erf uitzicht geven.”
De omstandigheid dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een omgevingsvergunning heeft verkregen voor het oprichten van de onderhavige bouwwerkzaamheden, is in dit geding dus niet van belang.
5.11.
Ad (d).Tenslotte is van belang of [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] worden gehinderd in hun rechtmatige belangen. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft dit bestreden. Hij heeft zich daartoe beroepen op de omstandigheid dat het raam in de dakkapel van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] op de erfgrens is geplaatst en direct uitzicht geeft op zijn dak, hetgeen op zichzelf is in strijd met artikel 5:50 lid 1 BW.
5.12.
Op de volgende gronden is evenwel aannemelijk dat deze situatie hetzij van meet af aan, hetzij inmiddels en door tijdsverloop, wordt gerechtvaardigd door een daartoe strekkende erfdienstbaarheid en dus niet (langer) in strijd is met de wet.
5.13.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] hebben aangevoerd dat alle huizen met puntdaken in de directe omgeving een dakkapel met daarbij behorende raampartij hebben. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft dit niet bestreden. Dit ligt bovendien in constructief opzicht voor de hand omdat - in elk geval in het huis van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] - de aanwezigheid van de dakkapel voorkomt dat men het hoofd stoot of dit moet wegbuigen bij het opgaan van de trap die toegang geeft tot de bovenste verdieping waarop het puntdak is geplaatst. Het ligt uitgesproken voor de hand om in een dergelijke dakkapel dan tevens een raampartij te plaatsen, waarvan de buren aanvankelijk geen hinder ondervonden aangezien de raampartij uitzag over een niet gebruikt dak.
5.14.
Daarvan uitgaande is aannemelijk dat de hier beschreven, met de letter van de wet strijdige, toestand indertijd door de architect en de eerste eigenaren van het desbetreffende huizenblok als recht- en regelmatig is beschouwd. Dit wijst erop dat de eerste eigenaren een hiermee strokende erfdienstbaarheid van licht en uitzicht hebben gevestigd, ontstaan door bestemming. Naar het sinds 1992 geldende wetboek kan een erfdienstbaarheid niet meer op deze wijze ontstaan, maar voordien langs deze weg ontstane erfdienstbaarheden hebben hun geldigheid behouden en kunnen aan een opvolgend eigenaar van het dienende erf worden tegengeworpen, ook als zij niet in de openbare registers zijn ingeschreven. [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] hebben zich hierop echter niet beroepen, zodat deze aannemelijke wijze waarop een erfdienstbaarheid van licht en uitzicht is ontstaan, in dit geding geen rol kan spelen.
5.15.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] hebben zich echter wél beroepen op het ontstaan van een erfdienstbaarheid van licht en uitzicht door verjaring. Dit standpunt komt voorshands gegrond voor. Ook als uitsluitend het bezit van de onderhavige erfdienstbaarheid door [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] in ogenschouw wordt genomen en wordt geabstraheerd van het bezit door hun rechtsvoorgangers, is dit voldoende voor het ontstaan van een erfdienstbaarheid als hier bedoeld (zie artikel 3:99 lid 1 BW in verbinding met de artikelen 3:105 lid 1 en 3:306 BW). Daarbij verdient aantekening dat er geen enkele reden is om aan de goede trouw van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] te twijfelen (zie artikel 3:118 BW), in welk geval de verjaringstermijn 10 jaren bedraagt. Maar zelfs als zij te kwader trouw zouden zijn geweest, was de in dat geval toepasselijke verjaringstermijn van 20 jaren ruimschoots verstreken op het moment waarop [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een aanvang met de onderhavige bouwwerkzaamheden maakte. [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] zijn immers in 1992 eigenaar van hun huis geworden en hebben sindsdien tot aan 2019 ongestoord en voor iedereen zichtbaar bezit gehad van de onderhavige erfdienstbaarheid. Zij hebben immers sinds 1992 door de raampartij ongehinderd profijt gehad van licht en uitzicht over het dak dat in 2018 eigendom werd van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] .
5.16.
Als ten slotte de belangen van partijen tegen elkaar worden afgewogen, wordt geoordeeld dat het belang dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft bij oprichting van de muur/achterwand, in de gegeven omstandigheden niet opweegt tegen het belang van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] bij behoud van hun uitzicht en lichtinval, reeds omdat zij deze hinder dagelijks ondervinden, terwijl niet aannemelijk is dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dagelijks op zijn dakterras aanwezig zal willen zijn.
5.17.
De slotsom van het vorenstaande is dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] van de onderhavige bouwwerkzaamheden onrechtmatige hinder ondervinden op een wijze en in een mate die zij niet hoeven te accepteren.
Mede omdat zij deze hinder dagelijks ondervinden hebben zij een spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen. Om deze reden zal het verzoek van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] om een eventuele toewijzing niet bij voorraad uitvoerbaar te verklaren, niet worden gehonoreerd. Dit laat onverlet dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] later mogelijk tot schadevergoeding verplicht worden indien zij in een eventuele bodemprocedure onherroepelijk in het ongelijk worden gesteld.
5.18.
In conventie leidt dit tot toewijzing van de vorderingen op de in het dictum gepreciseerde wijze, waarbij de dwangsom wordt gemaximeerd en [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de kosten zal worden veroordeeld. In reconventie leidt dit tot afwijzing van de vordering. Weliswaar bepaalt artikel 5:51 BW dat in muren, staande binnen twee meter van de grenslijn, slechts lichtopeningen mogen worden gemaakt mits zij van vaststaande en ondoorzichtige vensters worden voorzien, terwijl de onderhavige raampartij kan worden geopend en van doorzichtige vensters is voorzien, maar in dit kort geding is voldoende aannemelijk geworden dat dit laatste inmiddels berust op een door verjaring verkregen erfdienstbaarheid. Deze rechtvaardigt de aanwezigheid van ramen die doorzichtig zijn en die kunnen worden geopend. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] kan dus naar voorlopig oordeel tegenover zijn buren geen nakoming afdwingen van het bepaalde in het zojuist genoemde wetsartikel.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie:
6.1.
gebiedt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de bouwwerkzaamheden aan het dakhuis op het dak van de woning aan de [adres 2] te [woonplaats] binnen 24 uur na betekening van het vonnis te (doen) staken en binnen twee weken na betekening van het vonnis
ongedaan te (doen) maken hetgeen al gebouwd is binnen twee meter van
de grenslijn van het erf van eisers;
6.2.
gebiedt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de bouwwerkzaamheden aan het dakterras op het dak van de woning aan de [adres 2] te [woonplaats] binnen 24 uur na betekening van het vonnis te (doen) staken en binnen twee weken na betekening van het vonnis ongedaan te (doen) maken hetgeen al gebouwd is binnen twee meter van
de grenslijn van het erf van eisers, voor zover dit uitzicht geeft op het erf van
eisers;
6.3.
verbiedt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een dakluik, dakopgang of soortgelijk werk te hebben binnen twee meter van de grenslijn van het erf van eisers, voor zover dit uitzicht geeft op het erf van eisers;
6.4.
gebiedt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] de aangebrachte (bouwkundige) wijzigingen aan de woning aan de [adres 1] te [woonplaats] binnen twee weken na betekening van het vonnis ongedaan te (doen) maken en/of te herstellen;
6.5.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tot betaling aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] van een dwangsom van € 500,00 per dag, een dagdeel daaronder begrepen, met een maximum van € 75.000,00- indien hij niet aan een van de veroordelingen onder 6.1 tot en met 6.4 voldoet;
6.6.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] tot op heden begroot op
– € 99,01 € 99,01 aan explootkosten
– € 99,01 € 297,00 aan griffierecht en
– € 99,01 € 980,00 aan salaris advocaat;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien gedaagde deze niet binnen veertien dagen na dit vonnis heeft voldaan;
6.7.
veroordeelt gedaagde in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 157,00 voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 82,00 in geval betekening van dit vonnis plaatsvindt;
6.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.9.
weigert de gevraagde voorzieningen voor het overige;
in reconventie:
6.10.
weigert de gevraagde voorzieningen;
6.11.
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 1] en [eiser in conventie, verweerder in reconventie sub 2] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.B. Bakels, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2019.
type: MAH
coll: MvG