ECLI:NL:RBAMS:2019:2956

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2019
Publicatiedatum
24 april 2019
Zaaknummer
13/120684-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake seksuele misdrijven met verminderd bewustzijn

Op 19 april 2019 heeft de rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van seksuele handelingen met een aangeefster die zich in een staat van verminderd bewustzijn bevond. De zaak vond zijn oorsprong in een incident dat plaatsvond op 10 juli 2015 in Amsterdam, waar de verdachte, na een avond uit met de aangeefster en haar vriendin, de kamer van de aangeefster binnenging terwijl zij sliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeefster, door het gebruik van alcohol, niet in staat was om weerstand te bieden tegen de seksuele verlangens van de verdachte. Tijdens de zitting op 5 april 2019 heeft de officier van justitie, mr. H.H. Boersma, gepleit voor bewezenverklaring van de tenlastelegging, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, mede ondersteund door getuigenverklaringen en camerabeelden. De verdachte werd uiteindelijk schuldig bevonden aan het seksueel binnendringen van de aangeefster en kreeg een gevangenisstraf van één jaar opgelegd, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, de aangeefster, ter hoogte van € 5.862,11, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/120684-18 (Promis)
Datum uitspraak: 19 april 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1979,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 april 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. H.H. Boersma, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C.J.J. Visser, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 10 juli 2015 te Amsterdam, met [aangeefster] , van wie hij wist dat die [aangeefster] in staat van bewusteloosheid of verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde (te weten: in een sluimering en/of roes en/of diepe slaap al dan niet veroorzaakt door het gebruik van alcohol), een of meer handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , immers heeft hij, verdachte zijn penis in de vagina van die [aangeefster] geduwd/gebracht.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. De verklaring van aangeefster is volgens de officier van justitie betrouwbaar en vindt steun in de camerabeelden en de verklaringen van [getuige 1] (de vriendin van aangeefster), [getuige 2] (de nachtreceptionist) en [getuige 3] (de manager).
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Primair omdat er geen sprake was van een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht en subsidiair omdat verdachte daar geen weet van had en ook niet had hoeven hebben.
3.3.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1] Aangeefster [aangeefster] (hierna: [aangeefster] ) en haar vriendin [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) verbleven tijdens hun vakantie in het [naam hotel] in Amsterdam. Zij hadden kamer 1504, op de 15e verdieping van het hotel. [2] Op 8 juli 2015 ontmoetten zij een man [3] die later verdachte bleek te zijn. [4] Verdachte verbleef op kamer 1133, op de 11e verdieping van het hotel. [5] Een dag later, 9 juli 2015, zijn zij met hem (en een vrouw die hij via Tinder ontmoet had [6] ) naar een club gegaan. Zij hadden allemaal veel alcohol gedronken en kwamen op 10 juli 2015, rond 03:30 uur ’s nachts, terug in het hotel. Iedereen ging naar zijn eigen kamer. [getuige 1] was misselijk geworden en stond over te geven in de badkamer. Verdachte kwam de kamer van [aangeefster] en [getuige 1] binnen. Even later verliet hij die kamer weer en ging terug naar zijn eigen kamer. Om 4:27 uur ging verdachte wederom naar de kamer van [aangeefster] en [getuige 1] toe. Hij verliet die kamer weer rond 8 uur in de ochtend.
3.4.
Verklaringen van aangeefster en verdachte
[aangeefster] heeft verklaard dat verdachte de eerste keer gewoon de kamer binnen kwam en naar het bed van [aangeefster] toe liep. Hij zei tegen haar dat hij seks met haar wilde. Zij zei dat zij dat niet wilde. Verdachte probeerde haar shirt open te maken, pakte haar beet en duwde haar richting het bed. [aangeefster] gaf nogmaals, op een luchtige manier, aan dat zij het niet wilde, waarna verdachte de kamer verliet. [aangeefster] is daarna gaan slapen en werd ’s-ochtends wakker. Zij voelde dat verdachte seks met haar had: verdachtes penis zat namelijk in haar vagina en verdachte bewoog zijn heupen heen en weer. Verdachte lag “lepeltje-lepeltje” achter haar en hield haar vast. Zijn handen zaten ter hoogte van haar borsten. [aangeefster] had geen onderbroek meer aan en kon zich niet herinneren dat zij verdachte binnengelaten had. Zij was volledig in de war en vroeg ‘Wat doe jij hier? Hoe kom jij hier?’ Verdachte antwoordde haar dat zij hem binnen gelaten had, zij meer seks hadden gehad en hij nog niet geslapen had. Hij verliet daarna de kamer. [7] Haar vriendin [getuige 1] wist ook niet hoe verdachte binnengekomen was. Bij de receptie kwamen zij erachter dat verdachte hun kamersleutel van de receptionist gekregen had. [8]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij een tekstbericht van [aangeefster] kreeg en daarop naar kamer 1504 is gegaan. Met zijn pasje kon verdachte echter niet naar de vijftiende verdieping gaan en daarom heeft hij bij de receptie zijn pas laten activeren voor die verdieping. [aangeefster] of [getuige 1] liet hem de kamer binnen. Zij spraken met elkaar en vervolgens is hij op bed bij [aangeefster] gaan liggen. Zij zoenden en hadden heel kort seks. Over een tweede bezoek aan de kamer van [aangeefster] heeft verdachte bij de politie aanvankelijk niet verklaard. Pas na confrontatie met de camerabeelden verklaarde verdachte bij de politie dat hij zich herinnerde dat hij twee keer op de kamer van [aangeefster] en [getuige 1] was geweest. De eerste keer zou hij met [aangeefster] hebben gezoend, en de tweede keer hadden zij, op initiatief van [aangeefster] , seks met elkaar.
Ook ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij die nacht wel twee keer op kamer 1504 was. [aangeefster] had hem zowel de eerste als de tweede keer binnengelaten. De eerste keer hebben zij gezoend en de tweede keer hebben zij, na geslapen te hebben, seks gehad. [aangeefster] was opgewonden en zat/lag bovenop verdachte.
3.5.
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster dat zij pas wakker werd op het moment dat verdachte al seks met haar had, betrouwbaar. Het enkele feit dat in de verklaringen op punten tegenstrijdigheden voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Daar komt bij dat de verklaringen van aangeefster steun vinden in verklaringen van anderen en op camerabeelden vastgelegde gebeurtenissen in het hotel, ook op punten die in strijd zijn met de lezing van verdachte.
Allereerst heeft [getuige 1] verklaard dat zij na de eerste keer dat verdachte op hun kamer was, naar bed zijn gegaan. Een paar uur later, om 8 uur ’s ochtends, werd zij wakker. Zij draaide zich om en zag dat verdachte onder de dekens in het bed van [aangeefster] lag. Zij kon [aangeefster] niet zien. Het leek alsof verdachte en [aangeefster] seks hadden. Na 15 tot 20 minuten hoorde zij [aangeefster] aan verdachte vragen ‘Hoe ben je binnengekomen?’ Verdachte antwoordde daarop ‘Jij liet mij binnen’. [aangeefster] vroeg ook ‘Hebben wij seks gehad’ of ‘Hoeveel keer seks hebben wij gehad?’ Verdachte verliet de kamer. [aangeefster] leek in de war en was er niet zeker van of zij verdachte binnengelaten had. Zij vertelde [getuige 1] dat toen zij wakker werd, verdachte achter haar lag en seks met haar had. [9]
De verklaring van [getuige 1] ondersteunt de lezing van [aangeefster] dat zij in verwarring was over de aanwezigheid van verdachte in haar kamer en over de seks die zij met verdachte had. Daarmee geeft het ook steun aan de stelling van [aangeefster] dat zij niet (volledig) bij bewustzijn was toen de seks aanving.
Verder heeft de nachtreceptionist van het hotel, [persoon] (hierna: [persoon] ), verklaard dat verdachte hem de sleutel van kamer 1504 vroeg. Omdat verdachte een vaste gast was, vertrouwde [persoon] hem en gaf hij verdachte een pasje dat toegang gaf tot kamer 1504. [persoon] heeft verder verklaard dat men met zijn pasje naar alle andere verdiepingen kan gaan. Daarmee weerspreekt hij de verklaring van verdachte dat hij het pasje nodig had om op de vijftiende verdieping te komen, en steunt hij de verklaringen van [aangeefster] en [getuige 1] dat verdachte (tweemaal) hun kamer binnenkwam zonder dat zij hem hadden binnengelaten.
Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 1] verklaard dat zij seksgeluiden hoorde en dat zij [aangeefster] en verdachte hoorde kussen. [getuige 1] kwam op basis van de door haar gehoorde kus/seksgeluiden en de ademhaling van [aangeefster] tot de conclusie dat [aangeefster] ten tijde van de seks wakker moet zijn geweest. De rechtbank volgt die conclusie niet. Het is mogelijk dat [aangeefster] , in haar (diepe) slaap of in een roes, die al dan niet werd veroorzaakt of beïnvloed door de eerder genuttigde alcohol, seksgeluiden produceerde als gevolg van de handelingen die verdachte met haar verrichtte. Uit de vragen die zij daarna aan verdachte stelde, blijkt dat zij erg in de war was en dat zij zich niet van de seks bewust was.
Verdachtes uiteindelijke verklaring, dat [aangeefster] de deur opende en het initiatief tot seks nam, acht de rechtbank, mede gelet op de door [aangeefster] gestelde vragen, de staat van verwarring waarin zij ook volgens [getuige 1] verkeerde en ook de omstandigheid dat verdachte een toegangspas tot kamer 1504 had bemachtigd, niet aannemelijk.
De rechtbank komt, gelet op het voorgaande, tot de conclusie dat [aangeefster] verminderd bewust was en daardoor geen weerstand kon bieden aan de seksuele verlangens van verdachte. Verdachte, die de kamer is binnengegaan terwijl [aangeefster] sliep en bij haar in bed is gaan liggen, was op de hoogte van haar verminderde bewustzijn.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 10 juli 2015 te Amsterdam, met [aangeefster] , van wie hij wist dat die [aangeefster] in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, te weten: in een sluimering en/of roes en/of diepe slaap al dan niet veroorzaakt door het gebruik van alcohol, handelingen heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , immers heeft hij, verdachte zijn penis in de vagina van die [aangeefster] geduwd/gebracht.
De rechtbank baseert deze beslissing op de in rubrieken 3.3 tot en met 3.5 weergegeven feiten en omstandigheden, zoals vervat in de als voetnoten weergegeven gebruikte bewijsmiddelen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft de pas van de hotelkamer van aangeefster weten te bemachtigen, is vervolgens haar kamer binnengegaan en heeft toen seks met haar gehad. Dit terwijl zij in een staat van verminderd bewustzijn was.
De rechtbank acht dit een zeer ernstig feit en een laffe daad. Een hotelkamer is een plek waar iemand zich veilig zou moeten kunnen voelen. Verdachte heeft zich laten leiden door zijn eigen lusten en de wil van aangeefster daaraan volstrekt ondergeschikt gemaakt. Hiermee heeft hij een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten hier vaak langere tijd psychische gevolgen van ondervinden. Zo ook aangeefster. Ter terechtzitting heeft zij verklaard dat de psychische gevolgen voor haar enorm groot zijn.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde is de rechtbank van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in aanmerking komt.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 8 maart 2019 over verdachte. Hieruit blijkt dat hij in Nederland niet eerder voor gelijksoortige strafbare feiten is veroordeeld. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het tijdsverloop, nu het een feit uit 2015 betreft.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van één jaar, met aftrek van voorarrest, passend.

8.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [aangeefster] vordert, na wijziging op zitting, € 1.327,33 aan materiële schadevergoeding en € 5.000 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen, met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft – in verband met de door hem bepleite vrijspraak – verzocht om de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank oordeelt als volgt. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding tot een bedrag van in totaal € 862,11 zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Aangezien de accommodatie- en vliegkosten van de politieagente geen rechtstreekse schade betreffen, zal de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard.
Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar lichamelijke integriteit. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 5.000, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangeefster] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 5.862,11 (vijfduizendachthonderdtweeënzestig euro en elf eurocent).

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f en 243 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
met iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 1 jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van [aangeefster] , toe tot € 5.862,11 (vijfduizendachthonderdtweeënzestig euro en elf eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 10 juli 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangeefster] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster] , aan de Staat € 5.862,11 (vijfduizendachthonderdtweeënzestig euro en elf eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 10 juli 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening, te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting door hechtenis van 64 dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. K.A. Brunner en A. Meester, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.J.M. van der Hooft, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 april 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2015158312-1 van 12 juli 2015, doorgenummerde pag. 001, regelnummers 1-3.
3.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2015158312-1 van 12 juli 2015, doorgenummerde pag. 001, regelnummers 3-4.
4.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2015158312-2 van 21 juli 2015, doorgenummerde pag. 63, regelnummers 1-3 en 23-24 en doorgenummerde pag. 64.
5.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2015158312-2 van 21 juli 2015, doorgenummerde pag. 63, regelnummers 1-3 en 23-24 en doorgenummerde pag. 64.
6.Geschrift, inhoudende een vertaalde getuigenverklaring van 8 april 2016, doorgenummerde pag. 53, regelnummers 12-1e en proces-verbaal van verhoor, met nummer 2015158312, van 4 december 2017, doorgenummerde pag. 108, 12e antwoord.
7.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2015158312-1 van 12 juli 2015, doorgenummerde pag. 001, regelnummers 4-laatste zin en doorgenummerde pag. 002, regelnummers 1-12.
8.Idem, doorgenummerde pag. 002, regelnummers 13, 15 en 16.
9.Geschrift, inhoudende een vertaalde getuigenverklaring van 8 april 2016, doorgenummerde pag. 55, regelnummers 8-11, doorgenummerde pag. 56, regelnummers 1-9 en 11-12 en doorgenummerde pag. 59, regelnummers 1-2.