ECLI:NL:RBAMS:2019:2949

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2019
Publicatiedatum
23 april 2019
Zaaknummer
AMS 19/1931
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening voor toegang tot maatschappelijke opvang

Op 18 april 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Verzoeker had op 19 maart 2019 een aanvraag ingediend voor toegang tot maatschappelijke opvang, welke door verweerder was afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij sinds 1 april 2019 op straat leeft.

Tijdens de zitting op 18 april 2019 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij verzoeker werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. N. Velthorst, en verweerder door mr. E.T. ’t Jong. De voorzieningenrechter heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. In de uitspraak werd vastgesteld dat het dossier onvoldoende informatie bevatte over de zelfredzaamheid van verzoeker, met name omdat het screeningsverslag niet inzichtelijk was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de scores op de leefgebieden niet overeenkwamen met de toelichting en dat er geen medische informatie beschikbaar was.

Gelet op de zorgelijke situatie van verzoeker, die op straat leeft, heeft de voorzieningenrechter besloten dat verzoeker recht heeft op noodopvang tot twee weken na de beslissing op bezwaar. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 1.024,-. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat het door verzoeker betaalde griffierecht van € 47,- door verweerder moet worden vergoed. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/1931

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

18 april 2019 in de zaak tussen

[verzoeker] , te Amsterdam, verzoeker

(gemachtigde: mr. N. Velthorst),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. E.T. ’t Jong).

Procesverloop

Met het besluit van 19 maart 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om toegang tot maatschappelijke opvang afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek om voorlopige voorziening is behandeld op de zitting van 18 april 2019. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe, in die zin dat verzoeker per 19 april 2019 tot twee weken na verzending van de beslissing op bezwaar wordt toegelaten tot noodopvang;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,- aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.024,-.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat verzoeker voldoende zelfredzaam is. Het dossier geeft echter niet veel informatie over de situatie van verzoeker. Met name het screeningsverslag van 19 maart 2019 is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet inzichtelijk. De scores op de verschillende leefgebieden komen niet altijd overeen met de daarop gegeven toelichting. Of verzoeker voldoende zelfredzaam is valt daaruit niet goed af te leiden.
3. In het dossier zit ook geen medische informatie van verzoeker. Verzoeker heeft wel twee rapportages van medewerkers van Werk en Inkomen ingebracht, die verzoeker hebben gesproken in het kader van zijn bijstandsaanvraag. Dat zijn geen medisch professionals maar het beeld dat uit hun rapportages naar voren komt is wel zorgelijk en stamt nota bene uit een periode dat verzoeker nog opvang had. Die situatie is nu anders. Verzoeker leeft sinds 1 april 2019 op straat.
4. Gelet op het voorgaande komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat de screening over moet. Dat kan in bezwaar gebeuren, maar de voorzieningenrechter kan dus nu geen inschatting geven van de uitkomst van het bezwaar. Vanwege het zorgelijke beeld dat uit het dossier naar voren komt, is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker tot die tijd wel noodopvang moet krijgen. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom toegewezen.
5. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
6. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Schaberg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Dankbaar, griffier, op 18 april 2019.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.