Op 18 april 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Verzoeker had op 19 maart 2019 een aanvraag ingediend voor toegang tot maatschappelijke opvang, welke door verweerder was afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij sinds 1 april 2019 op straat leeft.
Tijdens de zitting op 18 april 2019 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij verzoeker werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. N. Velthorst, en verweerder door mr. E.T. ’t Jong. De voorzieningenrechter heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan. In de uitspraak werd vastgesteld dat het dossier onvoldoende informatie bevatte over de zelfredzaamheid van verzoeker, met name omdat het screeningsverslag niet inzichtelijk was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de scores op de leefgebieden niet overeenkwamen met de toelichting en dat er geen medische informatie beschikbaar was.
Gelet op de zorgelijke situatie van verzoeker, die op straat leeft, heeft de voorzieningenrechter besloten dat verzoeker recht heeft op noodopvang tot twee weken na de beslissing op bezwaar. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 1.024,-. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat het door verzoeker betaalde griffierecht van € 47,- door verweerder moet worden vergoed. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.