ECLI:NL:RBAMS:2019:2916

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2019
Publicatiedatum
23 april 2019
Zaaknummer
7341626 CV EXPL 18-25208
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over huurovereenkomst en retentierecht tussen verhuurder en rijschoolhouder

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een voormalig huurder, een rijschoolhouder. De verhuurder had de lesmotoren van de huurder onder zich gehouden omdat de huurder zich niet aan de afgesproken ontruiming had gehouden en een huurschuld van ruim 3.000 euro had. De huurovereenkomst was aangegaan voor de duur van twee jaar, met een verlenging van een jaar, en eindigde op 1 maart 2016. De huurder had echter niet tijdig ontruimd en had ook de huurachterstand niet voldaan. De verhuurder had daarop de sloten van het gehuurde laten vervangen en de huurder de toegang ontzegd.

De kantonrechter oordeelde dat de huurder niet had voldaan aan zijn ontruimingsverplichting en dat de verhuurder gerechtigd was om zich op een retentierecht te beroepen. De huurder had onvoldoende gemotiveerd betwist dat hij het gehuurde op tijd had moeten ontruimen. De rechter wees de vorderingen van de huurder af, omdat er geen sprake was van een onrechtmatige daad of tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst door de verhuurder. De huurder werd bovendien veroordeeld in de proceskosten van de verhuurder.

De uitspraak benadrukt het belang van het nakomen van afspraken in huurovereenkomsten en de mogelijkheden voor verhuurders om zich te beroepen op retentierecht bij niet-nakoming van betalingsverplichtingen door huurders.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7341626 CV EXPL 18-25208
vonnis van: 19 april 2019

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser]

gevestigd te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. J.J. Blok, Arag SE Rechtsbijstand
t e g e n

1. [gedaagde 1]

2. [gedaagde 2]

3. [gedaagde 3]

allen gevestigd te [vestigingsplaats]

4. [gedaagde 4]

wonende te [woonplaats]
gedaagden
nader te noemen: [gedaagden]
gemachtigde: mr. R.M.J. Muit

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 2 november 2018 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties.
Vervolgens is tussenvonnis gewezen en een datum bepaald voor een comparitie van partijen. De comparitie heeft plaats gevonden op 19 februari 2019. Voorafgaand daaraan hebben partijen nadere producties in het geding gebracht. [eiser] is op de zitting verschenen met de gemachtigde. Van de zijde van [gedaagden] zijn twee vennoten verschenen – [gedaagde 2] en [gedaagde 4] – alsmede de gemachtigde namens alle gedaagden. Partijen hebben vragen beantwoord en een nadere toelichting gegeven, de gemachtigde van gedaagden aan de hand van pleitaantekeningen. Na verder debat is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en erkend of niet (voldoende) weersproken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
[eiser] heeft per 1 februari 2014 met [gedaagden] een huurovereenkomst gesloten voor de bedrijfsruimte aan de [adres] (verder: het gehuurde). In deze overeenkomst staat onder meer:
2.1 Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van twee jaar, ingaande 01 feb 2014 en lopende tot en met 31 jan 2016.
2.2 Na het verstrijken van de in 2.1 genoemde periode wordt deze overeenkomst voortgezet voor een aansluitende periode van 1 jaar, derhalve tot en met 31 jan 2017. (…)
2.3 beeindiging van deze overeenkomst vindt plaats door opzegging tegen het einde van een huurperiode met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste zes maanden.
1.2.
In het gehuurde exploiteerde [eiser] een rijschool.
1.3.
In een e-mail van 23 januari 2016 schreef [eiser] aan [gedaagden] onder meer:
Onlangs mijn opzegging van de Loods heb ik de mail van [gedaagde 4] ontvangen waar ik weer een reactie verzocht dat ik graag om de tafel willen zitten met [naam] en [gedaagde 4] zodat we hier uitkomen. Begrijpelijke volgens [gedaagde 4] dat ik pas weg mag na 6 maanden (…)mijn vraag aan u was laat mij niet meer die 6 maanden doorgaan met het huren conform het contract het zal mij alleen nog kapot maken dat ik de achterstand probeer op te lossen tot 01.02,2016 en ik zal de hele Pand goed schoon maken zodat er andere huurder kan gebruiken.
1.4.
Vervolgens hebben partijen de volgende whatsapp-berichten gewisseld:
8 februari 2016 [gedaagden] :
Beste [eiser] , na ons gesprek van vorige week hebben wij nog steeds niets ontvangen. Ook in de werkplaats lijkt het er niet op dat men bezig is de boel op te ruimen! wil je aub even iets laten horen. Wij zijn nog steeds bereid mee te denken in jouw problemen, maar we hebben wel afspraken gemaakt..8 februari 2016 [eiser] :
Goede avond [gedaagde 4] en [naam] ,Klopt heb de vriend van mij om de bus gevraagd voor t weg halen van alles wat er is. (…) Ik zal zorgen tot volgende weet de pand leg is. Ook zorgen dat volgende week iets afgelost is.26 februari 2016 [gedaagden] :
Beste [eiser] , wellicht ten overvloede, wil ik je er mogmaals op wijzen, dat we afgesproken hebben dat je het door jou gehuurde pand aanstaande maandag leeg en schoon aan ons teruglevert. Om je tetwille te zijn hebben we je niet aan de volledige opzegtermijn gehouden, doch met je afgesproken dat je de huurschuld tot en met eind februari zou voldoen. tot op heden is dat niet helemaal gelukt. Gaarne wil ik je dus verzoeken om aanstaandemaandagmiddag om 5 uuralle sleutels bij ons in te leveren, zodat wij kunnen controleren of alles is zoals afgesproken. Tevens verwachten wij dan nog steeds de resterende gelde te ontvangen.26 februari 2016 [eiser] :
Zeker deze gaat ook gebeuren heb nog 2 dagen boven is al leeg Komt goedmaandag 29 februari 2016 om 17 uur [gedaagden] :
We staan op jouw te wachten29 februari 2016 [eiser] :
Waarom staan op me te wachten? Heb geen afsprak met u29 februari 2016 om [gedaagden] :
17.00 zou je de sleutel inleveren je moet de boel niet belazeren
1.5.
[gedaagden] heeft vervolgens de sloten van het gehuurde laten vervangen en [eiser] per 1 maart 2016 de toegang tot het gehuurde ontzegd.
1.6.
Op 7 maart 2016 schreef [gedaagden] aan [eiser] :
Niet alleen was het pand niet leeggemaakt op 1 maart jl., maar tevens heeft u niet de afgesproken gelden naar ons overgemaakt. Sterker nog, U wist er niets meer van…Sinds de 1e maart is het tevens onmogelijk gebleken met u in contact te komen, op wat voor wijze dan ook. U geeft niet meer thuis.We zitten dus op dit moment met een pand vol rotzooi, en een hoop rommel op het buitenterrein alsmede wat verder waardeloze motoren/onderdelen.U hecht er verder geen waarde aan, getuige uw gebrek aan contact met ons (desgevraagd) En wij zullen dus zorgdragen voor verdere (afval) verwerking van deze spullen. E.e.a. uiteraard op uw kosten.
1.7.
De gemachtigde van [eiser] heeft op 13 april 2016 [gedaagden] aangeschreven. In die brief is erkend dat de huurovereenkomst per 1 maart 2016 in overleg is beëindigd. [eiser] maakt daarbij onder meer aanspraak op toegang tot het gehuurde om zijn eigendommen op te halen en zo zijn werkzaamheden elders te kunnen voortzetten.
1.8.
[gedaagden] heeft geen zaken willen afgeven voordat [eiser] aan zijn verplichtingen zou hebben voldaan.
1.9.
In het kader van een tussen partijen in een andere procedure op 13 januari 2017 bereikte schikking, heeft [eiser] in januari 2017 in het gehuurde aanwezige zaken opgehaald. In het proces-verbaal van die schikking staat tevens vermeld dat [eiser] de huurachterstand tot 1 maart 2016 – € 3.077,63 – aan [gedaagden] diende te voldoen.

vordering en verweer

2. [eiser] vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeling van [gedaagden] tot betaling van € 129.326,70 aan schadevergoeding, vermeerderd met € 2.068,27 aan buitengerechtelijke kosten, alles te verhogen met wettelijke rente vanaf 5 maart 2016 en met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten.
3. Aan de vorderingen legt [eiser] ten grondslag dat [gedaagden] is tekortgeschoten en onrechtmatig heeft gehandeld, door [eiser] de toegang tot het gehuurde te ontzeggen en de sloten te vervangen, waardoor hij zijn spullen niet op kon halen. Als gevolg hiervan heeft [eiser] geen rijlessen kunnen geven. Ten onrechte heeft [gedaagden] zich op een retentierecht beroepen. De gederfde inkomsten moet [gedaagden] vergoeden, aldus [eiser] .
4. [gedaagden] voert verweer tegen de vorderingen. Op dat verweer zal bij de beoordeling, voor zover van belang, worden ingegaan.

beoordeling

5. Tussen partijen is niet in geschil dat tussen hen is afgesproken dat de huurovereenkomst per 1 maart 2016 zou eindigen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] ook onvoldoende gemotiveerd betwist dat hij uiterlijk op 29 februari 2016 het gehuurde ontruimd moest hebben. Die datum is immers in overeenstemming met de whatsapp-correspondentie tussen partijen. Zo heeft [eiser] zelf op 26 februari 2016 laten weten dat hij nog twee dagen de tijd had om te ontruimen. Verder is er geen enkel bericht waaruit blijkt dat [eiser] op of met betrekking tot 1 maart 2016 om 17.00 uur – volgens hem het moment van oplevering – iets aan [gedaagden] heeft laten weten.
6. Aan de ontruimingsverplichting heeft [eiser] niet voldaan, terwijl uit niets blijkt dat hij niet in de gelegenheid is gesteld te ontruimen. Vervolgens heeft [gedaagden] de zaken van [eiser] onder zich gehouden, totdat de huur betaald zou zijn. Nu op 1 maart 2016 in ieder geval nog een huurschuld open stond van € 3.077,63, was [gedaagden] gerechtigd zich op deze manier op een retentierecht (als bijzondere vorm van een opschortingsrecht) jegens [eiser] te beroepen. Voor zover [gedaagden] aanvankelijk aanspraak maakte op meer huur doet dat hier niet aan af, nu gesteld noch gebleken is dat [eiser] wel bereid was het bedrag van € 3.077,63 te voldoen.
7. De rechtspraak waar [eiser] naar heeft verwezen leidt niet tot een ander oordeel, nu deze ziet op de situatie waarin een verhuurder gedurende de looptijd van de huurovereenkomst zijn verplichting het gehuurde ter beschikking te stellen opschort. Daarvan is hier geen sprake, het gaat over verplichtingen na het einde van de huurovereenkomst.
8. Nadat [eiser] de resterende huur conform het proces-verbaal van 13 januari 2017 had voldaan, heeft hij ook zijn zaken op kunnen halen.
9. Van een onrechtmatige daad of tekortschieten in de nakoming van de huurovereenkomst door [gedaagden] is dan ook geen sprake. De vorderingen zullen worden afgewezen en [eiser] zal in de proceskosten veroordeeld worden.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] begroot op
€ 1.682,00 aan salaris gemachtigde;
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 50,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.