6.2.Openbaarmaking van het document is geweigerd op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wob: het belang van de internationale betrekkingen, dat wil zeggen de betrekkingen van Nederland met andere staten en internationale organisaties. Voor deze weigeringsgrond is het voldoende, aldus de Memorie van Toelichting, dat als gevolg van het verschaffen van informatie wordt voorzien dat het internationale contact op bepaalde punten stroever zal gaan lopen. Het document bevat verzamelde gegevens van een groot aantal landen, die deze gegevens in vertrouwen hebben verstrekt aan het IAEA. Vervolgens is het overzicht opgesteld en in vertrouwen verstrekt door het IAEA aan de landen. De kans is dus aanzienlijk dat als één van die landen de vertrouwelijk verstrekte gegevens vervolgens openbaar maakt, in de toekomst andere landen minder bereid zullen zijn tot het verstrekken van dergelijke gegevens. Gezien het grote belang voor Nederland om ook in de toekomst op de hoogte te worden gebracht van dergelijke informatie, is gemeend dat dit belang in dit geval zwaarder weegt dan het belang van openbaarmaking. Daarbij is in de afweging meegenomen dat het milieu-informatie betreft en dat het om emissies gaat.
7. De voor deze zaak relevante regelgeving is in een bijlage bij deze uitspraak opgenomen.
8. Partijen zijn het erover eens dat de informatie, waarvan openbaarmaking wordt verzocht, ziet op milieu-informatie en meer specifiek op emissie-gegevens. Ook de rechtbank deelt dit standpunt, na met toepassing van artikel 8:29 van de Awb kennis te hebben genomen van het vertrouwelijk door ANVS overgelegde document. Voor dergelijke emissie-gegevens geldt een bijzonder regime, in die zin dat daarvoor een zwaarwegend belang bij openbaarmaking bestaat. Ter beoordeling ligt de vraag voor of ANVS, na een afweging van belangen, de gevraagde informatie neergelegd in het document in zijn geheel heeft mogen weigeren.
9. [Vereniging] doet een (rechtstreeks) beroep op het Verdrag van Aarhus. Het standpunt van [Vereniging] dat uit het Verdrag van Aarhus een plicht tot openbaarmaking voortvloeit, volgt de rechtbank niet. Het Verdrag van Aarhus is, wat betreft de beoordeling van wob-verzoeken, op juiste wijze geïmplementeerd in de Wob. Een rechtstreeks beroep op het Verdrag is dus niet mogelijk. Gelet op het voorgaande heeft ANVS het verzoek van [Vereniging] terecht beoordeeld binnen de kaders die de Wob daarvoor biedt.
Daarbij wordt ten overvloede opgemerkt dat, net als de Wob, ook het Verdrag van Aarhus ruimte laat om openbaarmaking van milieu-informatie te weigeren op grond van, onder andere, internationale betrekkingen. Dat volgt uit artikel 4, vierde lid, van het Verdrag van Aarhus.
10. ANVS heeft openbaarmaking van het document in zijn geheel geweigerd met een beroep op artikel 10, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wob. Uit de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van Statevolgt dat het blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepalingvoor de toepassing hiervan niet noodzakelijk is dat men een verslechtering van de goede betrekkingen als zodanig met andere landen of met internationale organisaties voorziet. Voldoende is dat men, als gevolg van het verschaffen van informatie op grond van de wet, voorziet dat het internationale contact op bepaalde punten stroever zal gaan lopen, met als gevolg bijvoorbeeld dat het onderhouden van diplomatieke betrekkingen, of het voeren van bilateraal overleg met landen of internationale organisaties, moeilijker zal gaan dan voorheen. De beoordeling of dit het geval is en, zo ja, of het belang zwaarder weegt dan het belang van openbaarheid, moet worden verricht naar het moment waarop op het verzoek om informatie wordt beslist. Verder is daarbij van belang of de inhoud van de informatie algemeen bekend is op het moment waarop op het verzoek wordt beslist. De rechtbank neemt, ook na de implementatie van het Verdrag van Aarhus in de Wob, dit criterium in het hierna volgende tot uitgangspunt.
11. ANVS heeft toegelicht dat er een aanzienlijke kans bestaat dat, als één van de landen de vertrouwelijk verstrekte gegevens openbaar maakt, in de toekomst andere landen minder bereidwillig zullen zijn tot het verstrekken van dergelijke gegevens. Het is van groot belang voor Nederland dat dergelijke gegevens toegankelijk blijven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft ANVS daarmee voldoende aannemelijk gemaakt dat bij openbaarmaking van het document de internationale contacten met het IAEA en met andere landen stroever zullen gaan lopen. Daarbij speelt een belangrijke rol dat het document door IAEA als vertrouwelijk is bestempeld door er de classificatie
“for authority use only”aan te koppelen
.Dat betekent zoals ANVS ter zitting heeft toegelicht, dat er ten minste één land bij het aanleveren van de meetgegevens kenbaar heeft gemaakt zich te verzetten tegen openbaarmaking. Op deze keuze heeft ANVS geen invloed. De rechtbank ziet geen reden om in het kader van dit wob-verzoek een verplichting van ANVS aan te nemen om uit te zoeken welke landen zich verzetten tegen openbaarmaking. Op artikel 3 van het Verdrag van Aarhus kan [Vereniging] in dit verband geen beroep doen. Aan die bepaling komt geen rechtstreekse werking toe, omdat die niet onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig is om in de nationale rechtsorde als objectief recht te worden toegepast. Dat [Vereniging] ook voorbeelden heeft genoemd van landen die geen bezwaar zouden hebben tegen openbaarmaking van de gegevens of dat er bij openbaarmaking van enkele gegevens van enkele landen geen internationale spanningen zijn ontstaan, doet hier niet aan af. ANVS heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het van groot belang voor Nederland en de ANVS is dat dergelijke gegevens snel en soepel worden verkregen indien nodig.
12. Zoals ook blijkt uit het bestreden besluit, heeft ANVS vervolgens een belangenafweging gemaakt, waarbij ANVS uitdrukkelijk heeft onderkend dat het belang bij openbaarmaking in dit geval groot is. Desondanks heeft de afweging van belangen ertoe geleid dat het document volgens ANVS niet openbaar behoort te worden gemaakt
.ANVS heeft gewezen op het essentiële belang van Nederland en de volksgezondheid om ook in de toekomst toegang te blijven krijgen tot dit soort gegevens. Landen moeten erop kunnen vertrouwen dat vertrouwelijk verstrekte gegevens niet openbaar worden gemaakt. Als dat niet zo is, bestaat het risico dat het incidentenloket gesloten wordt en informatie niet meer wordt gedeeld. Het belang is daarom niet beperkt tot Nederland, maar het is in ieders belang dat het systeem van incidentenregistratie en uitwisseling van gegevens blijft functioneren en dat er zo nodig actie kan worden ondernomen door Nederland en de andere lidstaten. Gelet op deze door ANVS gegeven motivering is de rechtbank van oordeel dat ANVS in dit geval in redelijkheid het belang van de betrekkingen van Nederland met andere staten en met internationale organisaties zwaarder heeft mogen laten wegen dan het belang van openbaarmaking van het document. ANVS heeft de openbaarmaking van het document daarom (in zijn geheel) mogen weigeren met een beroep op artikel 10, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wob.
13. ANVS is evenmin op grond van het wob-verzoek gehouden tot het verifiëren van de via de Russische website gelekte documenten en/of het vervaardigen van een nieuw document, en kan hiertoe op grond van het bepaalde in de Wob niet worden gehouden. De Wob biedt geen mogelijkheid tot het doen en inwilligen van een dergelijk verzoek. Tot het gedeeltelijk openbaar maken van het document, onder wegzwarting van de Russische en Turkse data, dan wel de data van landen die bezwaar hebben tegen openbaarmaking van de door hen verstrekte gegevens, kan ANVS dus niet worden gehouden. Zoals hiervoor is aangegeven, heeft ANVS openbaarmaking van het gehele document mogen weigeren. Daarnaast heeft ANVS ter zitting toegelicht dat het haar niet bekend is welk land wel en welk land geen bezwaar heeft tegen openbaarmaking van de meetgegevens, zodat het gedeeltelijk weigeren van de gevraagde informatie van de landen die daar bezwaar tegen hebben, voor ANVS niet mogelijk is. Zoals hiervoor onder 11. geoordeeld, kan van ANVS evenmin worden gevergd hier nader onderzoek naar te doen in het kader van dit wob-verzoek.
14. Het beroep is ongegrond.
15. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat bij deze uitkomst geen aanleiding.