ECLI:NL:RBAMS:2019:2862

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2019
Publicatiedatum
18 april 2019
Zaaknummer
C/13/650017 / HA ZA 18-636
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen door een schilder aan een aannemer

In deze zaak vorderde een schilder, die als onderaannemer voor de besloten vennootschap Building Matters B.V. had gewerkt, betaling van onbetaalde facturen ter hoogte van € 28.828,31. De schilder had op verschillende bouwprojecten in Amsterdam werkzaamheden verricht en had hiervoor wekelijks facturen gestuurd. Building Matters had echter een aantal van deze facturen niet betaald en stelde in verzet dat de facturen niet onderbouwd waren en dat er onduidelijkheden waren over de afgesproken tarieven.

De rechtbank oordeelde dat het verzet van Building Matters ontvankelijk was, maar dat de betwisting van de facturen te laat was ingediend. De rechtbank concludeerde dat Building Matters niet tijdig had gereageerd op de facturen en dat de schilder niet meer gehouden was om nadere onderbouwing te geven voor de facturen die door Building Matters waren betwist. De rechtbank wees de vordering van de schilder toe, met uitzondering van enkele bedragen die in mindering werden gebracht op basis van de argumenten van Building Matters.

Uiteindelijk werd het verstekvonnis vernietigd en werd Building Matters veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 20.117,95, vermeerderd met wettelijke rente en kosten. De rechtbank oordeelde dat Building Matters als grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten werd verwezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/650017 / HA ZA 18-636
Vonnis in verzet van 17 april 2019
in de zaak van
[eiser],
handelend onder de naam
[bedrijf] ,
wonende/gevestigd te [plaats] ,
eiser,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. M.B. Chylinska te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BUILDING MATTERS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
eiseres in het verzet,
advocaat mr. A.C. de Kanter te Amersfoort.
Partijen zullen hierna [eiser] en Building Matters genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • De verzet dagvaarding van 27 februari 2018, met producties,
  • het tussenvonnis van 17 oktober 2018, waarbij een comparitie van partijen is bevolen,
  • het proces-verbaal van comparitie van partijen van 28 februari 2019, met de daarin genoemde stukken,
  • de brief van 15 maart 2019 van de zijde van Building Matters met opmerkingen over het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft als onderaannemer van Building Matters op een aantal bouwprojecten werkzaamheden verricht.
2.2.
[eiser] heeft Building Matters wekelijks facturen gestuurd ten aanzien van de verrichte werkzaamheden.
2.3.
Building Matters had een lopende rekening bij bouwmarkt PontMeyer (hierna: de bouwmarkt), waarop [eiser] materialen ten behoeve van werk voor Building Matters mocht bestellen.
2.4.
Ten aanzien van de projecten “Oosterpark”, ‘Keizer Karelweg”, “België”, “Memlingstraat”, “Jekerstraat”, “Laurierstraat” en “Sophialaan” zijn facturen van [eiser] door Building Matters onbetaald gebleven.
2.5.
[eiser] heeft Building Matters op 27 februari 2017 gesommeerd de facturen te betalen.
2.6.
Building Matters heeft op 6 maart 2017 gereageerd. In haar reactie schrijft Building Matters dat zij in financiële problemen terecht is gekomen, een inventarisatie van de openstaande facturen wil maken en met een voorstel tot betaling wil komen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, Building Matters zal veroordelen tot betaling van
€ 28.828,31 te vermeerderen met de rente en kosten.
3.2.
Bij het verstekvonnis zijn de vorderingen van [eiser] integraal toegewezen en is Building Matters veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot de dag van de uitspraak begroot op in totaal € 1.542,42.
3.3.
Building Matters vordert in het verzet dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van [eiser] alsnog worden afgewezen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid verzet

4.1.
Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat Building Matters in zoverre in haar verzet kan worden ontvangen.
4.2.
Vooropgesteld kan worden dat een overeenkomst tussen partijen gold en dat [eiser] op grond daarvan werkzaamheden heeft verricht waarvan zij betaling vordert. Building Matters voert aan dat zij (een deel) niet hoeft te betalen, omdat de facturen niet zijn onderbouwd en omdat de facturen voor een deel niet het juiste bedrag vermelden.
4.3.
[eiser] heeft ter zitting opgeworpen dat Building Matters te laat is gekomen met het verzoek de facturen te onderbouwen en met de betwisting van een aantal facturen.
4.4.
Tussen partijen is niet (langer) in geschil dat alle facturen in het bezit zijn van Building Matters. Building Matters betwist (een deel van) deze facturen maanden na ontvangst ervan of slechts voor het eerst lopende deze procedure en verzoekt [eiser] de facturen nader te onderbouwen. Dat is naar het oordeel van de rechtbank te laat. [eiser] heeft deze facturen, zoals ter zitting is verklaard en niet betwist door Building Matters, wekelijks, nadat de werkzaamheden waren verricht en/of materialen waren gekocht, aan Building Matters verstuurd. Zodoende had het op de weg gelegen van Building Matters om de facturen eerder, recent na ontvangst, te betwisten.
4.5.
Dat Building Matters de facturen te laat heeft betwist, wil, naar het oordeel van de rechtbank, zeggen dat [eiser] in dit stadium niet meer gehouden is om alle facturen te voorzien van een nadere onderbouwing en dat de facturen die in zijn algemeenheid door Building Matters zijn betwist, namelijk die met betrekking tot de projecten “België” en “Jekerstraat”, voor toewijzing gereed liggen wegens gebrek aan nadere onderbouwing.
4.6.
Bovenstaande neemt niet weg dat Building Matters over een aantal (facturen met betrekking tot) projecten (deels terecht) heeft geklaagd. Dit zijn de projecten “Keizer Karelweg”, “Laurierstraat” en “Sophialaan”.
“Keizer Karelweg”
4.7.
Volgens Building Matters is met betrekking tot de “Keizer Karelweg” een tarief van € 7,- per vierkante meter inclusief materiaal voor het schilderwerk afgesproken, een tussen partijen normaal bedrag voor schilderwerk. Deze afspraak gold volgens haar ook voor de badkamer. Wat betreft het pleisterwerk kan Building Matters zich niet meer herinneren of het daartoe afgesproken bedrag in- of exclusief materiaal was. Bij de bouwmarkt heeft [eiser] op rekening van Building Matters inkopen gedaan, waaronder materialen. De door [eiser] in rekening gebrachte kosten voor de materialen, zijnde
€ 3.070,29, dienen daarom volgens Building Matters op de facturen in mindering te worden gebracht. [eiser] erkent dat in eerste instantie € 7,- per vierkante meter inclusief materiaal voor het schilderwerk is afgesproken, maar stelt dat partijen al in de eerste week van het project een ander tarief hebben afgesproken dat exclusief materiaal was, omdat op initiatief van Building Matters steeds ander materiaal (bijvoorbeeld een ander toilet) nodig was.
4.8.
De rechtbank is van oordeel dat uit de email van 23 juni 2016 van [eiser] aan Building Matters (“painting 7e incl materials”) en de toelichting door partijen ter zitting blijkt dat een tarief van € 7,- per vierkante meter, inclusief materiaal is afgesproken, voor zover het schilderwerk betreft. Dat tussen partijen later andere afspraken zijn gemaakt, is niet aannemelijk nu daarvan niets schriftelijk is vastgelegd en is in ieder geval onvoldoende onderbouwd door [eiser] . Verder heeft Building Matters onbetwist gesteld dat de facturen van de bouwmarkt (door haar overgelegd als productie 9 en 10) materialen bevatten die door Building Matters zijn betaald. De rechtbank zal de facturen met betrekking tot de “Keizer Karelweg” verminderen met de kosten van alleen de schildermaterialen, naar schatting een bedrag van € 2.000,-.
“Laurierstraat”
4.9.
Met betrekking tot de “Laurierstraat” heeft Building Matters aangevoerd dat [eiser] dit project niet heeft afgemaakt en dat zij dit zelf heeft moeten doen. Tevens zou het werk dat wel door [eiser] is uitgevoerd van onvoldoende kwaliteit zijn geweest. Building Matters betwist daarom de facturen met betrekking tot dit project en heeft daarnaast facturen ten aanzien van schadeherstel overgelegd.
4.10.
Met [eiser] is de rechtbank van oordeel dat [eiser] nooit door Building Matters in gebreke is gesteld, zodat [eiser] niet in de gelegenheid is gesteld de eventuele schade te herstellen en niet in verzuim is geraakt. De bedragen met betrekking tot dit project zullen worden toegewezen zoals gevorderd.
“Sophialaan”
4.11.
Building Matters stelt dat als algemene afspraak tussen partijen gold dat het uurloon van [eiser] € 18,- zou zijn als hij zelf werkte en € 16,- als iemand anders voor hem werkte. Dit blijkt uit het briefje dat door Building Matters is overgelegd als productie 19. Dit briefje is weliswaar niet opgesteld voor “Sophialaan”, maar bewijst de algemene afspraak volgens Building Matters. Building Matters betwist het uurloon voor de “Sophialaan”, dat zou € 16,- moeten zijn in plaats van € 18,-, omdat [eiser] daar niet zelf aan het werk was.
Volgens [eiser] hebben partijen € 18,- per uur afgesproken voor dit project.
4.12.
Tussen partijen is niet in geschil dat de algemene afspraak van € 18,- per uur gold als [eiser] aan het werk was. Nu [eiser] enkel heeft verklaard dat € 18,- per uur is afgesproken voor de “Sophialaan”, maar niet betwist dat hij daar niet zelf aan het werk was en niet heeft onderbouwd of aannemelijk is dat hoe dan ook een uurtarief van € 18,- gold, ook al zou [eiser] niet zelf aan het werk zijn geweest, is de rechtbank van oordeel dat voor de “Sophialaan” een uurtarief van € 16,- gerekend moet worden. Uitgaande van
(€ 6.032,-, het totale factuurbedrag - € 18,- =) 335 gewerkte uren, zal (335 x (18-16) =)
€ 670,- in mindering worden gebracht op de facturen van de “Sophialaan”.
“Oosterpark” en “Memlingstraat”
4.13.
De facturen ten aanzien van “Oosterpark” en “Memlingstraat” heeft Building Matters niet betwist, zodat die zullen worden toegewezen.
Overige bedragen
4.14.
Tussen partijen is niet in geschil dat Building Matters na het verstekvonnis € 500,- en € 5.000,- heeft betaald aan [eiser] en dat dit betrekking heeft op de “Laurierstraat”. Tevens is niet meer in geschil dat [eiser] nog € 400,- verschuldigd is aan Building Matters ten aanzien van een tussen partijen afgesproken commissie. Deze bedragen zullen in mindering worden gebracht op de vordering.
4.15.
Building Matters heeft gesteld dat hij een “koppelset” heeft gekocht ten bedrage van € 140,36 die [eiser] aan hem zou vergoeden. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] dit bedrag onvoldoende heeft betwist, nu hij slechts zegt zich deze afspraak niet te kunnen herinneren en niet heeft aangegeven dat partijen een dergelijke afspraak niet hebben kunnen maken, zodat dit bedrag in mindering op de vordering zal worden gebracht.
4.16.
Building Matters heeft een aantal facturen van bouwmarkten overgelegd, naast de facturen van de bouwmarkt genoemd in r.o. 4.8. Hiervan zou volgens haar € 1.614,11 verrekend dienen te worden met [eiser] , nu dit bedrag is uitgegeven aan materialen. De rechtbank zal dit bedrag bij betwisting ervan door [eiser] niet verrekenen, nu niet blijkt dat deze facturen ook tot de “Sophialaan” behoren én schildermaterialen bevatten. Daarnaast is niet gesteld of gebleken dat meer of andere afspraken zijn gemaakt met betrekking tot het niet in rekening brengen van bouwmaterialen.
4.17.
Het verstekvonnis zal op grond van het vorenstaande worden vernietigd. Het toewijsbare deel van de vorderingen van [eiser] , zijnde: € 28.828,31 – 2.000 – 670 – 500 – 5.000 – 400 – 140,36 = € 20.117,95, zal worden toegewezen als in de beslissing vermeld.
4.18.
[eiser] vordert de wettelijke handelsrente over het gevorderde bedrag. Nu [eiser] geen begindatum heeft genoemd, de facturen op verschillende data zijn verstuurd, geen vervaldatum op de facturen staat en niet is gesteld wanneer Building Matters in verzuim is geraakt, zal de rechtbank de wettelijke handelsrente vanaf de datum van de dagvaarding rekenen, zoals gebruikelijk
.De rechtbank zal de wettelijke handelsrente toewijzen zoals in de beslissing is vermeld.
4.19.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De rechtbank stelt vast dat [eiser] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is echter hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief, zodat de rechtbank het bedrag zal toewijzen tot het wettelijke tarief, zijnde € 976,18.
4.20.
Building Matters zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen. De kosten van de verstekprocedure worden begroot op de in het verstekvonnis begrote kosten, zijnde € 1.542,42, te vermeerderen met 1 punt x tarief € 695,- ten aanzien van de advocaatkosten voor de zitting, zijnde € 695,-.
4.21.
De nakosten worden toegewezen op de wijze als in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
vernietigt het door deze rechtbank op 3 januari 2018 onder zaaknummer / rolnummer C/13/639610 / HA ZA 17-1247 gewezen verstekvonnis,
en opnieuw beslissend
5.2.
veroordeelt Building Matters om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 20.117,95, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over het toegewezen bedrag met ingang van 23 november 2017 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Building Matters in de kosten van de verstekprocedure, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.542,42, en in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 695,-,
5.4.
veroordeelt Building Matters in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Vrugt, rechter, bijgestaan door mr. N.M. Meijler, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2019.