In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Marokkaanse weduwe en de Sociale verzekeringsbank. De weduwe had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) na het overlijden van haar echtgenoot in 2004. De aanvraag werd afgewezen omdat de echtgenoot op de datum van overlijden niet verzekerd was voor de Anw. De weduwe was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van de Sociale verzekeringsbank, dat haar bezwaar ongegrond had verklaard.
Tijdens de zitting op 21 maart 2019 zijn beide partijen niet verschenen. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de echtgenoot van de weduwe op de datum van overlijden niet woonachtig en niet werkzaam was in Nederland, waardoor hij niet verzekerd was op grond van de Anw. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat er geen bewijs is geleverd dat de echtgenoot gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om zich vrijwillig te verzekeren voor de Anw. De Marokkaanse sociale wetgeving biedt ook geen dekking, waardoor de weduwe geen aanspraak kan maken op een Anw-uitkering.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de weduwe niet als nabestaande in de zin van de Anw kan worden aangemerkt, en dat de aanvraag om een nabestaandenuitkering terecht is afgewezen. Het beroep van de weduwe is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.