ECLI:NL:RBAMS:2019:2813

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 april 2019
Publicatiedatum
17 april 2019
Zaaknummer
13/654159-18 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het invoeren van cocaïne in Nederland

Op 16 april 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 53-jarige man, die werd beschuldigd van het invoeren van 4,7 kilogram cocaïne in Nederland. De verdachte, zonder vaste woon- of verblijfplaats, was gedetineerd in een penitentiaire inrichting. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 2 april 2019, waar de officier van justitie, mr. S.M. Hoogerheide, de vordering indiende. De rechtbank behandelde de zaak gelijktijdig met een medeverdachte.

De tenlastelegging werd gewijzigd en de rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de cocaïne had ingevoerd. De verdachte had een koffer opgehaald in Frans-Guyana, die hij naar Nederland moest brengen, en was zich bewust van het risico dat de koffer drugs kon bevatten. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet en dat de verdachte samen met een ander handelde.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van 30 maanden op, met aftrek van voorarrest. De rechtbank overwoog dat de verdachte geen deel uitmaakte van een drugssmokkelorganisatie en dat hij een first offender was. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, maar oordeelde dat de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigde. Daarnaast werden verschillende voorwerpen, waaronder geld en telefoons, verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer. Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/654159-18 (Promis)
Datum uitspraak: 16 april 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting “ [naam PI] ” te [plaats PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting op 2 april 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.M. Hoogerheide en van wat verdachte en zijn raadsman mr. G.L.D. Thomas naar voren hebben gebracht.
De strafzaak tegen verdachte is gelijktijdig (maar niet gevoegd) behandeld met de strafzaak tegen [medeverdachte] (13/654160-18) en de rechtbank doet in beide zaken gelijktijdig uitspraak.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij samen met anderen 4,7 kilogram cocaïne heeft ingevoerd.
De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De uiteindelijke tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat is bewezen dat verdachte de ten laste gelegde invoer van harddrugs in vereniging heeft gepleegd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman voert geen verweer met betrekking tot een eventuele bewezenverklaring, met dien verstande dat volgens de verdediging slechts tot een bewezenverklaring van voorwaardelijk opzet kan worden gekomen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte, samen met een ander, opzettelijk 4,7 kilogram van een materiaal dat cocaïne bevat Nederland heeft ingevoerd.
Verdachte is naar Frans-Guyana gegaan om daar een koffer op te halen en naar Nederland te brengen. Zijn vliegticket werd door medeverdachte [medeverdachte] betaald en hij zou € 4.000,- krijgen voor het vervoer van de koffer. Hij kreeg in Frans-Guyana de koffer overhandigd die hij moest meenemen. Verdachte heeft toen geconstateerd dat deze koffer wel wat zwaarder was dan een normale koffer. Hij heeft verklaard dat hij niet wist wat de inhoud van de koffer was maar dat hij wist dat hij een risico nam. Het risico dat daar drugs in zaten heeft hij dus op de koop toegenomen. De rechtbank stelt op basis daarvan vast dat er in ieder geval sprake is geweest van voorwaardelijk opzet bij verdachte op het invoeren van het cocaïne bevattende materiaal. Uit de getapte telefoongesprekken, die verdachte met medeverdachte [medeverdachte] heeft gevoerd voorafgaand aan zijn aankomst in Duivendrecht, maakt de rechtbank op dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte bij de uitvoering van het strafbare feit.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 8 oktober 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht 4,7 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne.

5.Bewijs

De rechtbank baseert haar overtuiging dat verdachte het bewezen feit heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Het overzicht van de bewijsmiddelen is opgenomen in
bijlage IIbij dit vonnis. Die bijlage hoort bij dit vonnis en maakt daarvan deel uit.

6.Motivering van de straffen en maatregelen

6.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, met aftrek van voorarrest.
6.2.
Het standpunt/strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om in het voordeel van verdachte rekening te houden met een aantal factoren. Verdachte heeft zich coöperatief opgesteld en openheid van zaken gegeven. Hij heeft zich door zijn financiële omstandigheden tot het feit laten bewegen. Hij zat daarnaast emotioneel niet goed in zijn vel. Hij is een first offender. Tot slot is van belang dat verdachte ‘slechts’ heeft gehandeld met voorwaardelijk opzet. Hij is als pakezel misbruikt door een organisatie. De verdediging heeft verzocht de onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot wat verdachte in voorarrest al heeft uitgezeten en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf op van dertig maanden met aftrek van voorarrest.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in Nederland invoeren van 4,7 kilogram cocaïne. Daarmee heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de handel in harddrugs. Dat is een ernstig strafbaar feit, omdat harddrugs schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers en kunnen leiden tot ernstige verslavingsproblematiek. Uit de rol die verdachte in het strafbare feit gehad heeft, maakt de rechtbank op dat verdachte geen deel uitmaakt van een drugssmokkelorganisatie.
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte van 5 maart 2019. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Deze noemen voor het invoeren van 4,7 kilogram harddrugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen de 36 en 38 maanden als vertrekpunt. Dit oriëntatiepunt gaat uit van een dader zonder relevant strafblad. Gelet op het oriëntatiepunt bestaat er geen aanleiding om een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Bij het bepalen van de hoogte van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de strafverlagende omstandigheid dat verdachte tot op zekere hoogte openheid van zaken heeft gegeven ten aanzien van zijn handelen en daarmee verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.

7.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. Geld Euro, 541,31 (goednummer 5642513)
2 1 Stk Koffer (goednummer 5642402)
3 1 Stk Tas Samsonite (goednummer 5642508)
4 1 Stk Simkaart van zaktelefoon Lycamobile (goednummer 5642564)
5 1 Stk Zaktelefoon Nokia (goednummer 5642683)
6 2 Stk Sleutel (goednummer 5643291)
7 1 Stk Papier, met puk code (goednummer 5643296)
8 3 Stk Papier, met reisschema (goednummer 5643300)
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het geld, de simkaart, de zaktelefoon en de stukken papier verbeurd worden verklaard, dat de koffer wordt onttrokken aan het verkeer en dat de tas en de sleutels aan verdachte worden geretourneerd.
7.2
Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft verzocht om teruggave van het geld en van de persoonlijke informatie die op zijn telefoon staat.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
7.3.1
Verbeurdverklaring
De simkaart, de telefoon en de papieren behoren aan verdachte toe. Nu met behulp van die voorwerpen het bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard. Ten aanzien van de telefoon overweegt de rechtbank dat de officier van justitie heeft kenbaar gemaakt dat de raadsman contact kan opnemen met de officier van justitie om te berichten welke specifieke gegevens verdachte zou willen ontvangen en dat zij dan welwillend wil kijken of dat mogelijk is.
7.3.2
Onttrekking aan het verkeer
De koffer behoort aan verdachte toe. Nu met behulp van de koffer het bewezen geachte is begaan en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.
7.3.3
Teruggave
De tas, sleutels en het geld behoren aan verdachte toe. Naast de tas en de sleutels zal ook het geld aan verdachte worden teruggegeven. De officier van justitie heeft gevorderd dat het geld
zal worden verbeurdverklaard. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat er een relatie bestaat tussen het bewezen geachte feit en het geld.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Voorlopige hechtenis

De raadsman heeft verzocht om de voorlopige hechtenis van verdachte te schorsen. De officier van justitie heeft zich niet uitgelaten over dit verzoek.
De rechtbank wijst het verzoek af nu het strafvorderlijk belang bij voortduring van de hechtenis zwaarder weegt dan het persoonlijk belang van verdachte.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
4 1 Stk Simkaart van zaktelefoon Lycamobile (goednummer 5642564)
5 1 Stk Zaktelefoon Nokia (goednummer 5642683)
7 1 Stk Papier, met puk code (goednummer 5643296)
8 3 Stk Papier, met reisschema (goednummer 5643300)
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
2 1 Stk Koffer (goednummer 5642402)
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
1. Geld Euro, 541,31 (goednummer 5642513)
3 1 Stk Tas Samsonite (goednummer 5642508)
6 2 Stk Sleutel (goednummer 5643291)
Wijst af het verzoek tot schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. A.W.C.M. van Emmerik en C. Huizing-Bruil, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.W.M. Steenbakkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 april 2019.