Op 16 april 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 53-jarige man, die werd beschuldigd van het invoeren van 4,7 kilogram cocaïne in Nederland. De verdachte, zonder vaste woon- of verblijfplaats, was gedetineerd in een penitentiaire inrichting. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 2 april 2019, waar de officier van justitie, mr. S.M. Hoogerheide, de vordering indiende. De rechtbank behandelde de zaak gelijktijdig met een medeverdachte.
De tenlastelegging werd gewijzigd en de rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de cocaïne had ingevoerd. De verdachte had een koffer opgehaald in Frans-Guyana, die hij naar Nederland moest brengen, en was zich bewust van het risico dat de koffer drugs kon bevatten. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet en dat de verdachte samen met een ander handelde.
De rechtbank legde een gevangenisstraf van 30 maanden op, met aftrek van voorarrest. De rechtbank overwoog dat de verdachte geen deel uitmaakte van een drugssmokkelorganisatie en dat hij een first offender was. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, maar oordeelde dat de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigde. Daarnaast werden verschillende voorwerpen, waaronder geld en telefoons, verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer. Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis werd afgewezen.