ECLI:NL:RBAMS:2019:2812

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 april 2019
Publicatiedatum
17 april 2019
Zaaknummer
13/654160-18 (zaak A) en 13/659003-19 (zaak B) (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het invoeren van cocaïne en het bezit van voorwerpen voor de Opiumwet

Op 16 april 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 43-jarige man, die werd beschuldigd van het invoeren van 4,7 kilogram cocaïne in Nederland in oktober 2018, samen met een medeverdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ook in het bezit was van voorwerpen die bestemd waren voor het overtreden van de Opiumwet. Tijdens de zitting op 2 april 2019 zijn de zaken, aangeduid als zaak A en zaak B, gevoegd behandeld. De officier van justitie, mr. S.M. Hoogerheide, heeft een gevangenisstraf van 40 maanden geëist, terwijl de verdediging pleitte voor een straf gelijk aan de duur van het voorarrest, gezien de verdachte een first offender is.

De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachte en de resultaten van de doorzoeking van de woning van de verdachte als bewijs geaccepteerd. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking rechtmatig was en dat de verdachte betrokken was bij de invoer van de cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast zijn er verschillende voorwerpen, waaronder telefoons en geld, verbeurd verklaard of onttrokken aan het verkeer.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte binnen een drugssmokkelorganisatie en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld. De uitspraak benadrukt de schadelijkheid van harddrugs en de impact op de gezondheid van gebruikers.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/654160-18 (zaak A) en 13/659003-19 (zaak B) (Promis)
Datum uitspraak: 16 april 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting “ [naam PI] ” te [plaats PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 april 2019.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.M. Hoogerheide en van wat door de raadsman van verdachte mr. G. Palanciyan en door de verdachte naar voren is gebracht.
De strafzaak tegen verdachte is gelijktijdig (maar niet gevoegd) behandeld met de strafzaak tegen [medeverdachte] (13/654159-18) en de rechtbank doet in de zaken tegen beide verdachten gelijktijdig uitspraak.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er in zaak A van beschuldigd dat hij samen met anderen 4,7 kilogram cocaïne heeft ingevoerd (feit 1). Daarnaast verdenkt de officier van justitie hem ervan dat hij heroïne en cocaïne heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, bewerkt of bereid, of in elk geval aanwezig heeft gehad (feit 2)
In zaak B wordt verdachte ervan beschuldigd dat hij goederen in zijn bezit heeft gehad voor het voorbereiden en/of bevorderen van handelingen waarmee de Opiumwet overtreden zou worden.
De tenlastelegging van zaak A is op de zitting gewijzigd. De uiteindelijke tekst van de integrale tenlasteleggingen is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat alle ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Vormverzuimen
De raadsman stelt primair dat verdachte naar aanleiding van andere onderzoeken ten onrechte is aangemerkt als verdachte, waardoor de resultaten van het op verdachte gerichte onderzoek onrechtmatig zijn. Die resultaten moeten van het bewijs worden uitgesloten. De raadsman stelt daarnaast dat de doorzoeking van de woning van verdachte onrechtmatig is, omdat uit het dossier niet blijkt dat door de rechter-commissaris mondeling toestemming was gegeven. Het gevolg daarvan moet zijn dat de resultaten van de doorzoeking van het bewijs moeten worden uitgesloten.
Zaak A, feit 1
De verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte] mogen evenmin voor het bewijs gebruikt worden, nu hij aantoonbaar leugenachtig heeft verklaard. Uit het dossier blijkt verder niet dat verdachte betrokken is bij het binnen Nederland brengen van de drugs, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Zaak A, feit 2
Na het uitsluiten van het bewijs van de resultaten van de doorzoeking van de woning van verdachte bevat het dossier geen bewijs dat verdachte dit feit heeft begaan, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Zaak B
In de tenlastelegging is niet vermeld welk specifiek misdrijf verdachte zou hebben willen plegen of heeft gepleegd met de goederen en ook is er geen bewijs dat verdachte de intentie daartoe had. Gelet daarop moet verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vormverzuimen
Het onderzoek is begonnen met het proces-verbaal van afgeschermde informatie op pagina B001. Uit een lopend onderzoek is gebleken dat een persoon met telefoonnummer [nummer] praat over de vermoedelijke levering van verdovende middelen uit Frans-Guyana. Daarom wordt ook dit telefoonnummer getapt en er wordt dan op 4 oktober 2018 een gesprek afgeluisterd met een telefoonnummer uit Frans-Guyana waarin in codetaal wordt gesproken over een levering morgen of overmorgen. Dat proces-verbaal is voldoende voor een verdenking van verdachte, ook als dit achteraf gezien niet om de op 8 oktober 2018 onderschepte drugs ging. Ook dan bestond namelijk nog een verdenking van drugsinvoer. Op basis van dit proces-verbaal heeft dus verder onderzoek mogen plaatsvinden en heeft de politie verdere opsporingsmiddelen mogen inzetten. De daaruit verkregen onderzoeksresultaten mogen als bewijs dienen.
De doorzoeking in de woning heeft rechtmatig plaatsgevonden. De rechter-commissaris heeft de toestemming mondeling gegeven, is zelf bij de doorzoeking aanwezig geweest en heeft vervolgens achteraf op schrift gesteld hoe dat is gegaan (zie pagina F027). Hiermee is geen regel geschonden.
Zaak A, feit 1
Verdachte is aangehouden met medeverdachte [medeverdachte] in een auto, waarbij in de auto een koffer is aangetroffen met een verborgen ruimte. In die ruimte is 4,7 kilogram van een stof die cocaïne bevat aangetroffen.
De rechtbank verwerpt het verweer van verdachte dat medeverdachte [medeverdachte] liegt en dat om die reden zijn verklaringen niet mogen worden gebruikt als bewijsmiddel. In de eerdere verklaringen van [medeverdachte] zitten inderdaad onderdelen die niet juist lijken te zijn, maar in de latere verklaringen komt hij daar deels op terug en zijn er onderdelen waarin hij ook zichzelf belast. Daarnaast worden delen van de verklaringen bevestigd door de inhoud van de telefoontaps. Bovendien heeft [medeverdachte] een verklaring gegeven voor het feit dat hij eerder anders heeft verklaard, namelijk dat hij bang was voor andere mensen. Verdachte stelt bovendien enkel dat [medeverdachte] niet naar waarheid zou verklaren maar verdachte heeft, nadat de rechtbank hem daarnaar had gevraagd, geen verklaring afgelegd over hoe het volgens hem dan wel zou zijn gegaan. De conclusie is dan ook dat de verklaringen voor het bewijs gebruikt kunnen worden.
Uit de telefoongesprekken die verdachte met medeverdachte [medeverdachte] heeft gevoerd voorafgaand aan diens aankomst in Duivendrecht maakt de rechtbank op dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte bij de invoer van cocaïne. Verdachte heeft het ticket voor medeverdachte [medeverdachte] geregeld. Verdachte stuurt medeverdachte [medeverdachte] aan, zowel wanneer [medeverdachte] in Frans-Guyana is als wanneer hij in Nederland is. Verdachte coördineert het feit ook telefonisch met een derde en haalt [medeverdachte] op van het station om de drugs over te nemen voordat [medeverdachte] de kans krijgt om naar huis te gaan.
Zaak A, feit 2
In de woning waar verdachte verbleef, zijn de in de dagvaarding genoemde goederen aangetroffen.
Verdachte heeft verklaard dat de slaapkamer, die op slot zat en waar de goederen zijn aangetroffen, zijn slaapkamer is. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van die situatie kan afgeleid worden dat verdachte de aangetroffen goederen voorhanden heeft gehad. Verdachte heeft verklaard dat de aangetroffen goederen van [naam] zijn. De rechtbank acht dit alternatieve scenario dat verdachte schetst niet aannemelijk. Verdachte kan geen achternaam of verdere gegevens van [naam] noemen. Daarnaast zou [naam] , net als verdachte, niet alleen de sleutel van de woning en de slaapkamer maar ook van de aangetroffen koffer waar de goederen in zijn aangetroffen in zijn bezit hebben gehad. Dit vindt de rechtbank volstrekt onaannemelijk. Het alternatieve scenario is niet onderbouwd en ook niet verifieerbaar. Ook als de rechtbank het alternatieve scenario van verdachte aanneemt, betekent dat trouwens niet dat de verdachte de goederen niet ook voorhanden heeft gehad. Daarvoor is namelijk niet vereist dat de goederen daadwerkelijk van hem zijn.
Zaak B
Het feit is voldoende duidelijk en feitelijk ten laste gelegd. De telefoontaps waaruit blijkt dat verdachte handelt in verdovende middelen en de in de woning van verdachte aangetroffen verdovende middelen in combinatie met de hier genoemde voorwerpen brengen de rechtbank tot de conclusie dat deze dienen voor de handel in drugs.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Zaak A
1.
op 8 oktober 2018 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht 4,7 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne.
2.
op 8 oktober 2018 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 1.286 gram van een materiaal bevattende heroïne en 124,39 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
Zaak B
op 8 oktober 2018 te Amsterdam om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verwerken, verkopen, afleveren van cocaïne en heroïne voor te bereiden en/of te bevorderen,
- 451,60 gram coffeïne en/of paracetamol en
- meerdere telefoons en
- meerdere lepels met residu en
- meerdere weegschalen en
- meerdere soorten folies en
- meerdere batterijen en
- meerdere boterhamzakjes
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten;

5.Bewijs

De rechtbank baseert haar overtuiging dat verdachte de bewezen feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Het overzicht van de bewijsmiddelen is opgenomen in
bijlage IIbij dit vonnis. Die bijlage hoort bij dit vonnis en maakt daarvan deel uit.

6.Motivering van de straffen en maatregelen

6.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, met aftrek van voorarrest.
6.2.
Het standpunt/strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat in geval van een veroordeling een gevangenisstraf dient te worden opgelegd, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk zal zijn aan de duur van het voorarrest. Verdachte is een first offender. Hij verblijft sinds 2007 in Nederland en heeft er geen luxe levensstijl op na gehouden. Hij zal na de strafzaak in de vreemdelingenbewaring terecht komen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf op van achtenveertig maanden met aftrek van voorarrest.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in Nederland invoeren van 4,7 kilogram cocaïne. Daarnaast zijn in de woning van verdachte harddrugs en andere voorwerpen met betrekking tot de drugshandel aangetroffen. Daarmee heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de handel in harddrugs. Dat zijn ernstige strafbare feiten, omdat harddrugs schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers en kunnen leiden tot ernstige verslavingsproblematiek. Uit de rol die verdachte bij de invoer van de cocaïne heeft gehad blijkt dat verdachte deel uitmaakt van een drugssmokkelorganisatie.
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte van 5 maart 2019. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Deze noemen voor het invoeren van 4,7 kilogram harddrugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen de 42 en 45 maanden als vertrekpunt, wanneer sprake is van een dader die een rol heeft binnen een drugssmokkelorganisatie. Dit oriëntatiepunt gaat uit van een dader zonder relevant strafblad. Gelet op het oriëntatiepunt bestaat er geen aanleiding om een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Bij het bepalen van de hoogte van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft de rechtbank daarnaast rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte ook zijn medeverdachte bij het plegen van een strafbaar feit heeft betrokken.
Verder is ook sprake van andere bewezenverklaarde feiten dan de invoer van de cocaïne, waarvoor de oriëntatiepunten van het LOVS ook onvoorwaardelijke gevangenisstraffen als uitgangspunt noemen.
De rechtbank komt gelet op alle omstandigheden tot een gevangenisstraf van 48 maanden.

7.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. Geld Euro, € 396,75 (goednummer 5642525)
2 Geld Euro, € 5.430,- (goednummer 5642672)
3 1 Stk Zaktelefoon, Nokia (goednummer 5642230)
4 1 Stk Zaktelefoon, Samsung (goednummer 5642983)
5 1 Stk Sleutelbos (goednummer 5642993)
6 1 Stk Sleutelbos (goednummer 5642995)
7 1 Stk Poeder Edelweiss (goednummer 5643034)
8 1 Stk USB-stick (memorykaart) Integral (goednummer 5643036)
9 1 Stk Zaktelefoon Huawei (goednummer 5643041)
10 2 Stk Lepel ((goednummer 5643083)
11 1 Stk Weegschaal Soehnle (goednummer 5643084)
12 1 DVS Niet te definiëren goederen, huishoudfolie, aluminiumfolie etc.
(goednummer 5643085)
13 1 Stk Enveloppe (goednummer 5643087)
14 1 Stk Weegschaal (goednummer 5643088)
15 1 Stk Zak AH, Jumbo, Lidl (goednummer 5643089)
16 1 Stk Koffer Samsonite (goednummer 5643091)
17 1 Stk Koffer Lexurruy (goednummer 5643097)
18 1 Stk Zaktelefoon, Nokia (goednummer 5643098)
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het geld, de vier telefoons en de USB-stick verbeurdverklaard worden, de sleutelbossen aan verdachte geretourneerd worden, het poeder Edelweiss aan het verkeer wordt onttrokken en dat de overige goederen vernietigd worden.
7.2
Het standpunt van verdachte
De raadsman van verdachte heeft aangegeven dat het aangetroffen geld niet van verdachte is.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
7.3.1
Verbeurdverklaring
De telefoons behoren aan verdachte toe. Nu met behulp van die voorwerpen het bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
7.3.2
Onttrekking aan het verkeer
Het poeder Edelweiss en de itemnummers 10 tot en met 17 behoren aan verdachte toe. Nu met behulp van deze goederen het bewezen geachte is begaan en deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
7.3.3
Teruggave
De USB-stick en de sleutelbossen behoren aan verdachte toe. Deze goederen zullen aan verdachte worden teruggegeven. De officier van justitie heeft gevorderd dat de USB-stick zal worden verbeurdverklaard, maar daar ziet de rechtbank geen reden voor. De rechtbank kan niet vaststellen dat er een relatie bestaat tussen het bewezen geachte feit en de USB-stick.
7.3.4
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank bepaalt dat het geld zal worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende. Er kan niet worden vastgesteld dat het geld voldoet aan de eisen van artikel 33a Sr. Tevens kan niet worden vastgesteld van wie het geld is, nu verdachte heeft aangegeven dat het niet zijn geld is.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A:
1: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
2: Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Zaak B:
Een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
48 (achtenveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
3 1 Stk Zaktelefoon, Nokia (goednummer 5642230)
4 1 Stk Zaktelefoon, Samsung (goednummer 5642983)
9 1 Stk Zaktelefoon Huawei (goednummer 5643041)
18 1 Stk Zaktelefoon, Nokia (goednummer 5643098)
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
7 1 Stk Poeder Edelweiss (goednummer 5643034)
10 2 Stk Lepel ((goednummer 5643083)
11 1 Stk Weegschaal Soehnle (goednummer 5643084)
12 1 DVS Niet te definiëren goederen, huishoudfolie, aluminiumfolie etc.
(goednummer 5643085)
13 1 Stk Enveloppe (goednummer 5643087)
14 1 Stk Weegschaal (goednummer 5643088)
15 1 Stk Zak AH, Jumbo, Lidl (goednummer 5643089)
16 1 Stk Koffer Samsonite (goednummer 5643091)
17 1 Stk Koffer Lexurruy (goednummer 5643097)
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
5 1 Stk Sleutelbos (goednummer 5642993)
6 1 Stk Sleutelbos (goednummer 5642995)
8 1 Stk USB-stick (memorykaart) Integral (goednummer 5643036)
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1. Geld Euro, € 396,75 (goednummer 5642525)
2 Geld Euro, € 5.430,- (goednummer 5642672)
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. A.W.C.M. van Emmerik en C. Huizing-Bruil, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.W.M. Steenbakkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 april 2019.