ECLI:NL:RBAMS:2019:2808

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2019
Publicatiedatum
17 april 2019
Zaaknummer
13/665265-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld door bedwelming van slachtoffers in Amsterdam

Op 17 april 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een 36-jarige vrouw, die werd beschuldigd van het plegen van zeven diefstallen met geweld in de periode van 14 februari 2018 tot en met 3 oktober 2018. De vrouw is veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door haar slachtoffers te bedwelmen met een kalmerend middel, diazepam, dat in hun drankjes was verwerkt. De slachtoffers, allen mannen op leeftijd, werden door de verdachte aangesproken en naar hun woningen gelokt, waar zij vervolgens hun waardevolle bezittingen verloren. De rechtbank achtte de verklaringen van de slachtoffers betrouwbaar, ondanks de verdediging die stelde dat deze door schaamte waren ingekleurd. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was, waaronder camerabeelden en DNA-sporen, die de verdachte op de plaats delict plaatsten. De verdachte werd niet geloofwaardig geacht in haar verklaring dat zij enkel voor prostitutiewerkzaamheden bij de slachtoffers was geweest. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vijf jaar, rekening houdend met de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/665265-18
Datum uitspraak: 17 april 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
ter zitting opgegeven adres: [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in het Huis van Bewaring “ [naam Huis van Bewaring] ” te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkorte vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 april 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.J. de Graaf en van wat verdachte en haar raadsman, mr. P.D. Popescu, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat zij zich in de periode van 14 februari 2018 tot en met 3 oktober 2018 heeft schuldig gemaakt aan zeven diefstallen uit woningen van onder meer geld, sierraden en horloges. Zes van deze diefstallen zouden zijn gepleegd met geweld in de vorm van het drogeren van de slachtoffers.
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot integrale bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de aangiftes telkens worden ondersteund door camerabeelden en/of DNA-matches en/of dactyloscopische matches die verdachte op de plaats delict plaatsen. Dat verdachte steeds degene moet zijn geweest die de goederen heeft weggenomen volgt uit het feit dat naast verdachte en de desbetreffende aangever niemand anders in de woningen van de desbetreffende aangever is geweest ten tijde van de diefstal.
Er is dan ook niemand anders die de goederen heeft kunnen wegnemen. Alle aangiftes passen wat dat betreft naadloos op elkaar. Daarnaast is van belang dat het horloge van aangever [naam aangever 1] bij [naam kennis] , een kennis van verdachte, is aangetroffen en de telefoon van aangever [naam aangever 2] in de woning van aangever [naam aangever 1] is aangetroffen, waar verdachte even daarvoor is geweest.
Wat het Openbaar Ministerie betreft kan het tenlastegelegde geweld in alle zaken waarin dat ten laste is gelegd worden bewezen door het toepassen van een schakelbewijsconstructie, nu in twee van de zes gevallen ( [naam 1] en [naam 2] ) de stof diazepam (een benzodiazepinen) is aangetroffen in respectievelijk de urine en de gebruikte glazen waaruit de betreffende avond is gedronken. Nu ten aanzien van alle zaken kan worden gesteld dat de modus operandi nagenoeg gelijk is en de klachten van aangevers naadloos passen op toediening van diazepam is aan de vereisten voor het gebruik van schakelbewijs voldaan en kan tot een bewezenverklaring worden gekomen. Dat aangever [naam aangever 3] de klachten niet heeft gehad doet daaraan niet af, aangezien hij in een rolstoel zat en verdachte daarom ook zonder hem te drogeren gemakkelijk de woning met de buit kon verlaten.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De aangiftes worden onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen. Daarnaast zijn de verklaringen van aangevers niet betrouwbaar, nu deze door schaamte voor de situatie lijken te zijn ingekleurd.
De aanwezigheid van verdachte in de woningen van aangevers wordt verklaard door haar prostitutiewerkzaamheden. Ten aanzien van het aantreffen van de telefoon van aangever [naam aangever 2] in de woning van aangever [naam aangever 1] geldt dat dit kan worden verklaard door het feit dat verdachte tijdens haar bezoek bij [naam aangever 1] even naar buiten is gegaan om condooms te kopen. Op dat moment had zij haar telefoon, die zij van [naam aangever 2] cadeau had gekregen na het verlenen van haar diensten, in de woning van [naam aangever 1] laten liggen. Ten aanzien van het bij [naam kennis] aangetroffen horloge van [naam aangever 1] geldt dat laatstgenoemde de betreffende avond zijn horloge bij verdachte had omgedaan, zodat zij de tijd die hij met haar door zou brengen kon bewaken. Toen [naam aangever 1] verdachte vervolgens niet meer binnen liet, heeft zij het horloge gehouden en aan haar kennis [naam kennis] gegeven, die haar in een moeilijke periode geld had geleend.
Het aantreffen van de stof diazepam in de urine van [naam 1] kan worden verklaard door zijn standaard medicatiegebruik: de inname van Zopiclon kan de positieve test voor benzodiazepinen, de groep waartoe diazepam behoort, teweeg hebben gebracht. Met betrekking tot de sporen van diazepam die in de twee glazen zijn aangetroffen die tijdens de avond bij [naam 2] zijn gebruikt, geldt dat niet valt uit te sluiten dat [naam 2] zelf degene was die juist verdachte heeft willen bedwelmen. Het is onwaarschijnlijk dat verdachte dit bij zichzelf heeft willen doen als zij juist het doel had om [naam 2] te bestelen. Al met al zijn de wettige bewijsmiddelen ten aanzien van de gestelde bedwelming onvoldoende redengevend. Met betrekking tot de toepassing van een eventuele schakelbewijsconstructie heeft de raadsman opgemerkt dat daarmee zeer terughoudend moet worden omgegaan en het gevaarlijk is om bedwelming aan te nemen op basis van subjectieve klachten van aangevers.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank leidt uit het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting met betrekking tot de tenlastegelegde feiten het volgende af.
Ten aanzien van feit 1
[naam 1] heeft op 15 mei 2018 aangifte gedaan van diefstal uit zijn woning, gepleegd tussen 11 en 12 mei 2018. Hij verklaart dat hij met een Engelssprekende vrouw uit Barcelona had afgesproken om rond 21:00 uur in zijn brillenwinkel naar een bril te kijken. Nadat zij samen wijn hebben gedronken, wordt [naam 1] omstreeks 02.00 uur wakker in zijn bed, verward en onder het bloed, afkomstig uit een hoofdwond. Hij constateert dat er drie horloges zijn weggenomen.
In het ziekenhuis is zijn urine onderzocht, met daaruit volgend een positief resultaat op benzodiazepinen, dat onder meer in diazepam voorkomt. Op een wijnfles is een vingerafdruk aangetroffen die overeenkomt met de dactyloscopische gegevens van verdachte. Ook wordt er op een sigarettenpeuk een DNA-spoor aangetroffen dat matcht met het in de DNA-databank in Finland van verdachte opgenomen DNA-profiel. Op camerabeelden van de brillenwinkel is te zien dat verdachte door de brillenwinkel loopt en met haar handen naar verschillende kasten en lades reikt.
Ten aanzien van feit 2
[naam 3] heeft op 11 mei 2018 aangifte gedaan van diefstal uit zijn woning, gepleegd tussen 9 en 10 mei 2018. Hij verklaart dat hij rond een uur of 18:00 uur op straat een dame heeft aangesproken, die hij vervolgens heeft meegenomen naar zijn woning. Zij hebben samen wijn en whisky gedronken. [naam 3] verklaart dat hij aangeschoten raakte, dat de vrouw hem probeerde op te hitsen en dat zijn broek uitging. Van wat er daarna is gebeurd, kan hij zich niets meer herinneren. De volgende dag is hij door buurtbewoners op de gang aangetroffen. Hij voelt een enorme verslapping in zijn spieren. Hij denkt dat verdachte iets in zijn drankje heeft gedaan. Hij heeft gezien dat zij whisky uit haar eigen glas overgoot in zijn glas. Door [naam 3] is geconstateerd dat er contant geld is weggenomen, alsmede twee pinpassen, een zorgverzekeringspas, een OV-kaart en een rijbewijs en dat er bij een avondwinkel met zijn pinpas contactloos is gepind.
Op een sigarettenpeuk wordt er wederom een DNA-spoor aangetroffen dat met het DNA-profiel van verdachte matcht. Op camerabeelden van de toegangshal van het appartementencomplex waar aangever woonachtig is, is te zien dat verdachte samen met [naam 3] in de woning binnenkomt. Ook is er op camerabeelden van de avondwinkel waar met de pinpas van aangever is gepind te zien dat een vrouw die gelijkenis vertoont met verdachte op de relevante tijdstippen die winkel in- en uitloopt.
Ten aanzien van feit 3
Op 13 september 2018 heeft [naam aangever 2] aangifte gedaan van diefstal uit zijn woning, gepleegd op 10 september 2018. Hij verklaart dat hij omstreeks 12:30 uur door een vrouw in de Engelse taal werd aangesproken met de vraag of zij mee mocht rijden in zijn Biro naar het centrum. Toen ze langs de woning van [naam aangever 2] reden, zei de vrouw dat ze het een mooi pand vond en vroeg ze of ze zijn woning even mocht zien. Eenmaal binnen vroeg de vrouw wat te drinken. Er is wijn en gin gedronken. [naam aangever 2] verklaart dat hij om 23.00 uur plotseling ontwaakte in zijn bed, met zijn pyjamabroek aan. Hij wist niet hoe hij naar bed was gegaan en hoe laat. Hij was een deel van zijn geheugen kwijt en voelde dat het niet goed zat. Zijn iPhone, zijn portemonnee, contant geld, een rijbewijs en een horloge bleken te zijn weggenomen. De iPhone is op 28 september 2018 aangetroffen door aangever [naam aangever 1] (feit 6) op de bank in zijn woning, waar verdachte deze heeft achtergelaten na haar bezoek aan [naam aangever 1] .
Op camerabeelden van het appartementencomplex waar [naam aangever 2] woont, is te zien dat een vrouw samen met hem binnenkomt en dat zij later alleen richting de uitgang van de toegangshal loopt. Deze vrouw is door verbalisanten herkend als verdachte.
Ten aanzien van feit 4
[naam aangever 3] heeft op 12 augustus 2018 aangifte gedaan van diefstal uit zijn woning, gepleegd op 11 augustus 2018. Hij verklaart dat hij met de rolstoeltaxi naar het Gelderlandplein is gegaan om een kop koffie te drinken, waar hij rond 14:00 uur met een jonge dame aan de praat raakte in gebroken Engels. Hij heeft gevraagd of zij met hem meewilde naar huis. Dit gebeurde en zij hebben seks gehad. De vrouw zei dat zij last had van zijn horloge dat in haar rug zou prikken, waarop hij zijn armband en horloge op haar verzoek af heeft gedaan. Op een gegeven moment zei ze dat ze zich niet lekker voelde en even naar de badkamer ging. Nadat het enige tijd stil bleef had hij in de gaten dat de vrouw de woning had verlaten. Hij bemerkte dat zij de Rolex, de gouden armband en € 1.100,- had meegenomen.
Op een wijnfles zijn dactyloscopische sporen van verdachte aangetroffen. Daarnaast is zij door een verbalisant herkend op camerabeelden van het wooncomplex van [naam aangever 3] en van het Gelderlandplein, waarop te zien is dat zij de rolstoel van aangever voortduwt.
Ten aanzien van feit 5
Op 21 februari 2018 heeft [naam 4] aangifte gedaan van diefstal uit zijn woning, gepleegd tussen 14 en 15 februari 2018. Hij verklaart dat hij in een café aan de praat raakte met een dame, die hem vroeg of ze een lift kon krijgen. Omdat aangever eerst zijn boodschappen thuis wilde brengen, zijn ze samen naar zijn woning gegaan; daar hebben zij cola gedronken. Aangever is rond 19.30 uur even naar boven gegaan. Toen hij weer beneden kwam heeft hij zijn cola opgedronken, waarna hij waarschijnlijk direct in slaap is gevallen. Hij ontwaakte de volgende ochtend pas om 08.00 uur. Hij voelde zich gaar en wazig en constateerde dat er twee mobiele telefoons, twee laptops, eau de toilette, contant geld, gouden ringen, een JBL box, een horloge, kleding en een gouden hanger waren weggenomen. Hij vermoedt dat de dame een drogerend middel in zijn colaglas heeft gedaan toen hij boven was.
Op een sigarettenpeuk zijn dactyloscopische sporen van verdachte aangetroffen.
Ten aanzien van feit 6
[naam aangever 1] heeft op 1 oktober 2018 aangifte gedaan van diefstal uit zijn woning. Hij verklaart dat hij op 27 september 2018 rond 16:00 uur met een vrouw aan de praat raakte. Zij vroeg of ze een foto mocht maken van zijn oldtimer Ferrari die in zijn garage staat. Eenmaal bij de garage aangekomen heeft [naam aangever 1] met de iPhone van de vrouw deze foto’s gemaakt. Omdat de vrouw ook naar de wc moest, ging ze met hem mee naar huis; daar hebben zij samen wijn gedronken. [naam aangever 1] verklaart dat hij zich opeens niet goed voelde. Hij verklaart dat hij alles wel kon zien, maar dat hij zich niet meer kon bewegen. Hij heeft het vermoeden dat de vrouw iets in zijn drankje heeft gedaan. Hij zag dat de vrouw kastjes aan het doorzoeken was Aangever was verdoofd en kon niets doen. Toen hij ontwaakte was het 01.30 uur. Hij constateerde dat er € 180,-, aftershave en twee horloges waren weggenomen.
Op camerabeelden wordt gezien dat de vrouw het wooncomplex verlaat. De vrouw op de beelden wordt door verbalisant herkend als verdachte. Op de door [naam aangever 1] op zijn bank aangetroffen iPhone, die de vrouw heeft achtergelaten in de woning, staan foto’s van de vrouw bij de auto van [naam aangever 1] . De vrouw op de foto’s wordt door verbalisanten herkend als verdachte. Uit het dossier volgt dat onder [naam kennis] een Rolex in beslag is genomen, waarvan de zoon van [naam aangever 1] heeft verklaard dat hij het horloge herkent als het horloge van zijn vader. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij het horloge van [naam aangever 1] aan [naam kennis] cadeau heeft gegeven omdat hij haar in moeilijke tijden geld had geleend.
Ten aanzien van feit 7
Op 3 oktober 2018 heeft [naam 2] aangifte gedaan van diefstal uit zijn woning, op diezelfde dag gepleegd. Hij verklaart dat hij omstreeks 14:30 uur met een vrouw aan de praat raakte. De vrouw vroeg of ze een glas water bij hem mocht drinken. Eenmaal in de woning werd er uiteindelijk whisky en likeur gedronken. Het volgende moment dat aangever zich herinnert, is dat hij om 20.30 uur wakker werd. De vrouw was weg. Hij ontdekte dat twee horloges, zijn ringen en een contant geldbedrag van € 6.000,- tot € 8.000- waren gestolen.
In een aanvulling op zijn aangifte verklaart [naam 2] dat hij zich na het eerste glas whisky lichtelijk bedwelmd voelde en dat hij de glazen niet continu in het zicht heeft gehad. Hij geeft aan dat hij zich versuft voelde en dat hij zich kan herinneren dat de vrouw een glas aan zijn mond zette. Hij verklaart dat hij verder een set gouden manchetknopen mist en een fles eau de toilette.
Op camerabeelden van de woontoren waar aangever woonachtig is, is te zien dat [naam 2] samen met verdachte om 13.22 uur de woontoren betreedt en dat verdachte om 17.11 uur zelf het gebouw uitloopt. Op één van de glazen is een dactyloscopisch spoor van verdachte aangetroffen.
De whiskyglazen zijn onderzocht door het NFI. In de bemonsteringen van beide glazen zijn sporen van diazepam aangetroffen.
4.3.2.
Betrouwbaarheid van de verklaringen
De rechtbank acht de verklaringen van aangevers betrouwbaar, nu zij allen gedetailleerd en helder verklaren. De rechtbank volgt de verdediging niet in het betoog dat hun verklaringen ingekleurd zouden kunnen zijn door schaamte en daarom niet betrouwbaar moeten worden geacht. Als er al sprake zou zijn van enige schaamte bij aangevers, zou dit hen juist eerder belemmeren in het doen van aangifte, hetgeen niet het geval is geweest. Hoewel de aangevers elkaar geen van alle lijken te kennen, leggen zij allemaal onafhankelijk van elkaar een sterk overeenkomende verklaring af. Zij verklaren allemaal dat zij met een Engelssprekende vrouw in gesprek raakten en dat er uiteindelijk bij aangevers thuis wat wordt gedronken. In zes van de zeven gevallen werden aangevers uren later verward wakker en kwamen zij tot de ontdekking dat zij zijn bestolen. De zevende aangever, die niet mobiel is vanwege het feit dat hij in een rolstoel zat, merkte al snel dat de vrouw zonder mededeling zijn woning had verlaten. Alle aangevers missen waardevolle goederen. Niet is gebleken dat verdachten voorafgaand aan hun aangiftes onderling contact hebben gehad met elkaar om hun verklaringen op elkaar af te stemmen. Door deze sterke overeenkomsten en door het feit dat hun verklaringen allemaal worden ondersteund door camerabeelden en/of DNA- en/of dactyloscopische sporen die verdachte telkens in de woningen van aangevers plaatsen, twijfelt de rechtbank niet aan het waarheidsgehalte van de verklaringen en stelt de rechtbank vast dat er ten aanzien van alle aangiftes sprake is van onweerlegbaar steunbewijs.
4.3.3.
Diefstal (met geweld)
De verklaring van verdachte dat zij slechts voor prostitutiewerkzaamheden bij aangevers op bezoek was en dat zij als tegenprestatie wel eens dure goederen kreeg, acht de rechtbank daarentegen niet geloofwaardig. Zo heeft verdachte verklaard dat zij van [naam aangever 2] een iPhone heeft gekregen. Ook zou het horloge van aangever [naam aangever 1] door hem zelf bij haar zijn omgedaan en heeft ze het gehouden toen hij niet meer opendeed en hij haar nog niet betaald had. Deze verklaringen worden nergens door ondersteund en zijn naar het oordeel van de rechtbank volstrekt onaannemelijk. De rechtbank acht het zeer onwaarschijnlijk dat dergelijke goederen, die een hoge waarde vertegenwoordigen en door de eigenaar dagelijks worden gebuikt, aan iemand worden gegeven die men pas net heeft ontmoet. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de stukken in het dossier vast staat dat verdachte zich ten aanzien van deze goederen schuldig heeft gemaakt aan diefstal, nu zij zich deze goederen wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Ten aanzien van de feiten 1 en 7 staat vast dat sporen van benzodiazepinen/diazepam zijn aangetroffen in respectievelijk de urine van [naam 1] en de whiskyglazen die door [naam 2] en verdachte zijn gebruikt. Dat de raadsman heeft aangevoerd dat de aangetroffen benzodiazepinen in de urine van [naam 1] kan worden verklaard door het medicatiegebruik van [naam 1] , die het geneesmiddel Zopiclon slikt. Die stelling wordt door de rechtbank verworpen, nu Zopiclon weliswaar inwerkt op dezelfde receptor als benzodiazepinen, maar op moleculair niveau geen benzodiazepine is maar een non-benzodiazepine, waardoor gebruik van dit medicijn niet tot een positieve test voor benzodiazepine kan leiden. Dit in tegenstelling tot diazepam.
Het NFI heeft gerapporteerd dat diazepam (een benzodiazepine) een kalmerende, slaapverwekkende en spierverslappende werking heeft, die tevens duizeligheid en geheugenverlies kan veroorzaken en dat ouderen kunnen vallen door sufheid, ook bij een lage dosering.
Op grond van artikel 81 van het Wetboek van Strafrecht wordt het toedienen van een dergelijk middel als een vorm van geweld beschouwd, nu aangevers hierdoor in een staat van bewusteloosheid of onmacht zijn gebracht, waardoor de fysieke macht tot weerstand is gebroken. De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de feiten 1 en 7 het tenlastegelegde geweldsaspect kan worden bewezen.
4.3.4.
Schakelbewijs
De rechtbank ziet sterke overeenkomsten in de modus operandi van verdachte, die terug te vinden is in de verschillende aangiftes. Alle aangevers zijn mannen op leeftijd die door verdachte worden aangesproken en worden bewogen haar mee naar hun huis te nemen en iets (alcoholisch) te drinken. Hoewel er maar ten aanzien van twee feiten kan worden aangetoond dat er diazepam is toegediend, verklaren alle slachtoffers (met uitzondering van [naam aangever 3] , waar geweld geen onderdeel uitmaakt van de tenlastelegging) over klachten die naadloos passen bij de inname van diazepam, zoals door het NFI gerapporteerd is en hierboven is omschreven.
De rechtbank neemt hierbij in overweging dat door aangever [naam 3] is gezien dat verdachte whisky uit haar eigen glas overschonk in zijn glas en dat zij [naam 3] vervolgens uit dat glas liet drinken. De rechtbank acht het zeer aannemelijk dat verdachte de diazepam eerst met haar eigen drank heeft gemixt, voordat zij dit aangevers toediende. Dit verklaart ook waarom er ten aanzien van feit 7 ( [naam 2] ) twee glazen zijn aangetroffen met sporen van Diazepam. De rechtbank heeft op basis van de stukken in het dossier de overtuiging dat verdachte de aangevers heeft bedwelmd om ze te bestelen. Hoewel er slechts ten aanzien van twee feiten goederen uit de aangiftes zijn gevonden die terug te leiden zijn naar verdachte, hebben aangevers allemaal verklaard geld, horloges, sierraden en andere goederen van waarde te missen na het bezoekje van verdachte.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat het bewijsmateriaal ten aanzien van de verschillende punten op essentiële onderdelen zodanig belangrijke overeenkomsten vertoont, dat sprake is van een herkenbaar specifiek patroon in het gedrag van verdachte ten aanzien van deze feiten.
Volgens vaste jurisprudentie kunnen aangiftes van andere slachtoffers als schakelbewijs in de zaak van een ander slachtoffer worden gebruikt, indien er sprake is van een specifieke modus operandi die in de onderscheiden gevallen in overwegende mate overeenkomt, indien er in die andere zaak naast de aangifte sprake is van voldoende sterk steunbewijs. Dit steunbewijs betreft in alle feiten camerabeelden en/of DNA- en/of dactyloscopische sporen die verdachte plaatsen in de woningen van aangevers.
Naar het oordeel van de rechtbank is aan voornoemde voorwaarden voor het gebruik van schakelbewijs dan ook voldaan en kunnen zodoende alle tenlastegelegde feiten worden bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 11 mei 2018 tot en met 12 mei 2018 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
 een horloge van het merk TW Steel en
 een horloge van het merk U Boat en
 een horloge van het merk Breitling
toebehorende aan [naam 1] , welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [naam 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het die [naam 1] drogeren door het toedienen van een hoeveelheid drogerende en/of kalmerende middelen verwerkt in een drankje;
2.
in de periode van 9 mei 2018 tot en met 10 mei 2018 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
 een cash geldbedrag van in totaal 38 euro en
 een ING betaalkaart en
 een Rabobank betaalkaart en
 een OV-kaart en
 een Univé verzekeringspas en
 een gepind geldbedrag van in totaal 25,95 euro
toebehorende aan [naam 3] , welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [naam 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het die [naam 3] drogeren door het toedienen van een hoeveelheid verdovende en/of kalmerende middelen verwerkt in een drankje;
3.
op 10 september 2018 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
 een Apple iPhone en
 een Louis Vuitton portemonnee en
 een geldbedrag van in totaal 150 euro en
 een rijbewijs en
 een Corum horloge
toebehorende aan [naam aangever 2] , welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [naam aangever 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het die [naam aangever 2] drogeren door het toedienen van een hoeveelheid verdovende en/of kalmerende middelen verwerkt in een drankje;
4.
zij op 11 augustus 2018 te Amsterdam
 een horloge van het merk Rolex en
 een gouden armband en
 een geldbedrag van in totaal 1100 euro
toebehorende aan [naam aangever 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
in de periode van 14 februari 2018 tot en met 15 februari 2018 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
 een smartphone met hoes van het merk Samsung (type S8) en
 een smartphone met hoes van het merk Samsung (type S6) en
 een laptop van het merk Toshiba en
 een laptop van het merk HP en
 een hanger en
 een horloge van het merk Seiko en
 een draagbare speaker van het merk JBL en
 gouden ringen en
 een winterjas en
 een trui en
 aftershave en
 een flesje eau de toilette van het merk Versace en
 een geldbedrag van in totaal 50 euro
toebehorende aan [naam 4] , welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [naam 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het die [naam 4] drogeren door het toedienen van een hoeveelheid drogerende en/of kalmerende middelen verwerkt in een drankje;
6.
in de periode van 27 september 2018 tot en met 28 september 2018 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
 een horloge van het merk Rolex en
 een horloge van het merk Ferrari en
 een geldbedrag van in totaal 180 euro en
 aftershave
toebehorende aan [naam aangever 1] , welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [naam aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het die [naam aangever 1] drogeren door het toedienen van een hoeveelheid drogerende en/of kalmerende middelen verwerkt in een drankje;
7.
op 3 oktober 2018 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
 gouden ringen en
 een horloge van een onbekend gebleven merk en
 een horloge van het merk Enox en
 een geldbedrag
toebehorende aan [naam 2] , welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [naam 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het die [naam 2] drogeren door het toedienen van een hoeveelheid drogerende en/of kalmerende middelen verwerkt in een drankje.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Als tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit en de rechtbank dan ook verzocht geen straf of maatregel aan verdachte op te leggen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich tussen 14 februari 2018 en 3 oktober 2018 schuldig gemaakt aan zeven diefstallen, waarvan er zes vooraf zijn gegaan door geweld jegens de slachtoffers door hen te bedwelmen. Verdachte heeft zich telkens op een geraffineerde wijze de woningen van haar slachtoffers ingepraat. Vervolgens zijn zij door verdachte bestolen, nadat zij door bedwelming buiten bewustzijn zijn geraakt en verdachte dus vrij haar gang kon gaan, op zoek naar geld, sieraden, dure horloges of andere waardevolle goederen. Dit zijn op zichzelf ernstige feiten, die naast financiële schade veel gevoelens van onmacht en onveiligheid en bovendien overlast bij de slachtoffers teweeg brengen. Dit klemt te meer nu verdachte kennelijk doelbewust (welgestelde) mannen op leeftijd (geboren tussen 1935 en 1951) heeft uitgekozen, waarvan één ook nog eens fysiek beperkt was door het feit dat hij in een rolstoel zat. Het heeft er alle schijn van dat zij hen heeft geselecteerd op leeftijd en omdat zij door de dure sieraden en horloges die door hen werden gedragen vermoedde dat er wat te halen viel voor haar. De door verdachte geselecteerde slachtoffers zijn aan te merken als kwetsbare personen. Om rustig haar gang te kunnen gaan, heeft verdachte zes van haar slachtoffers een slaapverwekkend, kalmerend middel toegediend, waardoor zij niet meer in staat waren om adequaat te reageren. Bij het zevende slachtoffer was bedwelming niet nodig, omdat hij in een rolstoel zat en om die reden al onvoldoende mobiel was om zich tegen het handelen van verdachte te kunnen weren. Door het bedwelmen van de slachtoffers heeft verdachte de gezondheid en de levens van de slachtoffers ernstig in gevaar gebracht, hetgeen gezien de leeftijd van de slachtoffers nog risicovoller is geweest. Verdachte heeft enkel oog gehad voor financieel gewin en heeft zich niet bekommerd om de gevolgen van haar handelen voor de slachtoffers, die op hun oude dag zijn geconfronteerd met angst en wantrouwen jegens anderen. Het handelen van verdachte getuigt van een diep gebrek aan respect voor haar slachtoffers. Tot slot heeft verdachte ernstig inbreuk gemaakt op het veiligheidsgevoel van de slachtoffers, dat zij juist in hun eigen woning moeten kunnen hebben.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat zij in het verleden eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het advies van Reclassering Nederland van 30 oktober 2018, opgesteld door L. Triki, waaruit volgt dat verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor haar gedrag en haar keuzes en dat zij geen probleembesef laat zien. De reclassering heeft de indruk dat er ten aanzien van het gedrag en de houding van verdachte sprake is geweest van gewoonte en gewenning, waarbij het initiatief om haar leven te verbeteren ontbreekt. Het risico op recidive wordt hoog ingeschat. De reclassering concludeert dat er vanuit de beschikbare informatie geen advies kan worden uitgebracht met oog op eventuele noodzaak van interventies of toezicht.
De rechtbank onderschrijft het beeld dat door de reclassering is geschetst. Verdachte lijkt zichzelf slechts als slachtoffer van haar situatie te zien, nu zij zichzelf door armoede en het feit dat zij geen opleiding heeft genoten genoodzaakt zag werkzaamheden te verrichten als prostituee. Ook is het de rechtbank ter terechtzitting gebleken dat verdachte geen enkele verantwoording neemt voor haar handelen. Op geen enkel moment heeft verdachte er blijk van gegeven zich ook maar bewust te zijn van hoe kwalijk haar handelen is. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Uit de Pro Justitia rapportage van psycholoog J.E.P. Kruikemeier van 7 december 2018 volgt dat er vanuit gedragskundig perspectief geen gronden zijn om een advies voor begeleiding, behandeling, interventies of voorwaarden in een strafrechtelijk kader uit te brengen. Er zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens van verdachte, waardoor geadviseerd wordt om de feiten indien bewezen volledig aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging gekeken of er aansluiting kan worden gevonden bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
Voor de diefstallen met geweld die hier aan de orde zijn is niet een afzonderlijk oriëntatiepunt geformuleerd. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de categorie ‘woningoverval met licht geweld’, die wordt bedreigd met een gevangenisstraf van 3 jaar. De zaken die hier aan de orde zijn, zijn daarmee te vergelijken. Verdachte is immers in bijzijn van de bewoners in hun woningen overgegaan tot diefstallen en heeft daarbij gebruik gemaakt van geweld doordat zij zes van de zeven slachtoffers heeft bedwelmd. De zaken onderscheiden zich van een standaard woningoverval, omdat het geweld niet is gebruikt om de woning binnen te dringen en ook minder fysiek van aard was.
Gelet op de oriëntatiepunten, de ernst van de feiten en de houding van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden en passend is.
Alles overziend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren passend en geboden.
9. Ten aanzien van de vorderingen van benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
9.1.
[naam 3] (feit 2)
De benadeelde partij [naam 3] stelt door het onder 2 tenlastegelegde € 392,75 aan materiële schade te hebben geleden. Dit heeft betrekking op – kort gezegd – het eigen risico dat hem ten gevolge van het voor hem uitgevoerde ambulancevervoer in rekening is gebracht, de kosten van het vervangen van passen, rijbewijs en (reserve)sleutels uit zijn gestolen portemonnee en het contant geld dat daarin zat alsmede wat door verdachte met zijn pinpas contactloos is betaald. Nu er reeds een bedrag van € 25,95 door de bank is vergoed, vordert benadeelde € 366,80 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De raadsman heeft vrijspraak bepleit, maar geen subsidiair standpunt ingenomen met betrekking tot de vordering. De gevorderde schadevergoeding is niet gemotiveerd betwist en zal daarom worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [naam 3] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
9.2.
[naam aangever 3] (feit 4)
De benadeelde partij [naam aangever 3] vordert € 6.000,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit heeft – kort gezegd – betrekking op de (vervangings)waarde van de Rolex en de gouden ketting en de € 1.300 aan contanten die door verdachte zijn gestolen.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 4 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De raadsman heeft vrijspraak bepleit, en zich (subsidiair) afgevraagd of de vordering wel door de heer [naam aangever 3] zelf is ingediend nu hij is overleden. Nu de heer [naam aangever 3] de vordering zelf heeft ingediend en pas nadien is overleden, gaat dit verweer niet op. Overigens heeft de verdediging geen standpunt ingenomen met betrekking tot de vordering. De gevorderde schadevergoeding is niet gemotiveerd betwist zal daarom worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [naam aangever 3] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
9.3.
[naam aangever 1] (feit 6)
De benadeelde partij [naam aangever 1] vordert € 2.780,- aan materiële schadevergoeding en € 2.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. De materiële schadevergoeding heeft betrekking op de vervangingswaarde van het Ferrari horloge, het contante geldbedrag en de eau de toilette die door verdachte zijn gestolen. De immateriële schade heeft betrekking op de psychische gevolgen van het feit op verdachte. Hij heeft als verlamd moeten toekijken hoe verdachte zijn woning leeghaalde en heeft zich erg machteloos gevoeld. Hij heeft stress en angst ervaren en is geruime tijd niet meer naar buiten geweest. Hij is het vertrouwen in de mensen kwijtgeraakt en brengt zijn oude dag angstig door.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 6 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De raadsman heeft vrijspraak bepleit, maar geen subsidiair standpunt ingenomen met betrekking tot de vordering. De gevorderde schadevergoeding is niet gemotiveerd betwist en zal daarom worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [naam aangever 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
9.4.
[naam 2] (feit 7)
De benadeelde partij [naam 2] vordert € 10.870,- aan materiële schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit ziet – kort gezegd – op de (vervangings)waarde van de sierraden en horloges en het contante geld dat verdachte heeft gestolen.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 7 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging de hoogte van het weggenomen geldbedrag betwist. In de aangifte was nog sprake van € 6.000,00 tot € 8.000,00, maar zonder nadere onderbouwing wordt thans het hoogste bedrag gevorderd. De gevorderde schadevergoeding tot een bedrag groot € 8.870,- niet voldoende gemotiveerd is betwist zal zij in zoverre worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Ten aanzien van het gestolen geldbedrag dat door verdachte zou zijn gestolen, heeft benadeelde in zijn aangifte een lager bedrag genoemd (te weten € 6.000,-) dan in zijn vordering. De rechtbank gaat dan ook uit van het lagere bedrag, nu de vordering ten aanzien van het meerdere onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden wat een onaanvaardbare vertraging zou opleveren. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [naam 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 57, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van de feiten 1, 2, 3, 5, 6 en 7:
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, meermalen gepleegd;
en ten aanzien van feit 4:
diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de
vordering van [naam 3], toe tot
€ 366,80(driehonderdzesenzestig euro en tachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van voldoening.
Wijst de
vordering van [naam aangever 3], toe tot
€ 6.000,- (zesduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van voldoening.
Wijst de
vordering van [naam aangever 1], toe tot
€ 4.780,-(vierduizendzevenhonderdtachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van voldoening.
Wijst de
vordering van [naam 2], toe tot
€ 8.870,-(achtduizendachthonderdzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij [naam 2] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Veroordeelt verdachte tot betaling van de toegewezen bedragen aan de benadeelde partijen voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de
verplichting op om de toegewezen bedragen aan de staat te betalen, ten behoeve van:
  • [naam 3] , € 366,80 (driehonderdzesenzestig euro en tachtig eurocent);
  • [naam aangever 3] , € 6.000,- (zesduizend euro);
  • [naam aangever 1] , € 4.780,- (vierduizendzevenhonderdtachtig euro) en
  • [naam 2] , € 8.870,- (achtduizendachthonderdzeventig euro).
Voornoemde bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van voldoening.
Bij gebreke van betaling en verhaal worden deze betalingsverplichtingen telkens vervangen door hechtenis van 1 (één) dag. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichtingen niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. F.W. Pieters en B.M. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.E. van der Burg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 april 2019.