Op 27 maart 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 23 december 2018 in Amsterdam werd aangehouden. Tijdens een doorzoeking van een woning werd de verdachte, die op dat moment alleen aanwezig was, betrapt met een pistool, 15 patronen, drie veiligheidsvesten, een aanzienlijke hoeveelheid hasj en contant geld. De tenlastelegging omvatte het voorhanden hebben van een vuurwapen, munitie, heling van veiligheidsvesten, het aanwezig hebben van hasj en witwassen van geld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de feiten die betrekking hebben op heling en witwassen, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich hieraan schuldig had gemaakt. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wel schuldig was aan het voorhanden hebben van het vuurwapen, de munitie en de hasj, mede op basis van zijn eigen bekentenis tijdens de zitting. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier maanden op, met aftrek van voorarrest, en motiveerde deze straf door de ernst van de feiten, vooral het voorhanden hebben van een vuurwapen, dat als zeer ernstig werd beschouwd. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, maar zag geen aanleiding om de straf te matigen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig tijdens de zitting.