ECLI:NL:RBAMS:2019:2679

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2019
Publicatiedatum
12 april 2019
Zaaknummer
13/654035-18 (A) + 13/689002-19 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak afpersing en veroordeling voor diefstal en bedreiging met gevangenisstraf

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 1 maart 2019 uitspraak gedaan in de zaken met parketnummers 13/654035-18 (A) en 13/689002-19 (B). De verdachte, geboren in 1995 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van afpersing, diefstal met geweld en bedreiging. Tijdens de zitting op 15 februari 2019 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De tenlastelegging omvatte onder andere bedreiging van twee personen op 27 november 2018 en diefstal van een broek van Primark op 2 december 2017.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de afpersing, maar heeft de diefstal en bedreiging bewezen verklaard. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging met de woorden "als ik morgen buiten kom, dan schiet ik een kogel door je kop" en "je kankermoeder gaat er ook aan" als ernstig werd ervaren door de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, waarbij rekening is gehouden met zijn strafblad en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft ook de ISD-maatregel overwogen, maar uiteindelijk besloten om deze niet op te leggen, gezien de omstandigheden van de verdachte en zijn Italiaanse nationaliteit, waardoor hij geen aanspraak kan maken op sociale voorzieningen in Nederland. De rechtbank heeft de in beslag genomen voorwerpen, waaronder een mes en een telefoon, behandeld in de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/654035-18 (A) + 13/689002-19 (B)
Datum uitspraak: 1 maart 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] ( [geboorteland 1] ) op [geboortedag 1] 1995,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 februari 2019.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. F.E.A. Duyvendak, en van wat de raadsman van verdachte, mr. C.A.J.M. Starmans, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van wat de deskundige R. Nuyens van Reclassering Inforsa ter terechtzitting naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Ten aanzien van zaak A:
Afpersing dan wel diefstal met geweld, van [persoon 1] en [persoon 2] met behulp van een mes op 29 maart 2018;
Diefstal van een broek van Primark op 2 december 2017;
Ten aanzien van zaak B:
Bedreiging van [persoon 3] en [persoon 4] op 27 november 2018.
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Vrijspraak van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsman, niet bewezen hetgeen in zaak A onder 1 is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het in zaak A onder 2 en het in zaak B ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van de in zaak B ten laste gelegde bedreiging “you ma pang pang”, nu deze hooguit als beledigend kan worden ervaren, maar niet als bedreigend.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde heeft hij zich op het standpunt gesteld dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het bewijs is immers niet overtuigend genoeg om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Zo is door de functionarissen van de parketpolitie aangifte gedaan in overleg met de zaaksofficier van justitie en het is de vraag of aangevers zich dan ook daadwerkelijk bedreigd voelden.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het in zaak A onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Namens Primark is aangifte gedaan van diefstal en verdachte heeft het feit bekend.
Ook het in zaak B ten laste gelegde acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen. Functionarissen van de parketpolitie hebben aangifte gedaan van bedreiging door verdachte. Dat zij dit hebben gedaan na overleg met de zaaksofficier van justitie doet niets af aan de aard van de bedreiging en de strafwaardigheid daarvan. Het is immers niet ongebruikelijk dat door overheidsfunctionarissen en verbalisanten eerst overleg wordt gevoerd met een officier van justitie over de vraag in hoeverre een aangifte al dan niet zinvol is. Verdachte zal wel worden vrijgesproken van de ten laste gelegde bedreiging “you ma pang pang” (in het Surinaams: de kut van je moeder). Het schelden met deze woorden is weliswaar zeer beledigend, maar niet bedreigend in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde:
hij op 2 december 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een broek, toebehorende aan Primark;
Ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde:
op 27 november 2018 te Amsterdam [persoon 3] en [persoon 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door voornoemde [persoon 3] en [persoon 4] dreigend de woorden toe te voegen: “als ik morgen buiten kom, dan schiet ik een kogel door je kop” en “je kankermoeder gaat er ook aan”.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten en de strafbaarheid van verdachte

De bewezenverklaarde feiten zijn strafbaar. Ook kan verdachte worden verweten dat hij deze feiten heeft gepleegd.

7.Motivering van de straf en maatregel

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat aan verdachte voor de door hem in zaak A onder 2 en in zaak B bewezen geachte feiten de maatregel tot plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar zal worden opgelegd
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 21 januari 2019. Hieruit blijkt dat hij al meerdere keren voor belediging en bedreiging tegen politieambtenaren is veroordeeld.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van een reclasseringsadvies van GGZ Fivoor Haarlem van 1 juni 2018. Hieruit blijkt dat verdachte, afkomstig uit [geboorteland 1] en opgegroeid in Italië, in 2015 naar Nederland is gekomen omdat hij een beter leven wilde opbouwen voor zichzelf. Hier is echter niets van terecht gekomen: hij heeft geen woning, geen vrienden en geen inkomen. Hij gebruikt overmatig drugs en steelt om in zijn levensonderhoud en drugsgebruik te kunnen voorzien. Verdachte wil graag een ander leven, maar weet niet waar te beginnen. Hij wil hulp, maar krijgt dit naar zijn zeggen niet aangeboden. Dit komt mede door zijn Italiaanse nationaliteit, waardoor hij in Nederland geen gebruik kan maken van sociale voorzieningen. Het zelf bekostigen van zorg is voor hem niet mogelijk. Verdachte is in korte tijd een zeer actieve veelpleger geworden en komt dan ook in aanmerking voor de ISD-maatregel. Gezien de slechte maatschappelijke integratie, onduidelijke emotionele problematiek en de nog altijd actuele verslavingsproblematiek ziet Fivoor een hoge kans op recidive bij verdachte. Daarnaast ziet Fivoor dat het hem niet is gelukt om in Nederland een zelfstandig bestaan op te bouwen. Een terugkeer naar het land van herkomst met hierbij de nodige ondersteuning vanuit de ISD-afdeling is wellicht een betere optie voor verdachte, zeker nu hij zelf ook aangeeft dat hij hier niet wil blijven. Fivoor adviseert dan ook de onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
Ten slotte heeft de rechtbank kennisgenomen van een brief van Tactus Verslavingszorg van
3 januari 2019. Hieruit blijkt dat men niet kon voldoen aan het verzoek om de rapportage te ‘updaten’. Ondanks gesprekken met de casemanager en de mentor van verdachte in de penitentiaire inrichting, bleek verdachte niet bereid met de reclassering in gesprek te gaan. Men blijft dan ook achter voornoemd advies van 1 juni 2018 staan en adviseert de onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal en bedreiging. Dit zijn vervelende feiten met nare gevolgen voor de betrokkenen. Zo lijdt de winkelier verlies en ontstaat er bij ontdekking van een winkeldiefstal vaak een hoop onrust en overlast in en rondom de winkel. Ten aanzien van de bedreiging hebben de betrokken functionarissen aangegeven geschrokken te zijn door het gedrag en de woorden van verdachte.
De officier van justitie heeft oplegging van de ISD-maatregel gevorderd. De ISD-maatregel is enerzijds bedoeld om personen te helpen en te begeleiden bij het oplossen van allerhande problematiek. Deze problematiek is vaak meervoudig en kan zien op overmatig middelengebruik, een negatief sociaal netwerk of (een gebrek aan) huisvesting en dagbesteding. Anderzijds is de maatregel bedoeld om de maatschappij te beschermen tegen deze personen, omdat zij, door de vele delicten die zij plegen, veel overlast veroorzaken. Ten aanzien van verdachte kan worden vastgesteld dat hij aan de formele vereisten voldoet om de ISD-maatregel op te leggen. Zo is sprake van middelenafhankelijkheid en heeft hij geen woning, vrienden, dagbesteding of inkomen. Ook kan hij worden aangemerkt als een stelselmatige dader op grond van de hoeveelheid aan strafbare feiten die hij heeft gepleegd. Echter, inzoomend op zijn strafblad constateert de rechtbank dat verdachte voornamelijk is veroordeeld voor overtreding van een aan hem uitgereikt gebiedsverbod. Ondanks het feit dat een gebiedsverbod niet zomaar wordt uitgereikt, kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte daadwerkelijk veelvuldig zodanige overlast veroorzaakt voor de maatschappij dat dit oplegging van de ISD-maatregel noodzakelijk maakt. Daarbij komt dat de ISD-maatregel verdachte weinig perspectief biedt. Verdachte zou binnen de ISD-maatregel wellicht kunnen worden geholpen met zijn middelenproblematiek, maar omdat hij in het bezit is van de Italiaanse nationaliteit kan hij in Nederland geen aanspraak maken op (alle) sociale voorzieningen, waardoor hem na afloop van de ISD-maatregel nog steeds geen basis kan worden geboden voor een delictvrij bestaan. Op grond van deze omstandigheden zal de rechtbank aan verdachte niet de ISD-maatregel opleggen, maar de zaak afdoen met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Beslag – Onttrekking aan het verkeer
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1
STK Mes Kl: bruin
vouwmes
5551189
1
STK Zaktelefoon Kl: zwart
SAMSUNG S8
5551188
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven vouwmes, dat aan verdachte toebehoort, dient onttrokken te worden aan het verkeer en is daarvoor vatbaar, aangezien dit voorwerp is aangetroffen in het onderzoek naar het misdrijf waarvan verdachte wordt verdacht, terwijl dit voorwerp kan dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De inbeslaggenomen telefoon behoort niet aan verdachte toe. Dit voorwerp zal dan ook worden teruggegeven aan de rechthebbende, [persoon 1] .

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36d, 63, 285 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak A onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 2 en in zaak B ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 bewezenverklaarde:
Diefstal.
Ten aanzien van het in zaak B bewezenverklaarde:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
3 (drie) weken.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1
STK Mes Kl: bruin
vouwmes
5551189
Gelast de teruggaveaan
[persoon 1], geboren op [geboortedag 2] 1995 te [geboorteplaats 2] ([geboorteland 2]), wonende op het adres [adres] van:
1
STK Zaktelefoon Kl: zwart
SAMSUNG S8
5551188
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. P.L.C.M. Ficq en M.C.M. Hamer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.P. Terwindt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 maart 2019.
[...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]