In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 maart 2019 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het vervaardigen en verspreiden van een filmpje waarop seksuele gedragingen met een minderjarige te zien zijn. De verdachte, geboren in 1995, heeft in de periode van 20 tot 21 februari 2016 in Hoofddorp een filmpje gemaakt van een 12-jarig meisje, waarbij seksuele handelingen plaatsvonden. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W.J. de Graaf, en de verdediging van de raadsman, mr. S.V. Ramdihal. De rechtbank oordeelde dat het medeplegen niet bewezen was, maar dat de verdachte wel schuldig was aan het vervaardigen en verspreiden van het filmpje. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee dagen en een taakstraf van 60 uur. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte onder bewind staat en niet zelfstandig kan beschikken over zijn vermogen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak, wat in strafmatigende zin is meegewogen. De rechtbank heeft besloten dat de telefoon van de verdachte, waarop het filmpje stond, moet worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, de bewindvoerder van de verdachte.