ECLI:NL:RBAMS:2019:2677

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2019
Publicatiedatum
12 april 2019
Zaaknummer
13/650139-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vervaardigen en verspreiden van seksuele beelden van een minderjarige

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 maart 2019 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het vervaardigen en verspreiden van een filmpje waarop seksuele gedragingen met een minderjarige te zien zijn. De verdachte, geboren in 1995, heeft in de periode van 20 tot 21 februari 2016 in Hoofddorp een filmpje gemaakt van een 12-jarig meisje, waarbij seksuele handelingen plaatsvonden. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W.J. de Graaf, en de verdediging van de raadsman, mr. S.V. Ramdihal. De rechtbank oordeelde dat het medeplegen niet bewezen was, maar dat de verdachte wel schuldig was aan het vervaardigen en verspreiden van het filmpje. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee dagen en een taakstraf van 60 uur. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte onder bewind staat en niet zelfstandig kan beschikken over zijn vermogen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak, wat in strafmatigende zin is meegewogen. De rechtbank heeft besloten dat de telefoon van de verdachte, waarop het filmpje stond, moet worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, de bewindvoerder van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/650139-16
Datum uitspraak: 1 maart 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 7 september 2018 en 15 februari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W.J. de Graaf, en van wat de raadsman van verdachte, mr. S.V. Ramdihal, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van wat mr. E. Janssen namens de benadeelde partij [persoon] naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
het vervaardigen/in bezit hebben van een filmpje waarop seksuele gedragingen met een minderjarige, [persoon] , zijn te zien, in de periode van 20-21 februari 2016 te Hoofddorp;
het verspreiden van voornoemd filmpje in de periode van 20-21 februari 2016 te Hoofddorp.
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Hij heeft hierbij verwezen naar de bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde geen sprake is van medeplegen en dat verdachte niet heeft gezegd “pak haar (dan)”. Verdachte heeft gezegd “fakka” en “fakka dan” wat betekent “wat doe je dan”. Van deze onderdelen dient verdachte daarom te worden vrijgesproken. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Met de raadsman acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde medeplegen niet bewezen, nu het dossier geen aanknopingspunten bevat voor het oordeel dat verdachte het filmpje in samenwerking met iemand anders heeft gemaakt. Ook kan niet worden vastgesteld dat verdachte tijdens het filmen zou hebben geroepen “pak haar (dan)”. Verdachte zal daarom van deze onderdelen worden vrijgesproken. Voor het overige acht de rechtbank het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
in de periode van 20 februari 2016 tot en met 21 februari 2016 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer afbeeldingen – te weten één film – van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt is betrokken, heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad, welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven – bestonden uit:
Een film (proces-verbaal 2016.041.555 pagina 80)
Te zien is dat er op een muur een lichtknop wordt aangedrukt en hierna een deur wordt geopend en dat zich achter deze deur een badkamer bevindt. Aan de rechterzijde bevindt zich een zwart badkamermeubel en aan de achterzijde over de gehele breedte een bad. Te zien is dat een meisje op het badkamermeubel zit. Zij zit links naast de wastafel met haar benen over de rand van het badkamermeubel. Voor haar staat een jongen, hij staat met zijn lichaam tussen de benen van het meisje en met zijn gezicht naar haar gezicht toe. Het meisje draait hierbij haar hoofd weg achter de linkerschouder van de jongen. Te zien is dat het meisje een handdoek pakt welke rechts naast haar ligt en zij houdt deze voor haar gezicht. De jongen steekt twee vingers op naar de filmer en toont een lach. Het meisje trekt haar linkerbeen iets omhoog. Hierdoor is te zien dat de jongen die voor haar staat een erectie heeft. Zijn penis wijst in de richting van de vagina van het meisje. Het meisje is gekleed in een zwarte trui met capuchon en zij draagt zwarte sokjes. Haar benen zijn bloot. Haar blonde haar zit in een staart welke zij rechts langs haar gezicht draagt. De jongen is gekleed in een grijs T-shirt, hij draagt een zwarte boxershort met een witte rand. Deze boxershort is naar beneden tot op zijn enkels. Hierdoor is zijn onderlijf ontbloot. De jongen heeft zwart kort haar en een lichte huidskleur;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
in de periode van 20 februari 2016 tot en met 21 februari 2016 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, afbeeldingen – te weten één film – van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt is betrokken, heeft verspreid, welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven – bestonden uit:
Een film (proces-verbaal 2016.041.555 pagina 80)
Te zien is dat er op een muur een lichtknop wordt aangedrukt en hierna een deur wordt geopend en dat zich achter deze deur een badkamer bevindt. Aan de rechterzijde bevindt zich een zwart badkamermeubel en aan de achterzijde over de gehele breedte een bad. Te zien is dat een meisje op het badkamermeubel zit. Zij zit links naast de wastafel met haar benen over de rand van het badkamermeubel. Voor haar staat een jongen, hij staat met zijn lichaam tussen de benen van het meisje en met zijn gezicht naar haar gezicht toe. Het meisje draait hierbij haar hoofd weg achter de linkerschouder van de jongen. Te zien is dat het meisje een handdoek pakt welke rechts naast haar ligt en zij houdt deze voor haar gezicht. De jongen steekt twee vingers op naar de filmer en toont een lach. Het meisje trekt haar linkerbeen iets omhoog. Hierdoor is te zien dat de jongen die voor haar staat een erectie heeft. Zijn penis wijst in de richting van de vagina van het meisje. Het meisje is gekleed in een zwarte trui met capuchon en zij draagt zwarte sokjes. Haar benen zijn bloot. Haar blonde haar zit in een staart welke zij rechts langs haar gezicht draagt. De jongen is gekleed in een grijs T-shirt, hij draagt een zwarte boxershort met een witte rand. Deze boxershort is naar beneden tot op zijn enkels. Hierdoor is zijn onderlijf ontbloot. De jongen heeft zwart kort haar en een lichte huidskleur;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.De strafbaarheid van de feiten en de strafbaarheid van verdachte

De bewezenverklaarde feiten zijn strafbaar. Ook kan verdachte worden verweten dat hij deze feiten heeft gepleegd.

6.Motivering van de straffen

6.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee dagen, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van tachtig uur, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van veertig dagen.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gewezen op het tijdsverloop, het advies van de reclassering en het feit dat dit geen reguliere kinderpornozaak betreft. De raadsman heeft verzocht een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 23 januari 2019. Hieruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 8 februari 2018. Hieruit blijkt dat op basis van het strafblad van verdachte geen sprake is van een delictpatroon. Ondanks het feit dat het de reclassering onduidelijk blijft wat precies ten grondslag heeft gelegen aan het ten laste gelegde kan niet worden uitgesloten dat mogelijk sprake is geweest van groepsdruk. In het verleden leidde dat eerder tot delictgedrag. Ook heeft verdachte – bij bewezenverklaring – geen rekening gehouden met de gevolgen voor het slachtoffer. Dit kan te wijten zijn aan zijn cognitieve beperking, waardoor verdachte de gevolgen moeilijk overziet. Ook kan sprake zijn van antisociaal gedrag, kijkend naar zijn gedragingen in het verleden. Ondanks een turbulent verleden heeft een positieve ontwikkeling plaatsgevonden en verdachte wil werken aan zijn zelfstandigheid en toekomst. Hij heeft dagbesteding en woont zelfstandig, maar wordt begeleid in praktische zaken en heeft een bewindvoerder. Er is geen sprake van schulden of middelengebruik.
De reclassering ziet geen reden om ten aanzien van verdachte het jeugdstrafrecht toe te passen. Er is weliswaar sprake van een lichte verstandelijke beperking, maar verdachte heeft eerder onder toezicht gestaan van Reclassering Nederland en beslist dat hij niet wilde meewerken. Bovendien woont verdachte niet meer thuis en hij is dan ook niet gevoelig voor een pedagogische aanpak. De reclassering ziet onvoldoende ontvankelijkheid en/of aanknopingspunten voor forensische hulpverlening. Zo kunnen geen risicofactoren worden verbonden met het delictgedrag en er kan dan ook geen plan van aanpak worden opgesteld om het recidiverisico te verminderen. Bovendien kan het recidiverisico, mede gelet op de ontkennende verklaring van verdachte, niet worden ingeschat. De reclassering ziet dan ook geen meerwaarde in (het opleggen van) bijzondere voorwaarden. Het risico op onttrekking aan eventueel op te leggen voorwaarden wordt ingeschat als laag/gemiddeld en het risico op letselschade kan niet worden bepaald. De reclassering vindt het, gelet op de positieve ontwikkeling die verdachte heeft doorgemaakt, onwenselijk als een gevangenisstraf wordt opgelegd, omdat hij in dat geval zijn baan en zelfstandige huisvesting verliest. De reclassering adviseert dan ook aan verdachte, ondanks de contra-indicatie daartoe (namelijk dat hij wordt verdacht van een zedenmisdrijf), een werkstraf op te leggen.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het maken van een filmpje waarop ontuchtige handelingen met een minderjarige zijn te zien. Zijn medeverdachte, [medeverdachte] , had immers seks met het slachtoffer in de badkamer van een hotelkamer, waar verdachte al filmend naar binnen liep. Vervolgens heeft verdachte dit filmpje naar zowel [medeverdachte] als het slachtoffer doorgestuurd. Daarmee heeft hij dit filmpje ook verspreid. Dat het filmpje vervolgens veelvuldig werd gedeeld en de verspreiding ervan een vlucht nam, kan weliswaar niet volledig op het conto van verdachte worden geschreven, maar hij is hier, minst genomen, deels verantwoordelijk voor. Bovendien is door (de verspreiding van) het filmpje de persoonlijke integriteit van het slachtoffer in ernstige mate aangetast, doordat veel mensen in haar omgeving (op school en in de buurt) het filmpje doorgestuurd hebben gekregen en/of hebben gezien. De rechtbank rekent dit verdachte aan en hij moet daarvoor worden gestraft. De rechtbank houdt verder rekening met het reclasseringsadvies van 8 februari 2018, waaruit blijkt dat bij verdachte een positieve ontwikkeling heeft plaatsgevonden en dat hij werkt aan zijn toekomst. Zo heeft hij dagbesteding en woont hij zelfstandig. Net als de reclassering vindt de rechtbank het onwenselijk als aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan het voorarrest wordt opgelegd. Hierbij speelt mee dat het feit lang geleden is gepleegd (waarover hierna meer) en dat verdachte sindsdien niet meer met justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank zal dan ook aan verdachte, naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest, een taakstraf opleggen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Overschrijding redelijke termijn
In artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt geldt dat een strafzaak bij de rechtbank dient te zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaar nadat die redelijke termijn is aangevangen. Verdachte is op 20 april 2016 aangehouden en in verzekering gesteld. Dit vonnis wordt gewezen op 1 maart 2019, meer dan tien maanden buiten de gestelde termijn van twee jaar. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die deze overschrijding rechtvaardigen. De rechtbank zal bij de strafoplegging dan ook in strafmatigende zin rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Beslag – Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
1
STK Zaktelefoon KL: grijs
APPLE iPhone
5174051
Het voorwerp behoort aan verdachte toe. Op deze telefoon heeft het bewuste filmpje gestaan waarmee het in zaak A onder 2 en 3 bewezenverklaarde is gepleegd, op grond waarvan de officier van justitie de verbeurdverklaring ervan heeft gevorderd. De rechtbank gaat hier echter niet in mee. Het strekt namelijk te ver om een complete telefoon op grond van één enkel filmbestand verbeurd te verklaren. De telefoon zou dan ook, na verwijdering van het desbetreffende filmpje door de politie, in beginsel aan verdachte kunnen worden teruggegeven, ware het niet dat hij onder bewind staat. Hij heeft dan ook geen zelfstandige beschikkingsmacht over zijn vermogen, waar zijn telefoon onder valt. De telefoon moet dan ook worden teruggegeven aan de bewindvoerder van verdachte, maar de rechtbank weet niet wie dat is. De rechtbank beslist dan ook dat de telefoon moet worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, de bewindvoerder, aan wie de telefoon, na verwijdering van het desbetreffende filmpje door de politie, kan worden teruggegeven.
Ten aanzien van de benadeelde partij [persoon]
De benadeelde partij [persoon] vordert € 20.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is ingediend tegen verdachte. Het is echter gebleken dat verdachte ten tijde van het instellen van de vordering onder bewind stond en dat is ook nu nog het geval. Het feit dat hij onder bewind staat, maakt dat hij niet zelfstandig kan beschikken over enig vermogen dat hij bezit. Hij is dan ook procesonbevoegd. Dit betekent dat een vordering niet tegen verdachte kan worden ingesteld, maar dat deze moet zijn gericht aan zijn bewindvoerder. Nu dit niet is gebeurd, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57 en 240b van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Het vervaardigen en in bezit hebben van een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt is betrokken.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Het verspreiden van een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
60 (zestig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 (dertig) dagen.
Gelast de bewaringten behoeve van de rechthebbende (de bewindvoerder van verdachte) van:
1
STK Zaktelefoon KL: grijs
APPLE iPhone
5174051,
en bepaalt dat de telefoon slechts kan worden teruggegeven na verwijdering van het filmpje ten aanzien waarvan het in zaak A onder 2 en 3 bewezenverklaarde is begaan.
Verklaart niet-ontvankelijkde benadeelde partij [persoon] in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. P.L.C.M. Ficq en M.C.M. Hamer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.P. Terwindt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 maart 2019.
[...]